vrijdag 31 augustus 2012

Waarom al die aandacht voor de politieke presentatie?

Net lees ik een pagina vol over Rutte die in het defensief zit, Roemer die het weer heeft en Samsom die scoort. (Vk 31/8/2012) Wanneer hebben de voetbalverslaggevers de berichtgeving over de politiek overgenomen? Geen wonder dat mensen op zoek gaan naar extreme ideeën: de gewone ideeën vallen weg. De politici komen niet meer toe aan politiek.

Sport als voorbeeld voor de politici. Ik kijk naar de sportpagina en verdomd: daar staat: “Van Basten haalt uit naar directie”, “Fer brengt verlossing” en “Anzji geeft potje voetballes”. De politieke verslaggevers zijn verbannen naar de sportpagina. Waar komt dat vandaan?

Bij het voetbal is het duidelijk. Je moet scoren. Dus zoekt de verslaggever naar iets extra's. Het woord voetballen zelf, heeft een bijbetekenis heeft gekregen, namelijk echt iets technisch, iets moois met de bal doen, niet zomaar de bal wegschoppen met de voet, maar subtiel spelen, ja toveren. “We kwamen niet aan voetballen toe” is dan een normaal commentaar tot zelfs: “We zoeken een voetballende spits” waarmee niet bedoeld is dat ze eerst een honkballer hadden.

Kom daar maar eens om bij de politiek. “Ik heb geen tijd voor politiek” is een positief verhaal: ik wil het land besturen!

Waarom wil de politicus een idioot zijn?
Terug naar de definitie dan maar. “Politiek is de (per definitie onvolmaakte) wijze waarop in een samenleving de belangen-tegenstellingen van groepen en individuen tot hun recht komen - meestal op basis van onderhandelingen - op de verschillende bestuurlijke en maatschappelijke niveaus”. Het woord politiek is afgeleid van het Oudgriekse πολιτεια (politeia). Politeia betekende onder meer de burgerlijke samenleving; het leven als burger in de samenleving; staat; staatsvorm; en stads- of staatsbestuur. De term politiek doet zijn intrede in de Griekse oudheid met de opkomst van de polis of stadstaat: politikos verwees naar alles wat de burgermaatschappij in de stadstaat betrof. Daarmee was het tegengesteld aan het begrip idiotès, dat "privaat", "gewone man" of "individueel" betekende. Tegenwoordig wil de politicus niets liever dan zich profileren als een idioot, een gewone man dus. 

Pleidooi voor politiek
Het is een kunst om op een verstandige manier om te gaan met belangentegenstellingen. Daar werd vroeger serieus over gediscussieerd. De eerste politieke partij was de ARP in 1879. De gereformeerde kleine “luyden” moesten vertegenwoordigd worden. Arbraham Kuyper vond dat de liberalen zich teveel richtten op de individuele vrijheid en de gemeenschap kapot maakten. Daar had hij een punt. Het was de start van de opkomst van politieke partijen. De liberalen sloegen sterk terug met het Oxford manifest (pas in 1947). De individuele verantwoordelijkheid was teveel genegeerd. Het individu moet zich niet voegen naar de gemeenschap. Maar de individuele verantwoordelijkheid kwam daar wel bij. “Verantwoordelijkheid is het noodzakelijk complement van vrijheid en elk recht heeft een corresponderende plicht. Als vrije instellingen effectief moeten functioneren, dient iedere burger een gevoel van morele verantwoordelijkheid tegenover de medeburger te hebben en een actieve rol te spelen in zaken van de gemeenschap”. (Uit het liberale Oxford manifest).

Het was de start van een bijna onophoudelijke groei van het liberale gedachtegoed, die economische voorspoed bracht. De kracht van de christendemocraten en de sociaaldemocraten zorgde ervoor dat tegelijk een prachtige verzorgingsstaat werd opgericht. Dat was politiek: het combineren van die tegenstellingen tot iets beters! 

Politici: bedrijf weer politiek!
Misschien dat daarna ook het woord politiek besmet werd omdat de verschillen verdwenen. Uit beeld raakte dat de politici zochten naar de (per definitie onvolmaakte) wijze waarop in een samenleving de belangentegenstellingen van groepen en individuen tot hun recht komen. Zoals de voetballers niet aan voetballen zijn toegekomen, zo komen de politici niet meer aan politiek toe! 

Politici, bedrijf weer politiek en wij gaan stemmen

dinsdag 28 augustus 2012

Revolutie vanuit het midden

Het meest opvallende van de doorrekening van politieke programma's door het CPB is dat de middenpartijen op termijn de grootste veranderingen tot stand brengen. Waar vroeger van de linkse en rechtse flanken een revolutionair elan uitging, is de veranderingsgezindheid naar het midden verplaatst. Denk aan de groene omwenteling van Groenlinks en de competitieve samenleving van de VVD. 

Je kunt zeggen dat PVV en SP vooral het bestaande verdedigen. De lange termijn doet er niet toe "De kiezer zit niet te wachten op verbeteringen in 2040", gaf Wilders aan. Toch is dat een behoorlijke breuk met het verleden. Traditioneel zijn de extreme linkse en extreme rechtse krachten geneigd zich af te wenden van het midden en met inspirerende vergezichten te schetsen dat het anders kan. 2040 inspireerde juist veel meer dan 2013- 2017. 

Zit het er dan in dat de meest vergaande voorstellen niet doorgerekend kunnen worden? Ook dat is niet het geval. Weliswaar is het uit de EU stappen slecht voor de economie, maar de vraag is of een dergelijke stap gezien kan worden als een vergezicht vergelijkbaar met een autoritair bestuur door de elite. Aan de flanken ontbreekt het juist aan vergezichten. 

Wat wel is gebleven is dat het midden voorzichtig is en de extreme flanken risico nemen. Waar vroeger dat risico werd genomen om de maatschappij te hervormen wordt nu het risico genomen om de maatschappij juist niet te hervormen. Je zou denken: juist als je het bestaande wilt behouden moet je goed kijken naar de betaalbaarheid!

De middenpartijen doen hun best de maatschappij zo om te vormen dat in de toekomst nog gerekend kan worden op infrastructuur, investeringen, en collectieve voorzieningen. Betaalbaarheid is van groot belang. De dekking vanuit de overheid is door vergrijzing en ontgroening niet meer vanzelfsprekend: het arbeidspotentieel neemt immers in de toekomst af.
Zie de afnemende groei in Japan die niet door gebrek aan innovatie, maar gewoon door gebrek aan arbeidsparticipatie komt. Dat betekent minder opbrengst van belastingen en minder geld voor welke infrastructuur en welk onderzoek dan ook. Griekenland, Italië, maar ook Frankrijk houden daar geen rekening mee: daar moeten zelfs de pensioenen van de ambtenaren uit de algemene middelen betaald worden.

Traditioneel is aan de flanken de betaalbaarheid van veel minder belang: hun toekomst was te anders dan nu en dus niet door te rekenen. Revolutionaire bewegingen hadden juist als de verwachtingen hoog waren door beginnende economische groei veel aanhang. Waarom nemen de extreme vleugels dan toch zo'n risico zonder een inspirerend vergezicht??

Het antwoord ligt in het begrip deindividuatie, het verschijnsel dat een individu zich verliest in de groep. Neem het voorbeeld van groepsdruk, de conformiteitsdruk. Onder zulke druk aarzelen leden om kritiek te uiten, uit beleefdheid of uit angst er niet bij te horen. Deze conformiteitsdruk levert de regelmaat en voorspelbaarheid die nodig zijn om de activiteiten efficiënt op elkaar af te stemmen. (ik haal het uit een stuk van de Open Universiteit, maar het kan direct slaan op SP en PVV, waar weinig interne kritiek naar buiten komt). Onder zulke omstandigheden nemen individuen meer risico en houden zij minder rekening met de normen die zij buiten de groep koesteren.

Het voorbeeld is de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat. Hoewel individuen best weten dat AOW met 65 en stijgende kosten van de verzorgingsstaat onbetaalbaar worden, zien we dat dit als groep geen rol speelt. Wie durft in deze crisistijd nu te juichen de kampioen van de koopkracht te zijn (zoals de SP)? En de stemmers van Wilders weten best dat het onverantwoord is om uit de EU te stappen, maar ze houden zich stil. 

Het is verrassend dat men denkt het behoud van de verzorgingsstaat te kunnen regelen zonder de betaalbaarheid serieus te nemen. En dan gaat het niet over het begrotingstekort in 2017, maar juist over de betaalbaarheid daarna. Maar hebben die andere partijen dan geen deindividuatie? Dat is het interessante: de leden (en kiezers) van de andere partijen zijn minder afhankelijk van de erkenning door de groep. Zij behoren tot meer verschillende groepen en zijn dus minder van een groep afhankelijk. Hoe beter opgeleid, meer geïntegreerd in de maatschappij met diverse groepen, des te minder kans op het accepteren van de groepsdruk. Je kunt het ook omdraaien: de partijen uit het midden zijn voor de kiezers en leden niet belangrijk genoeg in hun leven om zich te conformeren: dat heeft ook te maken met de kansen die ze al hebben in de samenleving. Daarom komt de verandering vanuit het midden: daar zitten de mensen die geen risico nemen en zich traditioneel zeer richten op betaalbaarheid. Want behouden wat we hadden, dat willen de meeste partijen wel.

Op dit moment moet de verandering en het vergezicht uit het midden komen. Samsom, Rutte, maar ook Sap en in mindere mate Pechtold en Van Haersma Buma willen ons wel ergens heen leiden.

vrijdag 24 augustus 2012

Vertrouwen in verzekeraars

Politici zijn nog minder betrouwbaar dan autoverkopers, dieper in het vertrouwen kun je eigenlijk niet zakken. Maar ook verzekeraars hebben momenteel een probleem. Het vertrouwen in verzekeraars is niet meer zo vanzelfsprekend als vroeger. Er wordt aan gewerkt, maar is dat genoeg??

Verzekeraars hebben afgesproken dat zij aanspreekbaar zijn op de "Governance Principes", een set regels voor goed en transparant bestuur, waarbij de belangen van stakeholders en zeker de klanten niet vergeten mogen worden. De monitoring commissie Governance Principes verzekeraars probeert te toetsen of de verzekeraars de Governance Principes naleven. Wij (ik zit er in) kijken dan naar de jaarverslagen, praten met verzekeraars, zien hoe ze bezig zijn zich te vernieuwen en te verbeteren. Het is duidelijk dat veel verzekeraars in elk geval er werk van maken.

Het doel van de Governance Principes was in zekere zin om af te rekenen met de fouten uit het verleden: de woekerpolissen waarbij mensen achteraf pas merkten dat ze teveel betaalden voor producten die hen uiteindelijk soms zelfs achterlieten met een schuld. Meer algemeen had het ook te maken met de bankencrisis: mensen realiseerden zich dat de betrouwbaarheid van banken en verzekeraars niet vanzelfsprekend is. Zal het nu lukken om met de Governance Principes vertrouwen te winnen?

Henriette Prast heeft in een studie (vertrouwen, cement van de samenleving en aanjager van de economie, 2005) al eens aangegeven dat voorspelbaarheid (prestaties zijn voorspelbaar want in het verleden ging het steeds goed), nabijheid (echte stem, persoonlijk reageren), participatie (laat merken dat je leert van je klanten en dat de stem van de klant ertoe doet) en bekendheid van de bewakers (ombudsman, betrouwbare bekende namen als commissarissen) van belang zijn.

Onlangs zag ik een nieuwe poging om te kunnen vinden hoe je vertrouwen wint. Dit sluit wat beter aan bij de Governance Principes van de verzekeraars. Het gaat dan om het het Trustworks model dat Pauline Voortman in haar proefschrift "Vertrouwen werkt" ontwikkelde. Daarbij is vertrouwen dat individuen hebben in organisaties afhankelijk van diverse zaken:
  1. Factoren van betrouwbaarheid (bekwaamheid, goede wil, integriteit en communicatieve vaardigheid)
  2. Omgang van bedrijven met de emoties van het individu.
  3. Persoonlijkheidskenmerken (individueel afhankelijk: bijvoorbeeld optimisme)
    (klik op het schema om te vergroten)
Ook dit model (dat meer gericht is op medewerkers dan op klanten) is interessant omdat het verzekeraars aangrijpingspunten biedt om vertrouwen te winnen.
1. De Governance Principes zijn toegespitst op de eerste factoren van betrouwbaarheid:
  • bekwaamheid in de raad van commissarissen en directie en het kijken of de risico's echt steeds goed in beeld zijn,
  • goede wil door de exorbitante beloningen aan te pakken en te toetsen of de belangen van de klant wel centraal staan,
  • integriteit door het ondertekenen van een morele verklaring en
  • communicatieve vaardigheid door te toetsen of producten steeds duidelijk zijn en passen bij de klant.
Het is wel een grotere verzameling regels, maar ik gooi er maar wat op een hoop.
2. In de praktijk blijkt ook dat sommige verzekeraars voorlopen en op het tweede punt (omgaan met emoties) actief zijn. Die emoties zijn: inspireren, voorkomen van angst, voorkomen van boosheid en voorkomen van verdriet. In het schema hierbij weergegeven.

Zo zie ik dat verzekeraars werken aan een meer persoonlijke communicatie waarbij medewerkers in kunnen spelen op de daadwerkelijke situatie van de klant. De klachtenbehandeling is persoonlijker en men wil er van leren, (boosheid voorkomen), men kijkt beter naar de informatie en op welke momenten die van belang is (angst voorkomen) en probeert bij behandeling van klachten ook de verwachtingen van de klanten te overtreffen door iets extra's te betekenen (betrokkenheid tonen en verdriet voorkomen).

Gaat dit alles nu lukken? Dat is de vraag, want vertrouwen wordt ook beïnvloed door economische onzekerheid. Bovendien zijn de verzekeraars begonnen, maar is veel nog in ontwikkeling.

Moeilijkste punt is wat mij betreft nog dat het moeilijk is om te concluderen of alle verzekeraars zich er nu aan houden. Voor consumenten is het natuurlijk ook belangrijk om te weten of de verzekeraars initiatieven nemen om rotte appels uit de sector te verwijderen. Hoeveel verzekeraars klagen niet dat ze aangesproken worden op woekerpolissen waar ze niets mee te maken hadden???

Daar zien we eigenlijk niets van: het zich houden aan de Governance Principes lijkt meer een zaak van onderlinge concurrentie: individuele verzekeraars willen hun eigen betrouwbaarheid bewijzen, maar hebben geen zin collega's die zich er niet aan houden aan te pakken. Mijn persoonlijke mening is dat verzekeraars bezig zijn, maar nog een wereld te winnen hebben.

vrijdag 17 augustus 2012

Stem wijzer: let op de centen

De stemwijzer is een prachtiginstrument om je te oriënteren. Maar is het programma hetbelangrijkste om je op te oriënteren? Letten we niet op, dan worden we klanten van de politiek! (Tegen hoge kosten)

De Stemwijzer heeft grote voordelen.Vroeger was het veel moeilijker om je ideeën te vergelijken met dievan de diverse partijen. Het is mooi gedaan, je kunt bepaalde ideeënbelangrijker vinden en je kunt terugzoeken naar de verschillen.
Maar er zijn ook belangrijke nadelen. Het is oppervlakkig. Je wordt niet geconfronteerd met oplopende schulden, je kruist gewoonaan dat je die 3% tekort niet zo belangrijk vindt. Wat weinig mensenbeseffen is dat het stimuleert om je op te stellen als klant van depolitiek. De ontwikkelaars van de stemwijzer zouden dat niet willen,maar het gebeurt wel. Doe mij maar AOW met 65 en geen korting op de pensioenen!

Terug naar Nederland als vereniging
In de jaren tachtig begonnen mensenplotseling te praten over de BV Nederland die uiteraard als elk bedrijf financiële groei moest genereren en daarom goed gerund moestworden. Dat is een zeer kwalijke vergelijking. Bedrijven nemen risico's en kunnen failliet gaan. Bij moeilijke omstandigheden worden gewoon wat werknemers ontslagen. We kopen producten van bedrijven en als de producten ons niet zinnen, kopen we die bij een andere BV. Je moet Nederland veel meer zien als een vereniging of in VVD-termen als een maatschap. Alle maten beslissen mee, er is meer dan financiële groei en mooie producten: de maten moeten zich er ook thuis voelen en ze willen aan het werk kunnen blijven.

De stemwijzer is een product om als klant de BV Nederland mee aan te sturen. Je kiest welke producten je wilt, maar bekommert je niet om de degelijkheid en de manier waarop zaken worden gedaan. Neem Emile Roemer, die best een net programma heeft gefabriceerd (een vergelijking met vroegere programma's zou interessant zijn!). Maar wat wordt zijn strategie om Nederland vormte geven? Dat is een heel riskante: hij stuurt aan op een onverantwoord soort concurrentie. Krijgen we een boete van Brussel? Dan krijgen ze geen cent van ons! Klinkt heel aardig voor de BV Nederland, maar minder vrolijk voor Nederland als vereniging. Er zijn immers andere verenigingen die we op de vingers hebben getikt dat ze te onverantwoord omgaan met geld. Trekken wij ons er niets van aan: dan zijn vooral de Grieken, Italianen. Portugezen en Spanjaarden blij, want zij hoeven zich er ook niets van aan te trekken. Dat lijkt gunstig voor de klanten van BV Nederland. Gaat Griekenland failliet, dan is dat een zorg minder. Typisch bedrijfsmatig om je niets van je concurrenten aan te trekken of van de werkgelegenheid van de leden van de vereniging. Bovendien kun je je klanten mooie beloften doen.

Maar die klanten (eigenlijk de leden van de Vereniging Nederland) stemmen niet alleen over die mooie beloften. Ze moeten ook stemmen over de werkwijze die de vereniging Nederland kiest met de verantwoordelijkheid die daarbij hoort. Ze kijken wie ze vertrouwen om namens hen te onderhandelen. Ze moeten daarbij toch echt ook wel naar het geld kijken! Op de lange termijn betalen ze die gratis lunch van de SP.

woensdag 1 augustus 2012

Debat over kosten medicijnen zeldzame ziekten wel voeren


Stel dat je met 100 mensen in een dorp woont. Er is geen hulp van buitenaf en iemand wordt ziek. Dan bedenk je met zijn allen dat je diegene moet helpen. Je lapt met zijn allen als iemand dat niet in zijn eentje kan betalen. Maar dat heeft zijn grenzen. Die grenzen beginnen echter niet met de ziekte van Pompe maar met het je best doen als patiënt om de kosten niet te laten oplopen.

Zo zijn ook verzekeringen begonnen. Boeren die wisten dat brand hen de nek zou omdraaien lapten gezamenlijk wat geld om een pot te vormen. Wie de pech had getroffen te worden door brand, kon uit de pot geld krijgen om weer de boel op te bouwen. Zo ging het ook binnen gilden: er werd gespaard om wat steun te hebben als een van hen werd getroffen door ongeluk. De essentie was dat je elkaar steunt rond iets wat iedereen had kunnen gebeuren en wat voor een individu te groot was om zelf op te lossen.

Het mooie is dat iedereen er een warm gevoel aan over houdt: de een die zich geholpen weet door de buren of de gildegenoten, de ander die het prettig vindt om iets te kunnen betekenen voor de ander. Maar nu worden er twee ziek. De pot moet groter concludeer je, want iedereen kan in principe getroffen worden. Nu is er een van de twee die rookt en een longziekte heeft. De rest besluit te vragen of die ene wil stoppen met roken, anders heeft de behandeling geen zin. Dat doet diegene en iedereen is weer blij.

Nu zijn er drie ziek. De pot wordt weer groter, maar de derde besluit niet te stoppen met roken. Gaat de rest dan door met geld geven? “Ik ben nu eenmaal verslaafd” en “dat is nog mijn enige pleziertje” zullen weinig indruk maken. De kosten lopen immers op en men heeft niet meer het idee samen in hetzelfde schuitje te zitten. De mensen die acuut zijn gestopt met roken om verdere gezondheidsschade te voorkomen stellen op de buurtvergadering het probleem aan de orde. Als patient 3 niet stopt met roken is de rest niet bereid nog te betalen! Zo ging het immers bij brandverzekeringen ook: je doet mee met de pot, maar hebt zelf ook een plicht om brand te voorkomen. De leden van de onderlinge waarborgmaatschappij spreken elkaar er op aan om voorzichtig te zijn. Wie dat niet is, wordt uit de verzekering gezet.

Belangrijkste debat: wederkerigheid in de zorg
We hebben het inmiddels over normale vormen van solidariteit met wederkerigheid: anderen doen wat voor jou, dan doe jij wat voor kosten te beperken. Die normale vorm van solidariteit is inmiddels verdwenen. Mensen weten niet wie voor hen lappen, mensen die lappen voor de ander weten niet hoe mensen zich gedragen als patiënt. Dat zou de hoogste prioriteit moeten hebben in het debat over kosten van de gezondheidszorg. 

Dit zijn veel belangrijker stappen dan de kosten voor de ziekte van Pompe. Natuurlijk zijn er grenzen. Maar eerst kijk je of niet iemand teveel verdient aan de zieke: je dwingt mogelijk kosten te verlagen. Ook kijk je of het helpen met de nieuwe medicijnen ervoor zorgt dat de patient overleeft om in de toekomst met goedkopere medicijnen erbovenop te komen. Kijk ook naar de verwachtingen die zijn gewekt. Of zijn er niet andere manieren om geld te vinden? Daarna moet je gaan afwegen of je iemand helpt voor 400.000 euro of twee mensen voor 200.000 euro, is het pijnlijk, maar begrijpelijk dat je die twee mensen helpt. Of als je 100.000 per jaar moet betalen en het medicijn werkt nauwelijks, dan vraag je je ook af of je voor die geringe verbetering bereid bent bij te springen voor anderen.

Ooit komt wel de vraag op
Maar ooit komen we wel voor die moeilijke vragen over de ziekte van Pompe te staan. Neem weer de 100 mensen die met zijn allen dat bedrag moeten opbrengen, die zich afvragen of ze wel bereid zijn alles te betalen. Dan is het interview met iemand die Pompe heeft eenzijdig. Waarom niet ook twee mensen met de ziekte van Fabry? En er is dan ook iemand met MPS1, of de ziekte van Hurler. Die moeten dan ook geïnterviewd worden, net zoals de mensen die daarvoor moeten betalen en de mensen die slecht verzorgd worden in een verzorgingstehuis en de mensen die al veel betalen en moeite hebben om rond te komen.

Gelukkig zijn er andere prioriteiten die voorrang hebben, maar de inzet van de RVZ met een bedrag per gewonnen levensjaar (qaly) is een niet te veronachtzamen debat (uit 2006 hier (pdf)). Liever dat debat nu verkennen, dan te laat voeren.  Deze discussie is niet alleen iets voor professionals, maar ook iets voor patiënten en belastingbetalers. Het zal je maar gezegd worden dat je te duur bent om te leven: het is pijnlijk, maar ooit komt dat moment dat het gezegd moet worden.