woensdag 29 februari 2012

Niet "Wie gaat de PvdA leiden", maar wat gaat de PvdA doen?


Wie de PvdA gaat leiden is eigenlijk een volslagen oninteressante vraag voor al die mensen die zich niet verbonden hebben aan de PvdA. Het is een overschatting van de rol en mogelijkheden van de politiek. Interessanter is hoe de PvdA echt een rol kan kiezen om Nederland zichzelf weer te laten vormen. Dat gaat niet om marktwerking versus overheid. Er zit een hoop tussenin.

Marktwerking zorgt bij individuele keuzen voor de beste verdeling. De representatieve democratie zorgt bij puur collectieve keuzen zoals de hoogte van de belastingen voor een betere keuze (hoewel de ruimte om de belasting te verhogen beperkt wordt door belastingconcurrentie van landen, toenemende ontduiking bij te hoge belastingen en afnemende economische activiteit bij belasting die vooral ingezet wordt voor herverdeling). Bij de discussies over de zorg worden deze twee vormen: democratie versus marktwerking tegenover elkaar gezet. In werkelijkheid is dat een grove versimpeling van de werkelijkheid. Het concept van associatieve democratie zou hierbij kunnen helpen.

De representatieve democratie gaat ervan uit dat groepen burgers het beste gerepresenteerd kunnen worden door mensen die hen kennen en vertegenwoordigen en namens hen in de positie zijn gezet om te overleggen en te onderhandelen over bepaalde problemen. Dat was de vorige eeuw buitengewoon succesvol. Steeds vaker is de schaal zo groot geworden dat op het niveau van representatie (bijvoorbeeld de Tweede Kamer) geen oplossingen mogelijk zijn. Neem een probleem van verslaving of van gebrekkige inburgering. Je kunt werken met geboden, verboden of ergens geld tegenaan gooien, maar het probleem is niet oplosbaar op de schaal van Nederland. Ook andere zaken zijn eigenlijk te ingewikkeld: denk aan langer doorwerken (je kunt de AOW-leeftijd verhogen, maar nu al werken veel mensen niet tot hun 65e).

Toch is het idee om iedereen het dan zelf te laten regelen niet bevredigend. Dan is de macht van het geld doorslaggevend. Ook representatie is niet bevredigend omdat de vertegenwoordigers nu eenmaal kennis en ervaring missen die de mensen zelf bezitten.

Het idee van de associatieve democratie is dat het menselijk welzijn en vrijheid beide het best zijn gediend wanneer zoveel mogelijk in een samenleving wordt beheerd door vrijwillige en democratisch zelfbestuurde verenigingen (wikipedia). Associatieve democratie zoekt hoe verantwoordelijkheden en bevoegdheden geregeld kunnen worden -  zonder alles van bovenaf te regelen - door democratische associaties. Idee is dat burgers meer kunnen en weten dan hun vertegenwoordigers, bijvoorbeeld door specifieke kennis over hun wijk, hun ziekte, hun werk. Waar marktwerking zich uitsluitend op individuele voorkeuren richt en de representatieve democratie op collectief, zoekt de associatieve democratie hier iets tussenin.

Associatieve democratie krijgt in de media weinig aandacht omdat het ingewikkeld is om over te berichten. Het is gemakkelijker om te kijken wie de PvdA moet gaan leiden, Plasterk of Samsom. Aanwijsbaar, herkenbaar, aaibaar. Associatieve democratie vraagt wel een bepaalde democratische gezindheid en de erkenning van basale individuele rechten. Het vraagt ook het accepteren van risico, door bevoegdheden en verantwoordelijkheden te delegeren. Dat kan mis gaan.

Het afstoten van taken door de politiek is vooral gezien als het introduceren van marktwerking en concurrentie. 

Er zou veel gewonnen kunnen worden door expliciet af te stoten en te delegeren naar associaties: delegeren aan wijken, organisaties, clubs met de verplichting om verantwoording af te leggen over de democratische aanpak. We zijn het een beetje verleerd, maar leren veel bij. Denk aan bewoners die het groen in hun eigen buurt beheren of een gemeente die de WMO samen met organisaties, instellingen en burgers vorm geeft.

Wie zou in de PvdA daar nu het beste mee uit de voeten kunnen? Albayrak denk ik. Maar die gaat de PvdA niet leiden. De vraag gaat over hoe ze op Wilders reageren of hoe ze stemmen winnen. Jammer.
Maar uiteindelijk beslist de PvdA er niet over. Wij, burgers, zouden zelf de macht moeten eisen.

dinsdag 28 februari 2012

Internet: Sauron kijkt toe, maar de hobbitstee is er ook

The Lord of the Rings is geschreven door de theoloog Tolkien. Hij had een afkeer van industrialisatie en modernisering. De industrialisatie en modernisering bracht een anonimiteit die hij uitvergrootte tot de drager van de ring. De drager van de ring werd onzichtbaar en kwam in de greep van een duistere macht. Die anonimiteit die de ring een enkeling bood, biedt het internet inmiddels iedereen. Wie maar wil kan - ongehinderd door sociale controle - mensen lekker afzeiken, doodwensen en groepen ophitsen. 

Inmiddels is deze onzichtbaarheid benoemd als het “Online disinhibition effect”. John Suler noemt het giftige ontremming. Het effect treedt ook offline op. Er schijnt een experiment te zijn waarbij mensen in verhullende kleding en mensen met een naambordje schokken konden toedienen. De mensen in verhullende kleding dienden langer schokken toe dan de niet anonieme mensen. De anonimisering zien we ook in het misbruik van uitkeringen en verzekering: degene van wie je steelt kent je toch niet.

Politieke partijen worden zelfs groot door mensen te beledigen of te bestelen zonder zich de individuen voor te stellen. Links en rechts trapt er in.

Het is immers ingewikkeld om rekening te houden met anderen.

Op internet zou het verder gaan. Volgens Suler is het erger dan een persoon die gemaskerd iets doet, omdat hij dan direct de gelaatsuitdrukking van de omstanders kan zien. Internet geeft immers niet alleen je identiteit niet prijs, je ziet ook de reacties van de anderen niet meteen. Je ziet ze niet gekwetst, verontwaardigd. Het leidt tot solipsistische introjectie: je denkt zelf naar eigen behoefte je wereld te kunnen bouwen. Degene die je beledigt zal wel een onmenselijke duivel zijn, dus het geeft niet dat je hem of haar beledigt. Het is giftige ontremming omdat het anderen ook kan vergiftigen. Er ontstaat een nieuwe norm op sites die de haat-reacties niet verwijderen: anderen gaan zich ook lekker uitleven. Bovendien zou een kwart van de schelders zelf beledigd zijn, men neemt wraak.

In In de ban van de ring was de oplossing het verbranden van de ring in de vulkaan. Tegelijk heeft het natuurlijk ook wel iets prettigs om een keer te ontsnappen (vergelijk het met carnaval). Op GeenStijl is het altijd carnaval.

Nu is het mooie van de nieuwe technologie dat het niet alleen mogelijk maakt om anoniem te schelden. Om terug te gaan naar de industrialisatie waar Tolkien zo tegen was: met die industrialisatie werd de massaproductie ingezet en de massale fabrieken werden de norm. Dat hoeft nu niet meer.

Met internet kun je juist heel goed kleinschaligheid introduceren. Je kunt in beschermde kring lotgenoten vinden om over je ziekte te praten. Je kunt veel gemakkelijker je eigen bedrijfje starten. Massa-individualisering wordt mogelijk. Je kunt mensen die in je geinteresseerd zijn op de hoogte houden van wat je doet en direct op hen reageren. Het antwoord van Tolkien is de hobbit in zijn kleinschalige hobbitstee. De Ring is overal mogelijk. Hobbitstee gelukkig ook. Daarom scoren de niet-anonieme twitterende burgemeesters bijvoorbeeld goed
NB: met dank aan wikipedia

vrijdag 24 februari 2012

Geen einde aan marktwerking, maar behoefte aan kwaliteit


Om mij heen is het bon ton aan het worden om marktdenken te verketteren. Is het marktdenken inderdaad de vijand om te verslaan? Dat gaat mij veel te ver. Mensen zijn al veel meer gewend aan marktdenken dan ze weten. Griekenland is bijna failliet omdat het marktdenken er irrelevant was. Het geld moet wel verdiend worden! Uitkeringstrekkers moeten werken voor hun geld, voor wat hoort wat. Dat is eigenlijk marktdenken in optima forma. Traditioneel links ziet marktwerking als rechts en is daarom tegen. Het is echter niet een opstand tegen marktwerking, maar een behoefte aan kwaliteit en inleving.

De kritiek op het neoliberale deel ik wel. Er is geen inleving in de ander, er is geen grens aan het verdienen en er is geen zelfbeperking. Het grappige aan de kritiek op het marktdenken is juist dat er geen markt meer aan te pas komt. Er is geen onderhandeling tussen partijen die elk hun voorkeuren hebben. Het onderhandelen is juist veel te veel uitbesteed (aan financiële experts) en het verdienen is aan het oog onttrokken. Een beperkt aantal experts besluit, de rest heeft het nakijken. Of er is helemaal geen markt omdat er te weinig aanbieders zijn (ziekenhuizen, tandartsen). In de onderhandeling spelen verder alleen meetbare zaken en niet vriendelijkheid, inleving en begrip. Dat is omdat experts beslissen zonder andere elementen een rol te laten spelen, inkopers krijgen de opdracht op een beperkt aantal zaken te sturen. Geld is de enige maat geworden.

Tweede kritiek is dat er geen morele grenzen gesteld worden aan wat geproduceerd mag worden. Je kunt bij je keuze niet meer zien of er bij de productie mensen uitgeperst zijn en natuur vernietigd. Terwijl oorspronkelijke liberalen juist de vrijheid beperkt laten worden door de schade aan anderen: je kunt vrij beslissen zolang je niet de vrijheid van anderen beperkt. (lees John Stuart Mill's On liberty). Ook Adam Smith was doordrongen van het belang van moreel toelaatbaar handelen. Bij kritiek op het marktdenken speelt zeker het gebrek aan moraal. Ik heb dat eerder geduid als korting krijgen als je vlees koopt van dieren die bij leven gemarteld mogen worden. Scharrelvlees is duurder omdat er geïnvesteerd moet worden in de leefomstandigheden van dieren. Wil je daar niet in investeren, dan krijg je korting op je vlees! Dat komt omdat de moraal uitgeschakeld wordt. Er is een gebrek aan inleving in anderen: kinderen die in fabrieken werken, bossen die vernietigd worden. Wat de samenleving niet accepteert, speelt geen rol. Marktwerking is hier pas op orde als morele uitwassen onmogelijk worden gemaakt.

Goede marktwerking vraagt ook nogal wat regulering. Gewone verboden lijken ouderwets, maar voor eerlijke concurrentie moet je juist bioindustrie, oneerlijke handel en vernietiging van bossen verbieden. (Het is zelfs klassiek liberaal). Moraal geldt ook bij lage lonen voor MacJobs en belastingheffing naar draagkracht. Immers: individualisme in de zin van rechten voor individuen en marktwerking om aan individuele voorkeuren te voldoen is wat anders dan het Neo-liberale wie niet meekomt heeft dat aan zichzelf te wijten. Dat is eerder conservatief dan marktwerking. Moraal kan heel goed bij marktwerking, maar eerst komt de moraal, dan pas de markt.

Marktdenken gaat over voorkeuren. Iemand heeft graag een mooie broek en een ander verkoopt broeken. Maar wat is mooi en welke prijs heeft iemand over voor kwaliteit en uiterlijk? Dat kan je niet voor iedereen bepalen, dus laat je ondernemers risico lopen en laat je consumenten kiezen. Het gevolg is een gevarieerd aanbod met voor elk wat wils. Dat gaat bij dienstverlening net zo goed op. De een waardeert het praatje bij de zorg, de ander niet. De een wil het liefst een knie-operatiefabriek om zo snel en goed mogelijk geholpen te worden, de ander wil meer menselijkheid en medeleven. (Wil je bij ziekenhuizen op prijs concurreren, zorg dan wel dat er genoeg aanbod is, want schaarste drijft de prijs op). En per ziekte verschilt het uiteraard. Die individuele voorkeuren vindt iedereen heel normaal. Schnabel heeft de verschuiving ooit genoemd “van kwantitatieve individualisering, naar kwalitatieve individualisering”. Vroeger was men meer gehecht aan iedereen hetzelfde recht, was men gericht op regels, nu meer op ieder mens als uniek persoon en gericht op vrijheid van ieder mens.

Wat overblijft is een toegenomen behoefte aan kwaliteit. En kwaliteit is niet altijd meetbaar, soms persoonlijk en gaat vaak gepaard met inleving. Kwaliteit is niet individueel, maar maak je samen. Daar is groei te vinden: niet meer kwantiteit, maar meer kwaliteit.

donderdag 16 februari 2012

Leren uit ecosystemen en de chemie


Een van de mooiste systemen die ik bij scheikunde op de middelbare school tegenkwam was de buffer. De zelf gecreëerde stabiliteit van een buffer intrigeert mij nog steeds.  Die stabiliteit zien we ook in de samenleving. Goede en slechte buurten zijn ook buffers. Maar dat maakt het moeilijk de samenleving te besturen zonder in de haarvaten te weten wat er gebeurt.

In de chemie kennen we de zuurgraad. Hoe zuur is een bepaalde oplossing (pH kleiner dan 7) of hoe basisch (pH groter dan 7). In reclames wordt wel eens verwezen naar de pH om interessant te doen. Heb je water waarin je chloorzuur doet, dan daalt de pH, de vloeistof wordt zuur. Voeg je dan weer water toe, dan daalt het aantal zuurmoleculen per liter en wordt de vloeistof weer minder zuur. Tot zover vooral moeilijk doen over iets simpels. Het is immers logisch dat als je zuur bij water doet het water zuurder wordt en als je het verdunt met wat extra water weer minder zuur.

Nu komen we op de buffer. Een buffer (of een zuurteregelaar) is in de chemie een waterige oplossing van twee stoffen die zich in een bepaald evenwicht bevinden en een bepaalde pH aannemen. Bij verdunning, toevoegen van een zuur of een base zal deze pH nagenoeg constant blijven. De verstoring van het evenwicht en de zuurgraad wordt dus 'gebufferd'. Er komt geen levend wezen, toezichthouder of bacterie bij kijken. Niemand stuurt, toch blijft er een evenwicht. Dat komt doordat het toegevoegde zuur zich bindt. In scheikundige termen: H+ (zuur) wordt gebonden aan OH- (base) tot H2O. Dat gaat lang goed, tot het evenwicht te serieus verstoord wordt. Ineens leidt toevoeging van extra zuur snel tot een verlaging van de pH.

Een dergelijk principe van evenwicht zien we ook in de samenleving en in de natuur. Bestuurders zijn eigenlijk niet in staat daar rekening mee te houden. Er zijn in elke buurt mensen die rust geven en mensen die overlast geven. Er wordt overal gepest en gesust of gecorrigeerd. Er lijkt een evenwicht te zijn, totdat er teveel onrust en overlast komt. Het evenwicht houdt het op een gegeven moment niet meer en slaat door. Het wordt een slechte buurt. Op dat moment is een bestuurder te laat met ingrijpen. Het is een slechte buurt geworden met een nieuw (onaangenaam) evenwicht. Het kost dan heel veel moeite om het evenwicht weer terug te brengen naar het oude betere niveau. 

Ook bij de verstoring van het financiele systeem zien we dat. Heel lang was de schuld van de VS en van Griekenland geen probleem. Totdat plotseling het evenwicht verstoord is en het heel moeilijk is om weer op het oude niveau te komen. De schuld van Griekenland moet niet met 20% verlagen om weer terug te komen, maar moet met wel 80% verlaagd worden om er weer bovenop te komen.

Martin Scheffer is ecoloog die kijkt naar ecologische systemen in de natuur. Hij ziet dat in de natuur ook evenwichten verstoord worden. Als voorbeeld geldt het Veluwemeer dat in het begin van de jaren zeventig plotseling troebel werd. Brasem en algen kwamen in de plaats van onderwaterplanten en een breed scala aan diersoorten. Oorzaak was de decennialange eutrofiëring (soort vermesting) van de meren waardoor algen uiteindelijk de overhand kregen. Opvallend genoeg was de nieuwe toestand uitermate stabiel, de meren ‘verarmen’ hielp aanvankelijk niet. Pas bij een heel laag nutriëntenniveau, veel lager dan voor de omslag, keerde de oude, heldere toestand terug.

Hoe krijgen we buurten beter en het financiele systeem weer sterker? Martin Scheffer denkt aan het vergroten van de diversiteit. Hoe diverser, hoe minder kans dat er een plotselinge, grote en moeilijk in de hand te houden omslag komt. 

Ik denk dat dat in buurten, in de financiele wereld en de economie ook zo kan. De beslissingen moeten niet door enkelen, maar door zeer velen genomen worden. De financiele wereld was immers in handen van enkelen die verdienden zolang de schulden groeiden. Met meer diversiteit en meer mensen die meebeslissen krijg je meer stabiliteit. Dan wordt de kennis uit de haarvaten van de samenleving gebruikt. Zie het als het model van de Rabo versus de ABNAmro. Ook in buurten is de planning van buitenaf te moeilijk, daar kunnen mensen zelf op details meebeslissen om op tijd te zien wat er werkelijk in de wijk gebeurt, wat gekoesterd kan worden en wat aangepakt moet worden. 

Het zal moeilijk zijn, zeker in slechte buurten. Genegeerde overlast heeft het evenwicht verstoord. Er is een nieuw evenwicht waarbij mensen elkaar harder tegemoet treden. Maar het zal wel lukken. Ik zie eigen kracht centrales bloeien, we zijn een rijk land, onze inwoners zijn hoog opgeleid. Ik zou zwaar inzetten op het opleiden van buurtbewoners tot buurtbemiddelaar. Ik zou experimenteren met buurtrechters om het vertrouwen in het juridisch systeem te vergroten. Want straatcoaches, politiemensen en burgers staan op een gegeven moment machteloos als mensen overlast in de buurt blijven veroorzaken.

De basis is aanwezig.   


dinsdag 14 februari 2012

Privatisering en vertrouwen


De Eerste Kamer gaat een interessant onderzoek doen naar de besluitvorming over privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten. Het onderzoek komt voort uit “een constatering van onvrede onder burgers ten aanzien van de rijksoverheid, gerelateerd aan de privatisering en verzelfstandiging van voormalige overheidsdiensten in Nederland”. Ik mocht de commissie spreken over dit voorgenomen onderzoek, vandaar deze blog. Ik denk dat niet alles te voorzien was, maar ben erg benieuwd of er gaandeweg geleerd is.

Ik beschouw de liberalisering van de PTT (inmiddels via PTT Telecom KPN geworden) als een succes. Maar ik pak dit voorbeeld om aan te geven dat er wel heel veel veranderde. Indertijd scoorde de PTT hoge tevredenheidscijfers onder de klanten. Je kon weliswaar een half jaar wachten op een aansluiting, maar de verwachting was ook niet dat dat sneller kon. Je kon lokaal zeer lang bellen voor een paar cent. Internationaal bellen was af te raden, want zeer prijzig. Bij storingen duurde het wel even voor het gerepareerd was.

Na de verzelfstandiging bereidde de PTT zich voor op concurrentie. De geluidskwaliteit werd beter, storingen sneller gerepareerd en je kon kiezen voor de telefoon die je zelf wilde en niet zo'n grijs toestel dat iedereen had. Internationaal bellen werd fors goedkoper, lokaal bellen duurder. Er kwam een betere relatie tussen kosten en tarieven.

Maar er ging natuurlijk ook wat verloren. Het vertrouwen dat men wel goed zat bij de PTT ging omlaag. De verwachtingen gingen snel omhoog: als je een maand op een aansluiting moest wachten wachten was dat te dol voor woorden. De tevredenheid daalde dan ook. Het gaf onzekerheid dat je moest kiezen, want wellicht betaalde je wel meer dan je buurman. In plaats dat de overheid controleerde of je niet teveel betaalde, moest je dat zelf doen.

Kon de politiek die gevolgen voorspellen en heeft ze er rekening mee gehouden? Was de besluitvorming zorgvuldig? Het is goed om ervan te leren. Maar waarschijnlijk is het onmogelijk om met alles vooraf rekening te houden. Deels waren dingen te voorzien. In de jaren vijftig gaf de PTT tips voor het telefoneren: “Groet, zeg duidelijk je naam, zodat de ander weet met wie hij spreekt.” Dergelijke tips zouden nu ongekend zijn. Niets is mooier voor een telefoonbedrijf dan dat er eerst even onduidelijkheid is over wie men spreekt, waardoor men langer aan de telefoon is. Dat geeft omzet. Dat was bij de verzelfstandiging ook wel duidelijk.

Er zijn ook missers voorkomen. In de VS was er de telefoonmaatschappij “Just pick one”. Daar moesten de consumenten voor internationale gesprekken de operator aangeven met welke maatschappij men wilde bellen. Mensen vonden het niet leuk om te kiezen, dus zeiden “Just pick one!”. Ze vertrouwden het wel. Maar met concurrentie is dat vertrouwen niet helemaal terecht. “Just pick one” bleek zo ongeveer de duurste telefoonmaatschappij. De Nederlandse toezichthouder zorgde dat dat soort uitwassen niet konden optreden.

De privatisering en liberalisering van de KPN was naar mijn idee een goede zet. Het bedrijf werd opgeschud en klanten hielden het bedrijf bij de les. Je kunt kiezen voor service (dat kost geld), maar ook voor de goedkoopste aanbieder. Niet elke klant wil hetzelfde. Maar het heeft wel afbreuk gedaan aan het vertrouwen. Liberalisering gaf onrust. Dat was goed om het bedrijf aan te zetten tot betere prestaties, maar er is ook wat verloren gegaan. 

Het zelf kiezen vinden sommige mensen heerlijk, anderen vinden het lastig. Voordeel vergeten we gemakkelijk en wat slechter gaat onthouden we. Maar vooral heeft het ons wakker gemaakt. Vanzelfsprekend vertrouwen kan niet meer, je moet zelf opletten. De overheveling van het opletten van de overheid naar de klant-zelf gaf onrust en deed afbreuk aan het vertrouwen. Die overdracht van verantwoordelijkheid naar burgers hebben partijen natuurlijk nooit met hun achterban besproken. Ik denk dat de politiek dat heeft onderschat. Ikzelf in elk geval wel.

maandag 13 februari 2012

It's the society, stupid!


Eigenlijk beschouwen de 'weldenkende mensen' politici vooral serieus als ze liberaal zijn. De bestuurders uit het midden van het politieke centrum zijn allemaal liberaal, soms cultureel conservatief, soms progressief. Economisch gezien is Nederland nu eenmaal een open economie en vrijhandel levert welvaart op. De berekeningen van het SCP laten zien dat partijen die economisch gezien niet liberaal denken weinig economische groei zullen genereren. Lokaal ligt dat anders, daar speelt de visie op de economie minder een rol en kan de SP serieus genomen worden. Maar landelijk wordt de SP vooral neergezet als conservatief, behouden van verworvenheden die nu eenmaal niet houdbaar zijn. Ook de PVV wordt neergezet als conservatief. En eigenlijk moeten we ons niet verzetten tegen Europa. Daarmee is de echte vraag hoe de politiek Nederland als gemeenschap vorm wil geven verdwenen. Het gaat namelijk niet over de economie. It's the society, stupid!

Bij het lezen van het boek van Peter Kanne Gedoogdemocratie, bekroop mij steeds de akelige gedachte dat partijen naar voren moeten brengen wat kiezers willen (niet dat Kanne dat beweert). Misschien is dat voor veel mensen een open deur. Maar ik dacht eerder dat het omgekeerd was. Het is niet zo dat partijen moeten zoeken wie zij kunnen vertegenwoordigen (en hun standpunten aanpassen aan de kiezers), maar dat kiezers kijken wie hen het beste vertegenwoordigt. Het lijkt een kwestie van de kip en het ei, maar er is een wezenlijk verschil.

Peter Kanne schetst het politieke landschap en laat zien hoe dat los is gekomen van de meningen van kiezers. PVV en SP weten goed wat hun kiezers willen, zo blijkt, en de kiezers wat PVV en SP willen. Hij gebruikt de tegenstelling links versus rechts en cultureel progressief versus cultureel conservatief. Het landschap ziet er dan zo uit:


Kanne laat vervolgens zien dat de meeste kiezers in het kwadrant linksonder zitten (40% van de kiezers): bescherming door de overheid, het collectief, en cultureel behoudend. Het scenario “Zorgzame regio” past hierbij. Linksboven zit 31% van de kiezers (het scenario “Mondiale solidariteit”), rechtsonder zit een kwart (“veilige regio”), rechtsboven zitten bijna geen kiezers (4%, “Prestatiemaatschappij”). Er is een mismatch tussen waar de kiezers zitten en waar de partijen gepositioneerd zijn. Er is ook slechts een beperkte relatie tussen kiezers wil en regeringsbeleid, kiezers worden niet goed gerepresenteerd door de volksvertegenwoordiging en regering. Het boek van Kanne is uiteraard veel uitgebreider en genuanceerder en schetst een onthutsend beeld van de politiek in Nederland.

In het laatste hoofdstuk lijkt Kanne het niet zo goed te weten. Dan probeert hij te laten zien hoe stemmen weer zin kan krijgen. Dat blijkt nogal moeilijk. Hij redeneert steeds vanuit de mismatch tussen kiezers en partijstandpunten. Hij lijkt daarmee te suggereren dat de partijen meer naar hun kiezers toe moeten schuiven en dat kiezers beter moeten weten wat de partijen willen.”Er is een beperkte relatie tussen kiezerswil en regeringsbeleid”. Er staan veel goede adviezen bij. Samenvattend:
  • kom tot een herkenbare hergroepering van partijen
  • vertel een consistent verhaal en handel daarnaar
  • toon leiderschap

Maar ik mis wat van de geschiedenis. We hadden tot 1879 eigenlijk alleen maar een grote verzameling VVD-ers (liberaal èn conservatief) in de Kamer. De liberalen waren vaak rijke mensen die gemakkelijker tijd konden vrijmaken om in het parlement te zitten. De conservatieven waren cultureel en economisch behoudend. Er waren geen politieke partijen en geen partijprogramma's.

De politieke partijen begonnen vanuit een duidelijke bevolkingsgroep. De eerste politieke partij was de ARP. De gereformeerde kleine “luyden” moesten vertegenwoordigd worden. Arbraham Kuyper vond dat de liberalen zich teveel richtten op de individuele vrijheid en de gemeenschap kapot maakten.

Hij werkte op twee fronten. Hij pleitte voor souvereiniteit in eigen kring, maar bouwde in die eigen kring wel heel wat op. Denk aan de vrije universiteit en een eigen dagblad. De woningcorporaties werden ook langs de lijnen van partijen opgebouwd. En wat te denken van scholen? Dat is helemaal weg. Kunnen politieke partijen wel blijven bestaan met zo'n waterhoofd? Een grote visie met vergezichten wordt van partijen gevraagd en leiderschap. Maar ze hebben een groot waterhoofd en lemen voeten. Kanne blijft hangen bij dat waterhoofd in Den Haag. Pas met stevige voeten in de lokale modder zullen politieke partijen Nederland als gemeenschap vorm kunnen geven.

Die gemeenschap: wat doe je daarmee, wat wil je daarmee? Daar zit de overgrote meerderheid mee (de vakken linksonder en linksboven). Daarom gaat het met ons goed, maar met de samenleving niet. 

We staan eigenlijk een beetje ervoor zoals in 1879. Die notie miste ik een beetje. Kiezers zitten niet te wachten op leiderschap om te overtuigen dat liberaal economisch beleid voorspoed brengt en dat de AOW-leeftijd echt omhoog moet. Eigenlijk weten de kiezers het gewoon ook niet zo goed. Kiezers en partijen vragen zich af hoe ze een eigen gemeenschap vorm moeten geven. Dat kan niet in den Haag opgelost worden, maar ook niet op het partijbureau van de huidige partijen. (misschien via mijn blog over leren van scheikunde?)

Peter Kanne - Gedoogdemocratie 2011

P.S. Wat zou Abraham Kuyper nu gedaan hebben? Hij zou niet het radikale midden hebben gezocht denk ik. Wat zou hij hebben opgericht? 

zaterdag 11 februari 2012

Hypotheekrenteaftrek helpt niet bij zelfverheffing


We zijn een raar land als het gaat om de eigen woning. Nederland was vroeger een zuinig land, maar met weinig eigen woningbezit. Na de tweede wereldoorlog had 28% een eigen woning. Inmiddels heeft de meerderheid een eigen woning. Toch wordt de hypotheekrenteaftrek nog steeds om die reden, bevorderen van eigen woningbezit, gekoesterd. Dat ideaal van bevorderen van eigen woning heeft te maken met verantwoordelijkheid nemen: voor je eigen huis voel je je verantwoordelijker. Buurten met veel eigen woningbezit zouden beter zijn omdat de mensen zich meer verantwoordelijk voelen voor de buurt. Maar er zijn betere maatregelen om verantwoordelijkheid te stimuleren en toch het eigen woningbezit niet te ontmoedigen. 
 
De hypotheekrenteaftrek heeft aan het eigen woningbezit bijgedragen, maar was daar niet voor geïntroduceerd, zoals de meeste mensen denken. (het had meer te maken met het kunnen verhuren van je woning en inkomsten uit verhuur weg te strepen tegen de uitgaven daarvoor, in 1893 is de hypotheekrenteaftrek al ingevoerd).

We zijn het enige land in Europa dat de hypotheekrente aftrek zo ruim en denivellerend in stand houdt. Wie veel verdient kan 50% aftrekken, wie niet veel verdient veel minder. In Belgie is het bijvoorbeeld sterk beperkt en minder denivellerend. De aftrek is een vast bedrag (€ 2080), ongeacht de waarde van het huis, dat van toepassing is zolang de hypotheek nog niet afbetaald is. Dit is ongeveer een vijfde van de in Nederland geboden aftrek voor een gemiddelde woning bij een modaal inkomen. Ierland heeft een iets denivellerender maar ook gemaximeerd systeem: Mortgage Interest Relief. Gedurende de eerste zeven jaar dat men een huis bezit betaalt de overheid 20 tot 25% van de rente terug. Het rentebedrag waarover de teruggaaf geldt is gemaximeerd op 10.000 euro voor een alleenstaande en 20.000 euro voor gehuwden. Zweden en het VK hebben de hypotheekrenteaftrek al opgeheven (met vooral in Zweden een crisis). De VS heeft wel een systeem van hypotheekrenteaftrek. Maar of je daar de lening niet hoeft af te betalen zoals in Nederland weet ik niet (en het is geen fijn voorbeeld qua hypotheken).

Duitsland heeft het mooie systeem van bouwsparen. Daar stimuleert de overheid dat je spaart voor je nieuwe huis door de mensen die sparen fiscaal vrij te stellen. Het helpt vooral de starters, het stimuleert te wennen aan sparen en het maakt lenen wel makkelijker maar stimuleert het overmatig lenen niet. In deze tijd is naar mijn bescheiden mening behoefte aan het weer wennen aan de oude deugd om te sparen. 

Ik weet het, het is mijn zoveelste Calvinistische gedachte. Maar in deze tijd van eigen verantwoordelijkheid (ik ben ook liberaal), is de zelfbeheersing een belangrijk thema! Het stimuleert zelfverheffing en stimuleert burgerschap in de ouderwetse zin van het woord. Iedereen is er beter mee af.

woensdag 8 februari 2012

Kennis en macht


Gisteren woonde ik een diner bij van het Rathenau instituut over evidence based policy met de titel "Kennis is macht". Dat gaat over het idee dat beleid gebaseerd op wetenschap uitgaat van ingrepen waarvan het effect bewezen is. Uiteraard is de werkelijkheid weerbarstig en zijn de wetenschappers verbijsterd over het gemak waarmee politici oplossingen die hen goed uitkomen presenteren als wetenschappelijk bewezen. Vooral het dedain over politici viel mij in het debat op. De politici overschatten soms de rol van wetenschappers (ze moeten maar even een oplossing aandragen) maar wetenschappers ook de rol van politici (ze moeten maar kiezen en dan gebeurt het zoals de politiek besluit). De rol van burgers was onderbelicht.

Even een eigen voorbeeld over evidence based policy dat ik zelf ooit meemaakte. Er is een ongeluk gebeurd op een drukke gevaarlijke kruising. Buurtbewoners zijn het zat en eisen een stoplicht. De wethouder komt op een buurtvergadering en zegt toe dat er een stoplicht komt. Iedereen lijkt tevreden. Ik was dat niet, want een stoplicht geeft soms een vals gevoel van veiligheid. Kinderen rennen de straat op, soms is het snoeien van bosjes beter zodat de automobilisten beter zicht hebben, of een drempel zodat ze moeten afremmen. Een kenner van verkeersbeleid zal kunnen aangeven dat er reden is te twijfelen aan de werking van het stoplicht. Hij moet echter begrijpen dat de politicus een makelaar is tussen diverse oplossingen en het publiek dat ook eigen ideeen heeft. Evidence based policy is niet altijd eenduidig, laat ruimte voor twijfel en houdt weinig rekening met het feit dat politici lang niet altijd vrij kunnen kiezen.

Krijn van Beek gaf aan onze tafel een ander voorbeeld. Bij de reclassering wordt gewerkt met protocollen die gebaseerd zijn op methodieken die 'werken', resultaat hebben. Maar de mensen die in de reclassering werken moeten nu gaan afvinken wat ze hebben gedaan, in plaats van kijken welke methodiek uitgetest kan worden. Dat dient de verantwoording, maar niet de effectiviteit. De protocollen geven geen ruimte om aanpassingen te doen, terwijl de client (de ex-bajesklant) nu eenmaal geen standaard-client is. Waarom is die evidence-based database met protocollen er? Toch niet voor de beleidsmakers om zich te kunnen verantwoorden? De professionals werken toch voor de clienten en niet voor de beleidsmakers. Krijn zag liever evidence based werken ten bate van de professional: hen voorzien van terugkoppeling en reflectie over hun ingrepen zodat ze leren. Direct kwam er discussie over de bewijzen voor methodieken die er wel of niet zouden zijn, dat mensen dan wel goed de methodiek moeten toepassen omdat er anders geen goed bewijs te leveren was. Het leek wel of de professionals moesten werken ten bate van de wetenschap. Verder was er veel ergernis over politici die onderzoek misbruiken en selectief winkelen in publicaties. Ook kwamen er goede tips over het leren van ex-bajesklanten en het bijhouden van recidive en dat kunnen koppelen aan de methodiek en de betreffende reclasseerder om te leren.

Conclusies waren moeilijk te trekken. Van de Donk gaf aan dat er een politieke realiteit, juridische realiteit en wetenschappelijke realiteit was. Accepteer dat. Onderbelicht (in de discussie bij ons aan de tafel en plenair) bleef de rol van burgers. Politici kiezen helemaal niet vrij: ze moeten ermee wegkomen, want burgers accepteren niet alles (geen softe oplossingen voor criminelen bijvoorbeeld, ook al werken die, of juist geen harde ingrepen die het publiek raken, ook al werken die).

Burgers (en politici) worden bovendien gevoed door de media die liefst commentaar laten geven door wetenschappers die bereid zijn flink rellerig uit de slof te schieten of incidenten uit te vergroten. Politici kiezen helemaal niet vrij maar makelen tussen burgers, juridische kaders en wetenschappers, laten burgers soms wennen (aan een faillissement van Griekenland of aan de werkzaamheid van taakstraffen) en als het goed is werken ze aan draagvlak voor een haalbare richting.

(Zie onderstaand oud plaatje van mij over wethouders)

Het blijft fascinerend hoe moeilijk de verbinding is tussen wetenschap en politiek. Maar ondanks alle ergernis, blijft het noodzakelijk. Ik ben immers een aanhanger van de Verlichting. De zinspreuk van de Verlichting is immers 'Sapere aude': durf te weten, verstandig te zijn. Er is al gevoel, emotie, ergernis en woede genoeg. Een beetje nadenken blijft hard nodig.

(De publicatie van Rathenau over evidence based policy)

maandag 6 februari 2012

Meer greep rijk op gemeentelijke financien, minder grijpbare democratie


Het kabinet bereidt een 'Wet houdbare overheidsfinanciën' voor die alle lagen van de Nederlandse overheid treft (FD vandaag). Daarmee krijgt het kabinet verregaande bevoegdheden om in te grijpen als door schulden van provincies, gemeenten en waterschappen Nederland uit de pas loopt met Europese begrotingsafspraken. De rijksoverheid wordt steeds meer een toezichthouder in dienst van Europa. Daarmee gaat weer wat draagvlak voor democratie verloren. Niet wijzelf beperken ons om de tering naar de nering te zetten, maar Europa tikt ons op de vingers. 

Het is natuurlijk al langer zo dat overheden rekening moeten houden met Europa. Burgers kunnen zich beroepen op Europese wetgeving om hun lokale overheid te dwingen rekening te houden met ver weg afgesproken normen voor fijn stof. Het is heel anders dan hoe de degelijke Nederlandse staat ooit opgebouwd is: vanuit de gemeenschappen waar mensen elkaar kenden.

We vragen van volksvertegenwoordigers te stemmen zonder last of ruggespraak. Het was namelijk onmogelijk om besluiten te nemen op basis van discussie met vertegenwoordigers die steeds terug moesten naar hun provincie om te overleggen wat de reactie zou moeten zijn. Moest er weer iemand te paard naar Groningen om in te brengen wat Zeeland voor argumentatie had voor een besluit waar Groningen tegen was. Je kunt je voorstellen dat besluiten nemen zo te veel tijd kostte. Die vertegenwoordigers van de provincies overlegden in de Staten Generaal. De vertegenwoordigers van de provincies zijn gebleven in de Eerste Kamer, maar de later ingevoerde Tweede Kamer met directe vertegenwoordigers streefde de Eerste natuurlijk in belang voorbij.

De lokale inkomstenbelasting waarover lokaal met veel passie gedebatteerd werd, bracht met zich mee dat de ene gemeente veel meer voorzieningen had dan de andere. Dat gaf grote verschillen in voorzieningen en verschillen in belastingdruk. Verschillen kunnen passend zijn, maar er kwam een trek naar randgemeenten: zo konden burgers in randgemeenten profiteren van voorzieningen zonder er voor te betalen. Waarop de ongelijkheid verder toeneemt: de overige burgers moeten meer opbrengen om de voorzieningen te kunnen financieren. Nu is er meer eenheid in Nederland. Ik schat zo rond pas rond 1930 is dat ingezet, mijn ouders waren al geboren. Prima geregeld, ik zou het ook niet terug willen draaien.

Gemeenten kunnen als ze in problemen komen een beroep doen op het rijk om extra steun te krijgen, maar dat moeten ze wel hun financiën goed op orde hebben. Gemeenten die hun financiën goed regelen hebben veel vrijheid, gemeenten die er een puinhoop van maken hebben minder vrijheid en staan onder toezicht. Griekse toestanden treden niet op.

Er is echter in dat proces ook wat verloren gegaan: die lastige, gepassioneerde, debatten over de lokale belastingen. In die debatten werd de voorstanders van de belastingverhoging het vuur na aan de schenen gelegd: waar was die belasting nu echt voor nodig? Mensen keken over de schouders mee en vertegenwoordigers waren gedwongen niet alleen elkaar, maar ook hun achterban te overtuigen. Die achterban kwam hen tegen op straat, in de winkel, op de sportclub.

Nu gaat het over grote bedragen ver weg. Een staatsschuld van 400 miljard, is dat nu eigenlijk veel of weinig? Wordt er met die schuld geïnvesteerd en brengen die investeringen later hoog maatschappelijk rendement? Het is allemaal ongrijpbaar geworden. Als in een debat miljoenen nodig zijn is dat veel, als een bank gered moet worden is dat peanuts, dan praten we net zo makkelijk over miljarden als over miljoenen. De debatten over geld worden nu ver weg gevoerd, investeringen worden niet beperkt (en bepleit) door wat lokaal als wenselijk wordt geacht, maar door wat in Europa acceptabel is.

De verbinding tussen doel van de investering en de lening wordt steeds onzichtbaarder. Niet wijzelf en onze financiele draagkracht bepaalt de grens van de investering, maar Europa.

Als wij in onze bewonersvereniging een extra mooie picknicktafel willen kopen weet iedereen waar die voor betaalt. Als er tegenvallers zijn, weet iedereen waarom die er zijn en dat we er samen verantwoordelijk voor zijn. Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten. Daarom beheersen we onze wensen en maken we goede afwegingen tussen baten en lasten. Stel je voor dat het rijk dat ging inperken!

Steviger controle van bovenaf, geeft minder zelfbeheersing van onderaf. Misschien een noodzakelijke stap, maar slecht voor de democratie. Het zijn niet meer "onze" investeringen in de toekomst, het wordt het gebruiken van de ruimte die Europa biedt. Dat gaat schuren aan de democratische ervaring en gezindheid.


P.S. Zie ook  leren van gemeenten

donderdag 2 februari 2012

Effectiviteit van visitaties als prestatiemeting


Effectiviteit is Kwaliteit van het advies maal Acceptatie (E=QxA: kwaliteit van je advies is niet genoeg, acceptatie is net zo belangrijk) is een vrij bekende stelregel uit de advieswereld. Nu New Public Management zo uit zicht is komt er steeds meer aandacht voor de zachte kanten (zie ook mijn vorige blog). Dat wil echter niet zeggen dat organisaties niet moeten willen weten hoe ze het doen en doelen moeten trachten te stellen. Daar zijn verschillende methoden voor.Maar heeft dat allemaal wel zin? Ja, maar het is iets ingewikkelder dan E = Q x A

Eerst nog even de kritiek op NPM. De (wat verworden) visie van New Public Management gaat er van uit dat organisaties de resultaten meten en afgerekend worden op resultaten. Maar omdat niet alles te meten is, gaat de aandacht naar wat meetbaar is, in plaats van wat belangrijk is. En organisaties doen ook niet meer dan wat meetbaar is.

Inmiddels komt er meer aandacht voor het gesprek en interactie (rekenschap ipv afrekenen). Bestuurskrachtmonitors en visitaties passen goed in die nieuwe aandacht voor het gesprek en lokale elementen. (De bestuurskrachtmonitor is eigenlijk een soort visitatie van de gemeente). NPM was ook nogal verticaal gericht: van bovenaf opleggen van te behalen resultaten. Visitaties kunnen daarom gezien worden als een reactie op 'verticale toetsing', waarbij resultaten van diverse instellingen bekeken worden en met elkaar vergeleken. De methode houdt meer rekening met de interactie van een gemeente of woningcorporatie met de rest van de actoren in het netwerk: zorginstellingen, bewonersgroepen, politie, ondernemers.

Nu het effect van deze visitaties. Daarover is helaas niet veel bekend. Het is vooral aannemelijk dat de visitaties een goed effect hebben, maar zeker is het niet. Ondertussen kosten al die visitaties veel geld. Gaat er iets mis, dan is niet de vraag: wat kan er gedaan worden, maar: hoe kon de visitator dit missen? Heeft een visitatie dan wel zin, als het vooral bedoeld is om achteraf verantwoording te hebben? Ik denk dat het wel degelijk zin heeft, maar dan moet de organisatie er wel van willen leren. Kwaliteit van visitaties verbeteren is zinloos als er geen beweging naar verbetering uit voort komt. Ook hier kunnen we zoeken naar samenhang tussen de kwaliteit van de visitatie en het effect. Effectiviteit = Kwaliteit van de diagnose x Acceptatie.

Bij visitaties ligt het moeilijker, omdat het gaat om effectiviteit in een netwerk van onderling samenwerkende en elkaar tegenwerkende organisaties. Verder geldt voor alle diagnoses dat er een groot verschil is tussen een vrijwillig aangegane diagnose of een verplichte exercitie. Is het verplicht, dan is er meer kans op het weghouden van relevante informatie. Ook kan de samenwerking in het netwerk nog zo goed zijn, als men het niet eens is over het probleem komt er ook weinig beweging (is het optreden van baldadige jongens een werkloosheidsprobleem, opvoedprobleem, cultureel probleem of een gebrek aan activiteiten?). Een uitstekend functionerende organisatie kan daardoor toch onderpresteren. Verder is van belang of er druk van buiten is om het probleem op te lossen: persaandacht, een gemeenteraad die veel belang hecht aan oplossing, actieve belangengroepen. Voorop staat dat de visitatie moet leiden tot een spiegel die de werkelijkheid weergeeft en niet een afvinklijstje rond cijfers. De visitatie moet echte kwaliteit hebben! Mijn formule: 













P.S. Voor belangengroepen is het dus een belangrijke tip om het visitatierapport te lezen en de druk er op te houden door te vragen wat de organisatie met de uitkomsten gaat doen. En dat bij te houden!

woensdag 1 februari 2012

Vakken vullen: Toezicht is niet altijd een oplossing

Er zijn van die zaken die zo vanzelfsprekend zijn dat we vergeten dat ze belangrijk zijn. Zo willen we elders democratie brengen, maar vergeten het belang van betrouwbare onafhankelijke instituties en democratische cultuur en gezindheid. We hebben een hele geschiedenis met het uitvinden van scheiding van machten en koesteren rechten van minderheden. Maar na verloop van tijd blijft alleen de roep om democratie. Zo gaat dat ook met de huidige roep om toezicht. We vergeten belangrijke zaken, gewoon de dingen goed willen doen, beroepstrots en ethiek.

“Stel de overheid aansprakelijk bij onvoldoende toezicht”, “onvoldoende toezicht in de kinderopvang”, “onvoldoende toezicht in zwembaden”, ik heb maar een paar recente koppen gepakt. Duidelijk is dat toezicht in ons systeem zit, het is de vaste vraag van de pers: was er wel toezicht? Het toenemend belang van toezicht komt uit de onmogelijkheid om dingen vooraf allemaal vast te leggen. Omdat we niet alles kunnen regelen, moeten we organisaties ruimte geven om zelf te besluiten. Dat geeft een onzeker gevoel en daarom is er met die extra ruimte ook altijd de deal dat er meer toezicht komt. Inmiddels hebben we de NMa, DNB, AFM, OPTA, diverse inspecties: bedrijven hebben met meerdere toezichthouders te maken. Ik ben de laatste om de waarde van de toezichthouders niet te zien. Maar mijn punt is dat we ook dingen zijn vergeten die vanzelfsprekend zijn. Soms is toezicht opgetakeld omdat minder dan 5% van de organisaties in de problemen komen en heeft 100% van de organisaties er last van. Ook dat kan redelijk zijn, maar is toezicht altijd het beste antwoord bij risico's op fouten?

Het nadeel van toezicht is dat organisaties niet meer gaan voorkomen dat zaken fout gaan, maar dat de verantwoording goed geregeld is. De accountant moet het tekenen, de toezichthouder moet die informatie krijgen. Het doel is compliance geworden. Toen ik bij een grote organisatie werkte was er een beleid om beperkt de auto te gebruiken. Had je niet het openbaar vervoer gebruikt, dan moest je bij je declaratie schriftelijk aangeven waarom niet. Een collega van mij moest elke twee weken voor dezelfde activiteit met de auto. Hij kreeg iemand van financiën op bezoek dat een declaratie niet klopte. Hij had niet bijgeschreven waarom hij de auto had genomen. Hij schreef alsnog iets op en vroeg of het zo goed was. Ja, zo was het goed, was de reactie. “Maar wat staat er dan?”, was zijn vervolgvraag. Dat was niet te lezen, maar het was toch goed. Als er maar een vakje was ingevuld. Dat bleek het belangrijkste: dat het vakje gevuld was, niet dat het autogebruik teruggedrongen werd. Dat komt door de afnemende waarde van meer toezicht.

We zijn in Nederland gezegend met weinig corruptie en verschrikkelijk veel is hier goed geregeld. Dat komt echt niet alleen door toezicht. Het komt ook door rechtschapendheid, trots op het goede werk, trots op vakmanschap en afkeer van inhaligheid, zelfverrijking en protserige aanstellerij. Elkaar bij de les houden kan niet altijd, maar is soms zeer effectief (zie mijn artikel over burgertoezicht). We zijn in Nederland erg calvinistisch, soms is dat lastig, maar vaak helpt dat meer dan tien toezichthouders.
Je kunt het ook moderner zeggen. We hebben in Nederland veel toezicht geinternaliseerd, we letten zelf goed op en onze omgeving corrigeert ons. Dat vergeten we, terwijl het misschien de basis is van ons succes.