donderdag 31 december 2015

Zichtbare wederkerigheid en zichtbare solidariteit

Solidariteit is “Het bewustzijn van saamhorigheid en bereidheid om de consequenties daarvan te dragen.” Denk aan de oprichting van de eerste brandverzekeringen, onderlinge waarborgmaatschappijen. 
In de onderlinge waarborgmaatschappijen was de verzekering eigenlijk een pot met geld, waar leden een beroep op konden doen in tijden van nood. Brand op de boerderij was iets dat elke boer kon overkomen. De boeren zijn solidair met boeren die door brand getroffen worden. Dit gebeurt uit welbegrepen eigenbelang: omdat men wil dat men ook geholpen wordt als de nood henzelf treft. De beheersing van het eigen gedrag hoort daar vanzelfsprekend bij: wie met vuur speelt weet dat hij daarop aangesproken zal worden. Je mag niet onvoorzichtig worden omdat die pot met geld er is. Dat is de wederkerigheid in het systeem van solidariteit: we betalen voor de mensen met pech, maar mensen met pech zorgen dat de pech zoveel mogelijk voorkomen wordt. Draagt elkanders lasten.

Want het geld is van ons allemaal. Solidariteit vraagt betrokkenheid met elkaar (inleving in de problemen) en wederkerigheid (de bereidheid van de ondersteunde om de kosten niet te laten oplopen)

In een geïndividualiseerde samenleving is solidariteit moeilijk te organiseren. Terwijl solidariteit een heel menselijke eigenschap is komt het organiseren van solidariteit meer onder druk te staan. En het is niet alleen individualisering. Dit zijn de 5 trends die solidariteit onder druk zetten:
  • Individualisering, wat inhoudt dat er meer behoefte is aan meer keuzevrijheid
  • Informalisering, wat betekent dat de verbanden tussen mensen losser worden
  • Informatisering, die zorgt voor veranderende interactie
  • Internationalisering, die zich uit in migratie, en een grotere invloed van Europa
  • Intensivering, wat betekent dat er een hogere waardering is voor beleving en gevoel
Solidair met hullie???
Probleem met “ons” is dat er ook een “hullie” is. We zijn solidair met anderen waar we een gevoel van saamhorigheid mee hebben. We zijn dus solidair met (afhankelijk van wat je zelf bent) socialisten, arbeiders aller landen, uit Frankrijk en Portugal voor katholieken gevluchte protestanten, met collega's, klasgenoten en andere mensen uit een groep waar we ons zelf toe voelen horen, die ellende ondervinden.

De solidariteit met Syriërs, Somaliërs of gewoon mensen die arm en hongerig zijn en hier een toekomst willen vinden is wat anders: we kennen die mensen niet, ze hebben niet ons geloof en onze waarden: er is geen saamhorigheid. We weten niet wat zij doen om de kosten te beperken en in de krant lezen we over een ontevreden Somaliër die klaagt over de opvang of een vluchteling die zijn hand niet thuis kan houden en er is dan weinig basis voor solidariteit, alleen een juridisch verhaal over asielrecht.

Kan de overheid solidariteit nog organiseren?
De solidariteit wordt inmiddels georganiseerd door de overheid. De mensen die geen werk hebben krijgen een uitkering, mensen die ziek zijn kunnen zorg vergoed krijgen en mensen die vervolgd worden krijgen hier asiel. Mijn stelling: die anonieme solidariteit is onhoudbaar. Door de 5 i's: individualisering, informalisering, informatisering, internationalisering en intensivering verdwijnt de steun voor anonieme en automatische solidariteit.  

De geindividualiseerde samenleving zal daarom streng worden. Mensen willen strenger checken of mensen wel echt vluchteling zijn, gaan mensen tegenhouden die niet bij 'ons' passen, gaan checken of mensen die een beroep doen op zorgvergoeding die ook echt nodig hebben. Want mensen houden wel van solidariteit en willen dat terugzien in de samenleving. De overheid die dat via een niet zichtbare manier checkt is niet genoeg. Tegenover de bureaucratische en juridische regels staat boosheid over dat ene individu die een verhaal in de krant bezorgt.

2016 wordt het jaar dat de solidariteit nog steviger onder druk staat. Tegelijk snakken mensen naar solidariteit. In de zorg, rond de opvang van armen en zelfs de zorg voor mensen die lijden onder oorlog. Dat lijkt mij de opgave voor de politiek van 2016: zichtbare wederkerigheid en zichtbare solidariteit. Solidariteit moet weer van ons worden!


Nog steeds leuk: mijn essay voor de NPCF uit 2007: hier

vrijdag 18 december 2015

Verschil maken tussen buurten bij participatie

De grootste opgave voor de overheid is nog altijd om te kunnen werken met verschillen. je hebt krachtige buurten en buurten waar de mensen nauwelijks in beweging komen. Maar dan heb je ook nog buurten die wel en geen vertrouwen hebben in het beleid van het college. Niet alleen de participatiekracht verschilt, er kan ook nog groot verschil zijn tussen wat de buurt wil en wat de gemeente wil. Dan kom je niet ver als je als gemeente niet de inhoud, maar het participeren voorop stelt en in het collegeakkoord uitspreekt dat je vooral in co-creatie wilt werken en ruimte wilt maken voor initiatieven. Je moet onderscheid maken!

Uitleggen van beleid of vertrouwen winnen
Hoe mooi samenwerken en co-creëren ook is: niet alles wat als initiatief omhoog komt is ook een passend initiatief. Een initiatief om een AZC eens stevig aan te pakken is bijvoorbeeld niet iets dat de gemeente verwelkomt. Dat kan ook gelden voor meer parkeerruimte, het in beheer nemen van groen, een hangplek voor jongeren inrichten of al dan niet bomen opofferen voor ruimte. Het kan goed samengaan met de gemeente, maar het kan ook regelrecht tegen beleid van de gemeente ingaan. Beleid uitleggen dan? Dat helpt alleen als de buurt vertrouwen heeft in de gemeente.

Om daar beter uit te komen moet je echt de buurten in beeld hebben. Ik heb het hier schematisch in beeld gebracht.
vertrouwen en participatiekracht

Tegenspel geven
In de ene buurt A is de participatie-kracht groot, maar is weinig vertrouwen in de gemeente en de politiek. Daar moet de gemeente zich ervan vergewissen dat het krachtige tegenspel ook echt de mening is van de hele buurt. De echte legitieme en representatieve vertegenwoordiger van de gemeente is immers de gemeenteraad. Eerste zet is dan ook een beeld krijgen van de werkelijke representatie. Het heeft weinig zin hier politieke hotshots in te zetten. Niet alleen is het afbreukrisico voor een wethouder of burgemeester groot, er is gewoon weinig vertrouwen dus weinig voortgang. Belangrijk is dat de mensen merken dat de gemeente echt goed luistert en dat duidelijk wordt hoe eensgezind de buurt is. Is er geen ruimte voor tornen aan het gemeentebeleid: wees dan daar vooraf duidelijk in en vraag ook geen representatieve meting daarover. Hier dreigt immers een echt representatie-conflict: de legitimiteit van de gemeenteraad staat ter discussie. Raadsleden moeten zich laten zien en uitleg geven.

Is er ruimte voor invloed op het beleid? Onderzoek naar de meningen kan de buurt misschien zelf organiseren en anders is het belangrijk dat hier onafhankelijke buitenstaanders komen helpen. De meting moet alleen gaan over de ruimte die de buurt wel heeft in het beleid. Beleid zelf ter discussie stellen is vooral frustrerend. Qua participatie past de wijk hier een adviesrol die aan kracht wint als iedereen weet hoe representatief de meningen zijn. De mensen moeten wel echte invloed krijgen om vertrouwen te kunnen winnen. Leg uit waarom en op welke punten de politiek anders dacht dan de buurt en daar aan vast houdt.

Vertrouwen winnen
In de andere buurt B is de participatiekracht klein en is weinig vertrouwen in de gemeente en de politiek. Meestal zal hier minder eensgezindheid zijn dan in buurt A. Hier is het van belang om gezag te winnen. Omdat er weinig vertrouwen is in de politiek is hier de a-politieke rol van de burgemeester belangrijk. De gemeente heeft hier een informerende rol en moet de buurt meenemen in een inspraakrol. De inspraak moet hier niet gebeuren in de bekende zaaltjes, maar eerder bij de mensen thuis of bij verenigingen die wel vertrouwen genieten. Laat verenigingen of scholen vragen om mensen die in een klankbord willen deelnemen. Gebruik de kanalen van partners en niet de gemeentelijke kanalen. Wees duidelijk waar wel en waar geen inspraak op mogelijk is. Vertrouwen moet langzaam gewonnen worden en het is van belang steeds weer te informeren wat je deed met de in de buurt opgehaalde meningen. De inspraakrol past wellicht beter dan de adviesrol.

Meenemen en meedenken
In de volgende buurt C is de participatiekracht gering, maar is wel vertrouwen in de gemeente en de legitimiteit van de politiek. Het probleem is hier minder de inhoud en meer de kracht om mee te denken bij de invulling. Hier past het om te laten zien dat je de mensen echt serieus neemt door de wethouder ook een rol te geven. Een aselecte werkgroep (met mensen die persoonlijk worden aangesproken) zou het best leuk vinden om naar het gemeentehuis te komen en daar met de wethouder in gesprek te gaan. Geef mensen de kans samen met de wethouder uitleg te geven over oplossingen.

Tegendenken organiseren
In de laatste buurt D is veel participatiekracht en er is vertrouwen in de gemeente en de legitimiteit van de politiek. Hier neem je de mensen serieus door hen samen met experts aan het werk te zetten om door te denken over de plannen van de gemeente. Omdat er wederzijds veel vertrouwen is, is het wel nodig om de andere kant te zien. Tegendenken is hier van belang. Omdat de politiek hier gezag heeft kunnen raadsleden en wethouder een rol hebben, maar ook is het belangrijk om buitenstaanders te betrekken die tegen kunnen denken. En is de buurt wel zo eensgezind als het lijkt? Nodig bijvoorbeeld een actiegroep uit om tegen te denken. Dat zal een verrijking in de samenwerking tussen bevolking en gemeente geven.


De belangrijkste boodschap blijft: mensen en buurten zijn te verschillend om uit te gaan van één strategie.     

dinsdag 15 december 2015

Meetbare doelen: verderfelijk of noodzakelijk?

Lange tijd gold “meten is weten” als een van de belangrijkste principes van management. Je moest je doelen SMART maken: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden. Met SMART-doelen kon je de mensen ruimte geven om te werken aan de organisatiedoelen, je kon als management zien of er voldoende voortgang was en ingrijpen als er te weinig voortgang was. Natuurlijk ging de organisatie zich hiernaar gedragen, met als gevolg dat wat geen doel heette, verwaarloosd werd en wat niet meetbaar was onbelangrijk. Nu slaan we door naar de andere kant: het niet-meetbare staat bovenaan, we moeten experimenteren, verhalen vertellen en pilots starten. Daardoor missen we aandacht voor feedback en verantwoording.

Neem het werken aan wijken en het vergroten van de eigen kracht van bewoners. De gemeente wil de bewoners niet werk uit handen nemen, maar wil bevorderen dat de bewoners aan de slag gaan om de eigen wijk op te knappen. Lastig om dat te meten. Er moeten dan pilots komen, er moet geëxperimenteerd worden, en liefst moet er ruimte komen voor de creatieve klasse die de wijk met de andere bewoners optrekt naar een nieuw niveau.

Plaatjes voor nerds
In die omslag om niet met SMART doelen te werken maar integraal en gezamenlijk een verhaal neer te zetten dat iedereen inspireert, werd alles wat meetbaar en SMART was verderfelijk. Het ging ineens om een cultuurverandering en kantelen of draaien van de organisatie. Om mensen te inspireren bleken verhalen veel succesvoller dan tabellen met cijfers.
Grafieken werden meer gezien als ingewikkelde plaatjes voor nerds.

Sturen en bijsturen blijft belangrijk
Prima, maar waar die meetbare doelen vandaan kwamen werd vergeten. Terwijl de essentie niet was om alles meetbaar te maken of wat niet meetbaar was als onbelangrijk weg te zetten, maar om te weten waar je heen wilt. Te weten of je moet bijsturen en waar er een tandje bij moet. Niet het meetbare belangrijk maken, maar het belangrijke meetbaar maken, of liever er greep op krijgen hoe de voortgang is en welke ingreep lijkt te werken!.

Als je niet weet waar je als organisatie (of als netwerk) heen wil, loopt iedereen een andere kant uit en mogelijk elkaar in de weg. En speciaal voor grotere organisaties: als je niet kunt volgen wat er gebeurt, zie je te laat wat er mis gaat of tot stilstand komt. Het commerciële bedrijfsleven werkt dus nog steeds met prestatie-indicatoren en metingen. Maar non-commerciële organisaties worstelen nog steeds.

Lukt de kanteling? 
En het is ook niet gek om op processen te sturen of op cultuur te sturen. Maar kijk wel hoe de voortgang is! Zet je in op kanteling van de organisatie, dan wil je weten of dat ook lukt. Feedback blijft onontbeerlijk. Het gaat dan om het volgen van de cultuurverandering, het structureren van kennis en het bijdragen aan de leereffecten. In onderstaand schema is dat cultuursturing. De output is nog moeilijk meetbaar en de kennis van het proces niet perfect. Je bent zaken aan het uitvinden. Bijvoorbeeld hoe je de kracht van de buitenwereld gebruikt om je eigen organisatie bij te sturen. Werken aan co-creatie (samen met bewoners de wijk veranderen en samen beslissen bijvoorbeeld)

Kennis over wat werkt als succesfactor
Maar je moet verder. In de volgende fasen zal het proces en het resultaat beter gevolgd moeten én kunnen worden. Je doet toch niet overal opnieuw pilots die weer stoppen? Dat betekent dat de kennis van het proces in de gemeenten groter moet worden: op welke manier kun je problemen aanpakken, welke keuzen hebben de ambtenaren? Kennis over wat niet werkte moet je vooral delen! Dat is nog onontwikkeld. Tot hele simpele instrumenten: Op welke manieren kun je een groep bewoners laten kiezen? Dat is voor een ambtenaar die moet werken met co-creatie volstrekt nieuw! De kennis daarover moet beschikbaar komen. Uiteindelijk heeft de gemeente wel de taak op zich genomen om maatschappelijke effecten te bereiken.

Dan wil je weten welke ingreep ook resultaat heeft / lijkt te hebben. Om een voorbeeld te noemen: buurtbemiddeling heeft een goede invloed op de wijk, vooral als het lukt om bewoners zelf bemiddelaar te maken. Het opleiden van bewoners heeft (wetenschappelijk aangetoond) effect op de leefbaarheid. Of bij het samen beslissen: sociocratisch beslissen heeft betere resultaten dan bij meerderheid besluiten als je de eigen kracht van mensen wil inzetten. Of pak een simpeler voorbeeld. Eerst deed een ambtenaar de planning van het vastgoed onderhoud, nu moeten bewoners dat doen. Nu moet de ambtenaar de bewoners hulpmiddelen bieden en trainen. Hoe draag je de kennis over onderhoudsplanning het beste over en waaruit kun je zien of de bewoners dat in de vingers hebben? Je wilt wel weten of je overdracht werkt, op welke manieren gaan bewoners checken of het goed gaat? Dan moet je samen met bewoners een conditiemeting doen.

Integraal werken vraagt veel kennis beschikbaar maken en ontwikkelen. Organiseren niet commerciële organisaties dat wel voldoende?.

Van cultuursturing naar processturing, naar resultaat en terug
Hoe moet je dat allemaal volgen? Wanneer stuur je op het soort proces? Wanneer op de (bedrijfs)cultuur, wanneer op de resultaten? Wanneer ga je resultaten meten? En wanneer is het voldoende om te kijken of de cultuur daadwerkelijk verandert? Daar is vast een mooi verhaal bij te maken, maar ik houd nu eenmaal van tabellen.



Kennis van het proces

Meetbaarheid van de output

Perfect
Imperfect
Hoog
Resultaatsturing en /of processturing
Resultaatsturing
laag
Processturing
Cultuursturing



Het idee is steeds te proberen te komen in de linkerbovenhoek van de tabel: sturen op resultaten met veel kennis van het proces. Dan te toetsen waar de meetbaarheid het resultaat in de weg zit en nieuwe cultuur of procesdoelen te stellen. Is de meetbaarheid slecht, dwing dan niet tot resultaatsturing, maar kijk of het mogelijk is op de cultuur te sturen, of als je al iets meer weet over welke processen welke resultaten hebben, op het proces te sturen,

Organiseren van kennis en feedback
Is de cultuur op; orde, kijk dan of je de resultaten beter kunt volgen en het proces kunt verbeteren. Dat vraagt nieuwe vormen van verantwoording die nuttig zijn voor de mensen die er zelf mee werken. Je kunt het misschien beter noemen: organiseren van kennis en feedback. Niet afzien van verantwoording, maar wel verantwoording die passend is en helpt om verder te komen en resultaten te behalen.

zaterdag 12 december 2015

De midterm review van colleges van B&W

Volgend jaar zijn de colleges van gemeenten halverwege hun periode van vier jaar. Hoe staat het er halverwege voor? Het is het juiste moment om bij te sturen als je je ambities niet lijkt te halen. Natuurlijk zijn er jaarlijkse voorjaarsnota's en meerdere gemeenten maken na twee jaar een interne balans op van de voortgang van de collegeprogramma's. Maar hoe staat het er voor tussen de vertegenwoordigende democratie en de vertegenwoordigden?

Midterm review ....
Na 4 jaar brengen sommige colleges een testament uit
Na vier jaar college zijn uiteraard de kiezers weer aan het woord in de gemeente. De prioriteiten die het college aanbracht in het begin kunnen wel of niet gehaald zijn, maar ook kunnen de prioriteiten die leven bij de kiezers veranderd zijn, de (politieke) werkelijkheid is immers ook veranderd! Op dit moment zal in gemeenten gesproken worden over de opzet van zo'n (interne) midterm review, meer geschikt voor de raad.

.... of burgervisitatie?
Waarom laten gemeenten niet door de eigen inwoners de balans op maken halverwege? Tal van collegeprogramma's stonden bomvol voornemens over samenwerken en co-creëren: hoe valt dat bij de bewoners? In de gemeente Oude IJsselstreek begeleidde ik een groep bewoners van de gemeente die keken naar de uitvoering van het programma rond de organisatieverandering binnen de gemeente. Omdat de gemeente niet meer beleid wilde starten vanuit de eigen organisatie, maar wilde aansluiten bij de kracht die er al in de samenleving is, was het uiterst handig om aan buitenstaanders te vragen wat zij ervan vonden.
rapportage burgervisitatie (pdf)

De gemeente vond een groep bewoners met bijzondere kennis om zich de maat te laten nemen. De zes leden van de Burgervisitatiecommissie werden geselecteerd na een open oproep. Het waren inwoners uit de eigen gemeente, die door hun achtergrond in staat zijn organisatie te beschouwen. De leden hebben een diverse achtergrond als hoogleraar, directeur, en HRM-adviseur en waren dus uitstekend in staat kritisch te kijken en echte meerwaarde te leveren. Het ging immers niet om een oppervlakkige peiling bij mensen van de straat (dat mag ook), maar mensen die verstand van zaken hadden en extern maar betrokken waren.

Leerzame spiegel
De visitatie was pittig maar zeer leerzaam voor de gemeente. De rapportage (pdf, 46mb incl plaatjes) stelde de gemeente in staat bij te sturen en witte vlekken in te vullen. En dat voor een koopje! De leden werden elke bijeenkomst getrakteerd op koffie met gebak, alleen de begeleider werd betaald. De kosten vielen in het niet bij het inschakelen van een adviesbureau die beter stuurbaar is (en dus toch een beetje de indruk kan geven naar de mond te praten). De raad benoemde de commissie op voordracht van het college na een open sollicitatie. Raad en college hadden zich dus gecommitteerd.


Een idee voor andere gemeenten? Een echte midterm review: Burgervisitatie van het collegebeleid op het gebied van inspraak, participatie en co-creatie! 


P.S. Meer over burgervisitatie hier en hier  

woensdag 9 december 2015

Groots en meeslepend wil ik twitteren


Twitter is een soort gezamenlijke goedkeuringsmachine. Een mening is snel gevormd en binnen de kortste keren worden zaken getweet en geretweet. Of het nu gaat om de jurk van Trijntje Oosterhuis, de kwaliteit van het Koningslied of een vluchteling in een AZC die iets heeft misdaan. Op Twitter is een mening te vinden. En leuk voor de pers: juist die uitbarstingen met retweets zijn eerder woedend dan inlevend of nuancerend. Zo kom je makkelijk aan een mooi verhaal met voor- en tegenstanders.

De grote afkeuringsmachine
We zien nogal wat woedeuitbarstingen op twitter. Daarmee kan je Twitter meer een gezamenlijke afkeuringsmachine noemen. Zijn we al gewend aan dat mechanisme en gaan we Twitter al voldoende relativeren?

meeslependheid van emoties
Het is inmiddels onderzocht: woede verspreidt zich gemakkelijker dan vreugde of verdriet. Bijgaand een plaatje van een netwerk op Weibo, het Chinese Twitter. Het grijs is de weergave van het netwerk, het plaatje met kleuren geeft de verspreiding van emoties weer. Vreugde (groen) is een beetje verspreid, afkeer (zwart) verspreidt al iets beter, verdriet gaat redelijk hard, maar rood (woede) gaat echt los. Het onderzoek geeft aan dat woede veel besmettelijker is dan vreugde, verdriet of afkeer. Een aanstekelijke lach heb je niet op twitter, aanstekelijke woede wel. Dat werkt overigens vooral sterk binnen "je eigen soort contact", precies waar Twitter toch al goed mee is: soort zoekt soort.
Hier een plaatje om de meeslependheid van de emotie te zien. Vreugde is nog redelijk meeslepend, maar woede slaat alle andere emoties. Vandaar dat boze decennium: de sociale media versterken de woede!


Geen relativerende omgeving, maar een boze wereld
In de werkelijke wereld wordt je rustig als je boos bent en er staan mensen om je heen die roepen “tut tut, niet zo heethoofdig, het valt wel mee. Heb je ook gedacht aan ...?”, of “Ik zie er ook een andere kant aan”. Op sociale media is dat niet het geval. Daar is het soort zoekt soort of emotie zoekt emotie. Weg met die domme relativerende omstanders: we zijn boos! Al snel heb je een virtuele lynchpartij. Dat maakt Twitter tegelijk gevoelig voor framing, misinformatie en andere manipulatie.

Laat oorlogszuchtige namen buiten in de regen staan
We reageren op Twitter en andere sociale media nog als kinderen. Met reclameuitingen weten we al lang om te gaan. We leggen  onze kinderen uit dat je die tellsell-reclames met een pond zout moet nemen. Toch laten mensen zich meeslepen in woede om verkeerd vallende grappen, om halve waarheden om georganiseerde framing op Twitter.

Hoe was het ook al weer? Groots en meeslepend wil ik leven? Het antwoord van de grijsaard aan de jongeling in het gedicht van Marsman is:
  • ‘ga dan niet ver van huis,
  • en weer vooral ook het gespuis van vrouwen
  • buiten uw hart, weer het al uit uw kamer;
  • laat alles wat tot u komt
  • onder grote en oorlogszuchtige namen
  • buiten uw raam in den regen staan:
  • het is slecht te vertrouwen en niets gedaan.
Over tien jaar hebben we er mee leren omgaan. Hoeveel leed is er dan veroorzaakt en kwaad bloed gezet dat niet meer is goed te maken? 

vrijdag 27 november 2015

Het failliet van de participatiesamenleving

Zo'n 2000 jaar na Christus is heel Nederland bezet door professionele grote corporaties. Heel Nederland? Nee, af en toe vind je een kleine nederzetting die moedig weerstand biedt aan de overweldigers. Hoewel heel Nederland is veroverd door professionele grote corporaties vind je af en toe een klein dorpje met een coöperatieve vereniging dat stand houdt.

Het kabinet maakt deze woningcorporaties met vrijwilligersbestuur het werken onmogelijk. Ik visiteer woningcorporaties. Af en toe kom ik ook corporaties tegen met een vrijwilligersbestuur. Die hebben het lastig, onnodig lastig. En dat door het falen van grote corporaties. Leest u mee, meneer Rutte en Koning WA van Oranje? Het gaat hier om de participatiesamenleving!

Laatst bezocht ik De Goede Woning in Driemond. Een ledenvereniging die door vrijwilligers wordt bestuurd. Driemond was vroeger een dorp van de gemeente Weesperkarspel. De corporatie heeft 110 woningen, met een vereniging, een bestuur en raad van commissarissen. Alles is vrijwilligerswerk. Ik zou zeggen dat het woord participatiesamenleving hier voor is uitgevonden. Mooi in zo'n dorpje bij Weesp (maar inmiddels onderdeel van Amsterdam).

Bijna 100 jaar vrijwilligers die hun woningen organiseren
Zo bestaat De Goede Woning Driemond al bijna 100 jaar. Met de vereniging waar de huurders lid van zijn en dus samen besluiten over de koers van de corporatie.

Het is bijna honderd jaar goed gegaan, maar de club komt steeds meer in de knel. De vrijwilligers mogen niet te lang in het bestuur zitten (maximaal 8 jaar), de leden van de raad van commissarissen ook niet. Je hebt dus al snel een flinke hoeveelheid vrijwilligers nodig. Dat is lastig en dat komt niet door het kabinet, maar doordat steeds minder vaste verantwoordelijkheid vrijwillig op zich genomen wordt. Maar het is gelukt. Ik sprak de mensen die in de praktijk het werk doen en zo de corporatie in stand houden.

En hoewel het een vrij simpele corporatie is, moet men aan de toezichthouders nogal wat gegevens leveren. Dat is het kabinet wel te verwijten. Wie goed bekend is met de aanlevering omdat het zijn dagelijks werk is, komt daar waarschijnlijk wel uit. Maar wat als het niet je dagelijks werk is? Dan kun je best de planning van het groot en klein onderhoud en renovatie doen. In Driemond is het zelfs mogelijk dat de vrijwilligers de renovaties, onderhoudsmonteurs en onderhoudsplanning aansturen. Dat doen verenigingen van eigenaren ook. Maar waar ze moeite mee hebben is het leveren van de gegevens aan CFV en WSW (de toezichthouders). Waar het op neer komt is dat wat tien jaar geleden nog lukte, nu nauwelijks meer kan.

Wat moeten deze mensen met de Koning die zei “Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.

Hoeveel kost het toezicht op deze corporatie? Nu zijn bestuurders van woningcorporaties vanaf 1 januari 2015 ook nog verplicht tot Permanente Educatie (PE).Waarom is het nodig dat de bestuurders netjes hun PE punten halen (108 PE punten in 3 jaar) terwijl de cursussen die PE punten leveren vooral geschikt zijn voor grote corporaties? Dat kost tijd en geld. Voor wat?

Doel toezicht wordt niet bereikt
Het doel van toezicht is duidelijk. Zorgen dat de corporatie verantwoord met het geld omgaat, geen onnodige risico's neemt, huurwoningen voor mensen met een laag inkomen beheert en onderhoudt. Het gaat in dit geval om een corporatie die huren heeft die lager zijn dan die van andere corporaties en dat toch financieel goed weet vol te houden. De boekwaarde van de woningen is ruim twee miljoen (woningen worden afgeschreven in 50 jaar), de bedrijfswaarde is 4 miljoen, de WOZ-waarde zal snel zo'n 19 miljoen zijn. Best wat geld. Maar de verantwoording moet op zo'n manier dat de mensen van het Centraal Fonds en de WSW (die toeziet op de leningen) er mee kunnen werken.

Zo had DGW de kosten van renovaties op een andere manier in de jaarrekening verwerkt dan de toezichthouder graag ziet. Voor kenners: de kasstroom werd plotseling erg laag. Of de ellende die de club had om de gegevens dPi en dVi te leveren. Heeft het toezicht hier meerwaarde? Ze moeten zich verplicht laten visiteren, vorige keer (4 jaar geleden) kostte dat 28.000, dat is 255 per woning (bij onze visitatie-club kost het veel minder). Reken de kosten van het CFV en de WSW erbij en kijk hoeveel het toezicht kost per woning. Welk doel wordt hier bereikt met toezicht? Bedenk dan dat de uitgaven van een kleine corporatie zo per jaar kunnen verschillen dat de corporatie CFV of WSW elk jaar weer wat heeft uit te leggen. Als ze in een jaar één keer een woning toewijzen aan iemand met een te hoog inkomen lijken ze al niet meer aan Europese regels te voldoen, want dat mag maar in 10% van de gevallen.

Servicebureau kleine corporaties met minder dan 500 woningen
Bij dergelijke coöperaties ontkomen ze door gebrek aan vrijwilligers op een gegeven moment niet meer aan het aanstellen van een professionele directeur. (In het geval van De Goede Woning is de voorzitter zelf gepokt en gemazeld in de corporatiesector en hij heeft tijd). Maar het toezicht door de Raad van toezicht en de ledenvergadering: Waarom wordt dat zo moeilijk en duur gemaakt? De corporatie belegt niet, gebruikt geen ingewikkelde derivaten. En al zijn er dan maar twintig leden op de vergadering, Het is toch een redelijke score als 20% van je leden meekijkt naar je beleid. Het is bijna 100 jaar goed gegaan.

Kunnen we niet een servicebureau oprichten voor kleine corporaties (onder 500 vhe) dat juist helpt om die vrijwilligers de boel te laten runnen? Met cursussen voor de vrijwilligers, hulp bij meerjarenonderhoudsplanning en het inrichten van verantwoord leningenbeheer. Dat levert de gegevens voor de Aedesbenchmark en de toezichthouders. Te betalen uit de kosten die nu gemaakt worden voor visitatie. 

Ik vind het anders toch een beetje het failliet van de participatiesamenleving....

maandag 23 november 2015

Twee waardensystemen (Wees loyaal en neem wraak 2)

Stel je voor dat een jongen (A) in de klas zit en de juf geeft aan dat hij met hard werken goede cijfers kan halen. Het lukt hem niet. Die vreemde juf kan hem nog meer vertellen! A verveelt zich in die saaie klas en vriendschap is belangrijker dan dat stomme schoolwerk. Als hij iets geflikt heeft verklappen zijn vrienden niets en omgekeerd. Op hen kan hij bouwen. Zijn vrienden en familie begrijpen hem. Op school dwingt hij niet veel gezag af, maar op straat vindt hij erkenning. Hij is streetwise. Wie met hem solt kan wraak verwachten.

Een andere jongen (B) zit in de zelfde klas en de juf zegt de zelfde dingen. Hij werkt hard voor zijn cijfers en dat levert goede cijfers op. Hij concurreert met andere leerlingen en vaak komt hij goed uit die concurrentie. Hij leert veel van anderen en merkt dat hij goed kan inschatten wat betrouwbaar is en wat niet.

Het sluit aan bij wat ik eerder schreef in Wees loyaal en neem wraak. Jongen A hoeft niet eens een boefje te zijn en jongen B geen nerd, toch is het niet raar als het overlevingssysteem bij jongen A andere waarden inprint dan bij jongen B. En ach, ze kennen elkaar en gaan verder heel vriendschappelijk met elkaar om. Niets aan de hand.

Met A gaat het verder redelijk. Hij trouwt, krijgt 2,1 kinderen. Hij werkt in een fabriek totdat de fabriek gesloten wordt. Daarna komt hij als productiemedewerker opnieuw aan de slag. Hij heeft een huis kunnen kopen waarmee hij wat vermogen opbouwt. Hij werkt hard en weet met zijn vrouw een goede levensstandaard op te bouwen en hoopt dat de kinderen kunnen studeren. Want steeds vaker ziet hij dat kameraden alleen tijdelijk aan de bak komen als zzp'er, bijvoorbeeld in de bouw. Hij vindt het nodig dat er meer nodig is om tradities te behouden en mensen bescherming te bieden.

Met B gaat het verder redelijk. Hij trouwt krijgt 2,1 kinderen. Hij werkt in de ICT en heeft verschillende banen. Hij weet steeds bij te blijven en de ICT bedrijven zien hem graag bij hen komen werken. Omdat hij gewild is, is hij als zzp'er een eigen ICT bedrijfje gestart. Het loopt redelijk en hij is blij dat hij zijn eigen tijd kan indelen. De gemeente heeft nog geholpen om bedrijfsruimte te vinden waar hij met andere starters terecht kwam. De burgemeester heeft de ruimte toen nog geopend. Hij werkt samen met bedrijfjes in India die voor hem het standaardwerk doen. Hij heeft een huis kunnen kopen waarmee hij wat vermogen opbouwt. Hij werkt hard en weet met zijn vrouw een goede levensstandaard op te bouwen en hoopt dat de kinderen ook kunnen studeren. Misschien kunnen zij ook als zzp'ers aan de slag en ook hun eigen bedrijf starten en misschien zelfs wel laten uitgroeien tot een bedrijf met meerdere medewerkers. De buurt is veranderd, maar dat vindt hij juist wel leuk. Hij heeft er ook uitstekende ICT'ers uit Syrië getroffen. Hij is overigens wat minder op de buurt georiënteerd en meer op stadscentra en zijn werkcontacten.

We zien dat A en B goed terecht zijn gekomen. Maar het is niet vreemd dat beiden verschillend aankijken tegen de concurrentie. Ook hun beeld van de overheid is anders en bij het werken als zzp'er hebben beiden een verschillend beeld. De een ziet graag een flexibele stad die inspeelt op de kansen die er zijn met de internationale concurrentie. De ander is heel wat minder positief over die flexibele stad die hem en zijn vrienden onzekerheid brengt zonder duidelijke voordelen. De buurt is ook niet vooruitgegaan. Vroeger was er meer saamhorigheid en mensen kwamen bij elkaar over de vloer. Nu spreken ze niet meer allemaal dezelfde taal. Zie hier de logische waarden van A (wachter) en B (handelaar)

Wachters
Handelaren
Loyaliteit
Trouw
Duidelijke hiërarchie
Risico mijden
Vrienden en familie boven alles
Tradities behouden
Laat niet over je lopen neem wraak
Betrouwbaarheid
Eerlijkheid
Gezag op basis merites
Risico nemen
Rechtvaardigheid boven alles
Vernieuwen en verbeteren
Ontwijk geweld, los op

Als A en B steeds naar elkaar luisteren en beleid zouden moeten ontwikkelen, dan zou er een mooi evenwicht ontstaan tussen traditie en vernieuwing. De scherpe kanten van de concurrentie zouden op tijd gezien worden en er was eerder aandacht besteed aan integratie en ontmoeting in de wijk
Nu hebben we twee mannen die samen op school hebben gezeten, die heel verschillend aankijken tegen verandering. B zal bovendien waardering hebben voor de tradities die A in ere houdt. En A kan best blij zijn voor B die wat internationaler georiënteerd is.

Op het moment dat er een asielzoekerscentrum komt reageren de twee mannen heel verschillend. A. ziet de bedreigingen en B ziet de kansen. A gelooft niet dat de gemeente zal luisteren, terwijl B meer vertrouwen heeft dat de gemeente zijn best doet.

En zwarte piet moet blijven, vindt A, terwijl B vindt dat er wel wat kan veranderen.

Dat verbaast mij niets. De waardensystemen verschillen, de reacties op veranderingen en de verwachtingen ook!


maandag 9 november 2015

Wees loyaal en neem wraak

De geergerde Pietendiscussie en de commotie over de vluchtelingen is veel harder dan tien jaar geleden. Dat komt door een veranderend evenwicht in waarden in de samenleving. 

In elke samenleving zoeken mensen een evenwicht tussen het waardensysteem dat gebonden is aan alle dieren om je eigen soort te beschermen (het wachterssyndroom) en het waardensysteem om handel te drijven met onbekenden (het handelssyndroom). In deze tijd slaan we door naar het waardensysteem van de wachters

Jane Jacobs spreekt in "Systems of survival" over the moral foundations of commerce and politics. Ze ziet twee manieren om te overleven die naast elkaar bestaan: het guardian-syndrome en het commercial syndrome. Ze benadrukt dat je de twee waardensystemen niet zomaar door elkaar moet halen. 

Matt Ridley besprak in The Rational Optimist hoe juist de handelsgeest (het commerciële syndroom) door de eeuwen heen heeft gezorgd voor welvaart en economische bloei. Hij toont zich aanhanger van de handelswaarden en laat zien hoe landen die zich afsluiten van de buitenwereld zichzelf in welvaart tekort doen. Terwijl hij de handelsgeest laat zien als iets typisch menselijk. 

De tegennatuurlijke handelsgeest
Je zou zelfs kunnen zeggen dat de handelsgeest tegennatuurlijk is. Dieren handelen nooit met onbekenden, maar beschermen de eigen clan. En bij handel probeer je wat jij fabriceert juist te verkopen aan onbekenden. Je slaat ze niet de hersens in, maar probeert via gezamenlijke vertrouwelingen te kijken of de ander betrouwbaar is en ruil wat voor jou gemakkelijk te verkrijgen is (bijvoorbeeld graan, wol of fruit) voor wat voor de ander gemakkelijker te verkrijgen is (bijvoorbeeld ijzer, goud). De autarkie past niet bij de handelsgeest: je doet jezelf tekort. 

De handelsgeest is duidelijk aanwezig in Nederlandse waarden. Waarden zijn: ontwijken van geweld, eerlijk en betrouwbaar zijn, samenwerken met onbekenden, concurreren om te verbeteren, open staan voor concurrentie en nieuwe ideeën. Gezag is niet vanzelfsprekend, maar gebaseerd op daadwerkelijke vaardigheid en verdienste. Individuele vrijheid is een groot goed. 

Loyaliteit en trouw
Maar ook in Nederland zijn beide waardensystemen aanwezig. Er is tegelijk het andere waardensysteem van de wachters. Daarin is moed, trouw, eer en discipline belangrijk. Hiërarchie dient gerespecteerd te worden. Risico moet je eerder mijden en je bereidt je voor op moeilijke tijden door voorraden aan te leggen. Je beschermt je eigen grondgebied, je staat voor de eigen tradities. Vrienden en familie bescherm je boven alles. Wraak nemen is een manier om loyaliteit te belonen en in stand te houden. Individuele vrijheid moet ondergeschikt worden aan de wil van het volk. Laat een burgemeester toch vreemdelingen toe, dan neem je vanzelfsprekend wraak. Het is een uitwas, maar past wel in het waardesysteem van de wachters.

Wachters
Handelaren
Loyaliteit
Trouw
Duidelijke hiërarchie
Risico mijden
Vrienden en familie boven alles
Tradities behouden
Laat niet over je lopen neem wraak
Betrouwbaarheid
Eerlijkheid
Gezag op basis merites
Risico nemen
Rechtvaardigheid boven alles
Vernieuwen en verbeteren
Ontwijk geweld, los op


We beleven nu een strijd tussen die twee waardensystemen. In de tijd van de liberalisering stond alles in het teken van de handelsgeest. Die tijd bracht ook voorspoed (maar die werd ongelijk verdeeld). De individuele vrijheid werd te weinig getemperd en mensen verrijkten zich ten koste van de rest. Geld verdienen werd alles, gulzigheid was goed en de moraal was gezeur.

De pendule die tussen de twee waardensystemen beweegt sloeg door naar de kant van de handelsgeest. Er is nu een terugslag waarin het waardensysteem van de wachters meer naar boven komt. Wees loyaal en neem wraak. Wraak is daarbij typisch de grens die overschreden wordt. Het is overigens niet gek, omdat de overheid, die vaak juist een belangrijke wachter is, de wachterstaak had verwaarloosd. Zoals Jane Jacobs het zegt "Crazy things happen systematically when either moral syndrome (...) embraces functions inappropriate to it."

Vluchtelingen, Zwarte Piet en het wachterssysteem
Het is dan ook niet gek dat de komst van veel vluchtelingen de twee waardensystemen zo in conflict brengen, nu ze niet meer in symbiose leven zoals Jacobs bepleit. Ook is het niet gek dat de discussie over Zwarte Piet juist nu zo heftig verloopt. Je zult ook zien dat de enthousiaste pleidooien voor ondernemende ambtenaren, bereidheid om risico te nemen en inspelen op de creativiteit van burgers totaal niet aan zullen slaan bij de mensen die pal staan voor het waardensysteem van de wachter, dat ondernemen hoort in de commerciële sfeer, niet bij de overheid. En omdat hoog opgeleiden eerder aansluiten bij de handelsgeest (zij merkten op school dat dit systeem voor hen de beste kansen biedt) en laag opgeleiden eerder bij de wachters (die met dit systeem meer kans hebben voor zichzelf) lijkt er een soort strijd tussen hoog en laag opgeleid. Maar het gaat dieper, tot op het bot. Want botsende waarden zijn moeilijker dan botsende normen.  

Het wegvallen van het middenveld (de rol van de kerk en de vakbeweging) zorgt dat hierin geen tussenweg gevonden wordt die voor beide groepen gunstig uitpakt. 

Een dialoog tussen de wachters en de handelaren blijft hard nodig. Crazy things happen when either moral syndrome embraces functions inappropiate to it.  Toen de handelaren het overnamen kwamen we in een crisis. Als de wachters het nu overnemen en zich beroepend op de volkswil het systeem overnemen gaat het van kwaad tot erger. Internationale verdragen tellen dan niet meer, want de bescherming van het volk gaat boven alles. Loyaliteit is een mooie waarde, wraak nemen laat ik liever aan God. Maar interessant is dat het wachterssysteem terug te zien is in zowel de PVV en Pegida als in Islamitische stromingen en in alle gevallen leidt tot woede tegenover vreemdelingen.

Je niets meer aantrekken van handelsbelangen en niet meer zoeken welke onbekenden je kunt vertrouwen en jezelf niet betrouwbaar tonen omdat familie en vrienden en eigen volk voorop staan leidt tot oorlog en armoede.

(zie hier: Hoe logisch het is dat twee waardensystemen gebaseerd op overlevingsstrategien naast elkaar bestaan

woensdag 4 november 2015

Zelforganisatie en de nieuwe professional

Kwartiermakers, pioniers, ideeënmakelaars, buiten de box-denkers, veranderaars, sociale innovatiebegeleiders, 3d-denkers, visionairs, transitiedeskundigen, verbinders, friskijkers, schoolmakers, versnellers, kantelaars en vrijdenkers. Er zijn nogal wat namen voor nieuwe professionals die burgers helpen om zichzelf te organiseren en de buurt, de veiligheid of de zorg te verbeteren. Ambtenaren die op dit gebied werken verzuchten dat de nieuwe professionals subsidie willen voor allerlei dingen waarvan de overheid hoopt dat de burgers ze zelf ter handen nemen. Ze kunnen begeleiden, businessplannen schrijven, verbinden en ze spelen o, zo mooi in op de termen die de gemeenten graag zien in subsidieaanvragen.

Ik begrijp wel dat er geld zit in vrijwillige participatie en dat ondernemers daar op af komen. Emiel Rijshouwer en Justus Uitermark onderscheiden drie verschillende typen participatieprojecten:
  1. Participatieprofessionals die in opdracht van of in nauwe samenwerking met de overheid bewoners aansporen tot buurtinitiatieven.
  2. Participatieprofessionals die, gedreven door bezuinigingen, bewoners weten te bewegen mede-eigenaar van een buurtonderneming te worden;
  3. Burgers die het heft in eigen hand nemen door op eigen initiatief nieuwe voorzieningen te creëren.
Brood op de plank als verbinder of opbouwwerker
Met alle respect voor de bevlogen kantelaars ontstaat er zo wel een normale nieuwe markt voor mensen die gewoon brood op de plank moeten hebben. Het is iets dat ik ook mijzelf als professional moet blijven voorhouden. De professionals die initiatieven aanjagen – vaak net als ik zelfstandig ondernemer – zeggen dat ze slechts aan het begin staan en dat burgers op termijn wel het heft in handen zullen nemen, maar dat is niet gemakkelijk. Het onderzoek van Rijshouwer en Uitermark laat zien dat veel initiatieven afhankelijk zijn en blijven van ondersteuning (zie veel buurtinitiatieven volgen de grillen van sponsoren). Niks mis met initiatieven 1 en 2. En vrijdenken is mooi, de een kan het beter dan de ander. Maar de kracht van burgers om zichzelf te organiseren is uiteindelijk gewoon een ander vak, het opbouwwerk.

Zelforganisatie in plaats van beweging brengen
Zelforganisatie is anders vooral een mooie methode voor initiatiefnemers die sterke netwerken hebben. En als de gemeente alleen de zelforganisatie als nieuw beleid benadrukt, wordt de ongelijkheid tussen gemeenschappen met en zonder zelforganiserend vermogen groter. In de buurten met minder organisatiekracht blijven de initiatieven voor participatie dan beperkt tussen nummers 1 en 2 van het rijtje: participatieprofessionals die beweging brengen zonder echte kracht op te bouwen. Dat is kwetsbaar op de langere termijn.


Ik kwam daar op omdat ik een gesprek had met Mar Aalders.
Hij werkte in Rotterdam in de oude wijken in Rotterdam, maar ook in Bosnië en Herzegovina en Afghanistan. Hij is een gepassioneerde opbouwwerker die na een loopbaan bij Unilever al in 1971 zijn passie volgde en koos voor het opbouwwerk. Met hem besprak ik mijn frustratie over de afhankelijkheid van de overheid en de passie voor power to the people. Wat is nodig om een echt eigen stevig initiatief op te zetten? We kwamen op een rijtje voorwaarden.
Mensen uiteraard: te denken aan:
  • Trekker (oude opbouwwerker, iemand die wil helpen de mensen zelf te organiseren)
  • Secretariaat (vb ambtenaar)
  • Technisch iemand uit de bouw
  • Iemand die goed contact kan leggen 

Mensen, competenties, diversiteit en stevige netwerken
Het is jammer, maar het blijkt nodig dat iemand op tijd doorheeft dat het wel zo handig is om de ambtenaar die je tegen lijkt te werken bij het gesprek met wethouder gevraagd wordt. Bureaucratische competenties horen er dus bij. Een administrateur kun je overigens wel van buiten halen. We zien aan de voorwaarden dat het niet speciaal gaat om hoogopgeleide professionals die zelf iets doen. Maar we zien wel dat mensen die een goed netwerk hebben, met daarin deskundigen, politici, ambtenaren, een groot voordeel hebben.

Vervolgens: een Ambitie! Dus niet een idee dat er ergens geld te vinden is en dat je gek bent als je daar niet op inspeelt.

Iedereen doet mee: sociocratisch besluiten
Met Mar Aalders in gesprek komen er dan al snel handigheden naar boven die meer onervaren mensen over het hoofd zien. Ik heb zelf ervaring in de Kersentuin, een project waarbij toekomstige bewoners zelf de architect aanstuurden en zelf een programma van wensen en vervolgens van eisen opstelden voor de bouw. Juist in dat stadium dat er heel belangrijke beslissingen worden genomen is het nodig om iedereen mee te nemen in de besluitvorming. Sociocratisch besluiten is een enorm belangrijk instrument daarvoor. Dat komt er op neer dat je niet besluit op basis van de meerderheid maar zoekt naar besluiten die bij niemand onoverkomelijke bezwaren oproepen. Tegenwerpingen nooit ontkennen, maar juist bespreken waarom iemand moeite heeft met een bepaald besluit. Als tegenwerpingen geen ruimte krijgen gaan mensen zich juist passief opstellen. En je mist een kans om van elkaars kennis en vaardigheden te leren. Daarom moet de trekker ook echt staan op gezamenlijke zelforganisatie. 

Samen doen, ook leuke dingen doen en trots zijn
Andere kleine, maar zeer belangrijke dingen zijn om het gezamenlijk eigenaarschap steeds te bevestigen. Gezamenlijk inkopen van zaken, leuke dingen samen doen, benadrukken dat je trots mag zijn op wat je bereikt hebt zijn onontbeerlijke elementen. Omdat bij dit soort initiatieven mensen hun eigen netwerk uitbuiten is het mogelijk dat mensen een dubbele pet hebben. Dat hoef je niet uit de weg te gaan. Het is belangrijk om er open over te zijn! Maar hoeveel verenigingen zijn niet sterk geworden doordat geprofiteerd kon worden van die dubbele petten waardoor verbindingen ontstaan. Een voorwaarde is ook altijd om iedereen te kennen! Juist in die kennis zit de mogelijkheid om mensen te kunnen aanspreken op iets waar ze warm voor lopen en een goede bijdrage kunnen leveren.

Profiteer van verschillen
Natuurlijk is niet iedereen actief. Accepteer dat zo'n 15% van de bewoners actief is. Maar probeer dan vooral een divers gezelschap te hebben. Niet voor niets zijn de mensen die we bij het rijtje voorwaarden noemden heel verschillend. De optimistische trekker is gebaat bij tegenspraak van een risicomijder. Degene die alles in regels wil vangen is in het begin soms lastig, maar bij verschillen van mening is het wel goed om terug te kunnen vallen op regels (die vaak terugwijzen naar gezamenlijke waarden). En iedereen kennen, ook de mensen die niet actief zijn blijft een voorwaarde.
 
Groenbeheer enenergie zijn kansrijk
Dan liggen er kansen bij het groenbeheer. Dat brengt mensen bij elkaar. Je ziet al snel dat je het met elkaar beter kunt dan wat de gemeente (noodzakelijkerwijs) aan standaard biedt. Besparing op je energierekening is juist in deze tijd een mooie invalshoek. De groei van energiecollectieven is fors en er is een omslag gaande van centraal opgewekte energie naar decentrale opwekking. Een prachtkans voor bewonersinitiatieven omdat het harde centen oplevert. En het mooie is: gemeenten moeten hier een eigen doelstelling halen. Een van de tips is ook: “Ken hun prioriteiten: duurzaamheid, levensloopbestendig, burgerinitiatieven, bewegen, urban greening”. En beperk je niet tot de gemeente: er zijn meer spelers in de buurt die baat hebben bij bewoners die zichzelf organiseren. Denk aan woningcorporaties en organisaties in de gezondheidszorg.

Mijn ervaring is dat je dan ook eigen kapitaal moet opbouwen. Je gaat als groep investeren en moet los raken van de grillen van de politiek, continuïteit is belangrijk. En bewonersparticipatie kan best heel veel continuïteit hebben. Als ik gemeenten hoor klagen dat het moeilijk is om de continuïteit te garanderen, grap ik altijd dat we inderdaad al meerdere contactpersonen van de gemeente hebben gehad, terwijl onze contactpersonen al jaren op hetzelfde adres wonen. Nu is participatie zo'n prioriteit, maar dat kan keren/kantelen.

Kies de professionals zorgvuldig
En in een zwakkere buurt? Dan gaat het er om te inventariseren welke kracht er wel is. Begin met goede buurtanalyse, leeftijd (en leeftijdsverdeling), verhuisbewegingen, energiegebruik, groen, zorgbehoefte. Potjes zijn er voor levensloopbestendig, energie, zorg. Is het nodig om een professional in te schakelen? Zet er dan een opbouwwerker op.

Burgers leren om zelf te besluiten en zichzelf te organiseren is uiteindelijk een vak, of liever: een ambacht!






maandag 19 oktober 2015

De flexibele stad van iedereen


Enkele verschilende berichten. Steden hebben moeite om huizen te vinden voor mensen die een verblijfsvergunning kregen. ZZP'-ers hebben door hun fluctuerende inkomen moeite met inkomensgerelateerde huurverhoging. Veel leegstaande kantoren. Pop-upstores een succes. Overschot aan hotelkamers in Amsterdam in 2011 snel omgeslagen in een tekort, maar airbnb gaat hotelsector veranderen, Krimp doet aanslag op leefbaarheid. Levensloopbestendig bouwen steeds gewoner. Al deze berichten hebben een gemeenschappelijke onderliggende uitdaging.

De stad en vooral het centrum leek 30 jaar geleden nog ten dode opgeschreven. Nu zijn de authentieke stadscentra juist weer heel aantrekkelijk. Maar het is niet noodzakelijk zo dat dat over 30 jaar nog zo is. De ontwikkelingen gaan nog sneller dan dat. Wat de nieuwtjes in de eerste alinea gemeen hebben is dat snelle veranderingen bij de stad zijn gaan horen. Een flexibele stad brengt meer economische groei omdat de stad beter om kan gaan met de beweeglijke en flexibele wereld.

Volatiliteit is beweeglijkheid van koersen, inkomsten, prijzen
De beweeglijkheid (volatiliteit) neemt immers toe en dat heeft grote gevolgen voor de steden. Een nieuw concept wordt niet uitgeprobeerd in één stad en zie je langzaam in andere terugkomen, nee, wordt plotseling in alle hoeken en gaten toegepast. 

Steden zien op diverse terreinen toenemende veranderlijkheid
De steden zijn wel met die flexibiliteit bezig, denk aan de pogingen om oplossingen te vinden voor leegstaande gebouwen. Maar het zijn vaak geïsoleerde oplossingen voor deelproblemen, niet pogingen om om te gaan met de volatiliteit die hoort bij internet, mondiale ontwikkelingen en netwerken die over de hele wereld contact hebben. In de collegeakkoorden vind je van alles over aansluiten op initiatieven van burgers die beter gebruik kunnen maken van de kansen. Of over de kennis van bewoners en bedrijven die sneller dan gemeenten weten wat er gebeurt. Of over ZZP'-ers. Of de politiek heeft het moeilijk met de opkomst van een nieuwe partij die in een klap heel groot is. Maar dat is wat anders dan een visie op volatiliteit in de flexibele stad. Je kunt geen bruisend centrum zijn en blijven zonder grote flexibiliteit te kunnen bieden. Wat ik eerder schreef over toenemende volatiliteit is zo algemeen geldig (sociaal, politiek, ruimtelijk, economisch), dat de steden zich daar op moeten voorbereiden. Dat vraagt globalere bestemmingsplannen, stapsgewijze financiering die ruimte biedt voor tussentijdse verandering en goed aansluiten op kansen die de mensen ter plekke zien. Oog hebben voor nieuwe onverwachte kansen en co-creatie zien als belangrijk ontwerpmethodiek, gebruik maken van big data. De stad kan zo een smart city worden. 

Is de stad nog van ons?
Dat brengt ook nieuwe vragen. De belangrijkste is natuurlijk: Hoe zorg je dat alle inwoners zich toch thuis blijven voelen in de flexibele stad. Want verandering brengt wel (op termijn) economische voorspoed, maar veel mensen voelen zich niet alleen niet prettig bij snelle veranderingen, maar zij zien vooral anderen profiteren. Simpel gezegd: profiteren de inwoners wel van de flexibiliteit of heeft de ene groep er vooral last van en incasseert een andere groep de voordelen? Daarvoor is co-creatie een belangrijke voorwaarde, maar niet de enige. Want bij co-creatie loopt de groep die zal profiteren van de nieuwe ontwikkeling voorop.


De flexibele stad brengt voorspoed, is onontbeerlijk, maar de vraag die we steeds moeten stellen is: hoe zorgen we dat alle bewoners profiteren van de flexibele stad.  Zodat de stad van ons allemaal blijft. 

donderdag 8 oktober 2015

Duurzame verandering in de lokale democratie

Ik was maandag bij het festival van de Democratic Challenge. Er was een overvloed aan experimenten, nieuwe werkwijzen, ideeën. Gemeenschappelijk is dat ze de democratie willen vernieuwen met eigen kracht, nieuwe organisaties, apps en andere besluit- en overlegvormen. Dat sluit aan bij een ongenoegen over de democratie, maar ook bij optimisme over hoe het anders kan. Er komen nieuwe functies. ZZP-ers heten kwartiermakers, ideeenmakelaars, verandermanagers en verhalenvertellers. Uit chaos, onrust en vrolijke verrassing groeit verandering. Er zijn zelfs boeken met de titel “een goede manager zaait verwarring”. Gaat dit alles de democratie veranderen? 

Slaat dit alles een deuk in het pak boter?
Uit de wens om verwarring te stichten klinkt een behoefte om het bestaande evenwicht in organisaties te verstoren. Ik geloof niet dat het goed is voortdurend verwarring te stichten en ik ben van mening dat als organisaties goed functioneren een evenwicht juist belangrijk is. Maar ik kan mij wel indenken dat je organisaties tegenkomt die je op een ander been wil zetten. Om verandering te genereren moet je de organisatie uit zijn evenwicht brengen.

De kracht van de bestaande orde
De mensen die dit blog lezen weten dat ik een fan ben van Van 't Hoff. Hij keek naar de chemie als een verzameling systemen en zag dat evenwichtssystemen zich nogal eens op dezelfde manier gedragen. Zo gedragen systemen in oplossingen zich op dezelfde wijze als systemen in gassen. Het principe Chatelier – Van 't Hoff luidt:
"Als in een chemisch systeem een verandering optreedt in concentratie, temperatuur, volume of totale druk, met andere woorden, een evenwichtsverstoring, dan zal het evenwicht zodanig verschuiven dat die verandering tenietgedaan wordt."

Als je er even op kauwt zie je de schoonheid. Een evenwicht blijft in stand doordat er verschillende potentiële krachten zijn, er is een krachtenverdeling waardoor het geheel stabiel blijft, dus als er een verstoring is, is er iets dat het evenwicht terugbrengt. Je zou het grafisch als volgt kunnen weergeven:

Krachten om in evenwicht te blijven
Evenwicht: stabiel of wankel? 
Het evenwicht is als het balletje: als het de ene kant op rolt, wordt het weer teruggeduwd, rolt het de andere kant op, dan rolt het ook weer terug. Gevolg van de krachten: er is evenwicht, want het balletje blijft stil liggen. Datzelfde principe zie je ook in organisaties. In feite zijn dat ook systemen met een evenwicht. In een organisatie zou anders chaos gaan heersen, dus zijn er prikkels om de organisatie in evenwicht te houden. Dat is heel mooi. Als iemand met geld sjoemelt wordt die gecorrigeerd, anders gaat de organisatie failliet. Maar er zijn veel meer en soms onzichtbare manieren waarop een organisatie in evenwicht blijft. Vaak heet dat de organisatiecultuur.Dat is natuurlijk een vaag begrip. Als iemand op een andere manier gaat werken dan gebruikelijk, krijgen de collega's daar last van: past het wel in de cultuur? Gaat een groenbeheerder met bewoners een park inrichten, dan krijgen collega's een onzeker gevoel: hoe zit het met de speeltoestellen-inspectie? Is mijn werk als inspecteur niet zinvol? Dan gaat een inspecteur vragen stellen over risico's. Daar is hij immers voor aangesteld. Als zijn doel is de veiligheid van speeltoestellen te garanderen ziet hij reden om het evenwicht dat verstoord is weer terug te brengen. Als je het balletje in de tekening naar links rolt, blijft het wel even liggen, maar er is weinig kracht voor nodig om het weer terug te brengen in het oude evenwicht. Er zijn immers ook wankele evenwichten. 

Dit mechanisme (als er een evenwichtsverstoring op treedt, leidt dat tot zodanige tegenkracht dat het evenwicht herstelt naar de oorspronkelijke toestand), leidt wel eens tot frustratie bij mensen die een organisatie willen veranderen. Om toch iets te kunnen doen wordt er dan gekozen voor een “experiment”. Een experiment geeft dan ruimte om de mensen die gaan morren gerust te stellen en stiekem is er de gedachte dat ze er aan wennen en dat het verzet tegen verandering zal ophouden. Zo zie je nu rond burgerkracht en zelforganisatie van burgers veel experimenten opkomen. De hoop is dan dat dat leidt tot een nieuw evenwicht waarin bewoners meer zelf organiseren. Maar de krachten moeten dan wel zo veranderen dat er een nieuw stabiel evenwicht zal ontstaan.

Onderschatting van de sterkte ven evenwicht in organisaties
Het werken met experimenten onderschat de werking van evenwichtssystemen. De mechanismen om verandering tegen te gaan worden immers niet aangetast. Om in termen van Van 't Hoff te spreken dan zal het evenwicht zodanig verschuiven dat die verandering tenietgedaan wordt. Dat betekent dat de krachten die zorgen voor het evenwicht gewoon aanwezig blijven. Stopt het experiment, dan valt het evenwicht weer terug in de oude wijze.

Systemen werken met krachten. Dat betekent dat een systeem alleen structureel verandert als je de krachten in het systeem verandert. Als je burgers beter opleidt, leidt dat langzaam maar heel zeker tot een verandering van de krachtenverdeling en dus tot een verandering van het evenwicht. Je maakt immers de burgers krachtiger ten opzichte van de ambtenaren. Andere vormen om het evenwicht definitief te verschuiven zijn informatie (transparante begroting en rekening, weten waar successen behaald worden en waar niet), financiën (kapitaalkrachtige burgers hebben meer macht) en rechten (recht op een referendum, recht op beroep).

Experimenten leveren inspiratie, leerervaringen, maar geen daadwerkelijke verschuiving van het systeemevenwicht en permanente verwarring verstoort de organisatie en leidt niet vanzelfsprekend tot een betere organisatie.

Decentralisatie vergroot de macht van de gemeente
Met decentralisatie van de zorg is d\e kracht verschoven van individuele inwoners en rijk naar de gemeente. Eerst hadden mensen een recht waar ze zich op kunnen beroepen dat vrij simpel was. Het rijk kon dat vaststellen. Nu is dat veranderd en kan de gemeente onderscheid maken. Dat kan een verbetering zijn en leiden tot lagere kosten, maar in essentie heeft een individu nu minder recht (en het collectief via de gemeente meer).  Dit gebeurde mogelijk als manier om de kracht van het individu (beter opgeleid, mondiger, en voorzien van rechten) wat in te dammen. Want wat als recht was geformuleerd was zo algemeen dat mensen geen eigen inspanning meer hoefden te verrichten om de collectieve kosten zo laag mogelijk te houden. Daardoor brokkelt de solidariteit af (die krijgt die hulp, maar heeft die helemaal niet nodig). Je ziet dat dit een enorme verschuiving is geweest in het evenwicht.

Maar is het evenwicht niet zo verschoven dat de macht van inwoners als groep te gering is geworden?Want een verschuiving naar de gemeente is wat anders dan een verschuiving naar het collectief van inwoners. Ja, de invloed van inwoners is er wel, er zijn WMO-raden, nieuwe vormen van inspraak, en gelukkig het recht op maatschappelijke aanbesteding. Maar dat zijn manieren om het beperkte recht van inwoners weer wat gelijk te trekken.

Kijken we naar de collegeprogramma's dan staat overal dat mensen beter opgeleid zijn en meer kunnen en dat er daarom in co-creatie moet worden gewerkt. Samen met bewoners invullen in plaats van achteraf inspraak geven. Maar het aantal gemeenten dat echt zoekt naar een nieuw evenwicht tussen gemeente, bewoners, bedrijven en organisaties is heel wat beperkter.

Om evenwicht duurzaam naar een ander niveau te brengen zijn krachten nodig
Een nieuw evenwicht hoeft niet vanzelfsprekend democratischer te zijn. Een experiment kan zodanig mislukken dat de krachten om inwoners minder zeggenschap over de eigen buurt te geven juist sterker worden. Je moet dus kijken hoe je naast de experimenten op een andere krachtenverdeling kunt komen waardoor het evenwicht verschuift naar meer democratie. 

Ik pak dan een aantal manieren om het evenwicht te veranderen door de krachten te veranderen. Want zouden we niet wat rechten van het individu en groepen mensen kunnen versterken?
  1. Ik denk dan aan recht op informatie: het recht op vergelijkende informatie om de begroting van de gemeente beter te kunnen beoordelen. (individueel recht)
  2. Ik denk dan aan het recht om beleidszaken voor te leggen aan een burgerjury. Er is nu wel een landelijk recht op een referendum, maar dat is weer een stemming. Waarom kunnen de succesvolle burgertoppen niet ingezet worden? Uiteraard gewaarborgd door loting en voldoende aantallen uit de diverse groepen. (groepsrecht)
  3. Een echt individueel recht zou zijn om de beroepsmogelijkheid van individuen te verbeteren door de drempel vergaand te verlagen en mensen in staat te stellen hun argumenten voor aanvragen en gemeentelijke argumenten tegen voor te leggen aan een soort burgerjury. (zie DeTweedeMening.nl (individueel recht)
  4. Buurtrechten kunnen ook een goede impuls geven in de krachtverhoudingen. Zolang de buurten maar op een lokaal democratische manier kunnen beslissen. (groepsrecht)
  5. Verder kunnen we kijken hoe de capaciteiten om zich als buurt te organiseren versterkt kunnen worden. Te denken valt aan rechten van huurders om zelf kleine onderhoudswerkzaamheden op zich te nemen bij corporaties en de besparingen zelf te mogen besteden. De combinatie van recht en beloning zou kunnen werken. (sterkere groepskracht) 
  6. Je zou ook kunnen denken aan de gekozen burgemeester en zo, maar die versterken niet echt de positie van inwoners (en het zal nogal wat meer veranderingen in de gemeentewet vragen). Wel perkt dit de macht van de wethouders en de politiek.
Natuurlijk zijn er allerlei variaties mogelijk en eigenlijk is een gegeven recht wat anders dan een bevochten recht. Eigendomsrecht en toegang tot kapitaal is belangrijk. Als organisaties geen reserves mogen opbouwen blijft bijvoorbeeld een afhankelijkheid van de gemeente in stand. Er moeten ook nieuwe gewoonten in sluipen. Maar ik denk dat het niet alleen nodig is te experimenteren en verwarring te zaaien. We moeten beseffen dat experimenteren wel een stap vooruit kan brengen, maar dat de reactie twee stappen terug kan zijn. Een nieuw en democratischer evenwicht vraagt nadenken over krachten en evenwichten. 



woensdag 30 september 2015

Referendum moet gaan over associatieverdrag Oekraïne, niet over wat erniet in staat

Eigenlijk wordt er nog altijd gedacht: als we ze het nog een keer goed uitleggen en laten zien dat we er goed over na hebben gedacht, dan raakt iedereen overtuigd. Een paternalistische gedachte vanuit het eigen gelijk? En wat betekent dat voor het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne?

Dialoog werkt niet vanzelfsprekend
Movisie heeft onlangs op basis van literatuurstudie onderzoek gedaan naar interventies gericht op het vergroten van de acceptatie van homoseksualiteit. Daarin komen bijvoorbeeld ook op dialoog gerichte interventies aan bod. Terecht stelt Movisie zich voorzichtig op: het zomaar ‘uitrollen’ van interventies en activiteiten als dialoog-bijeenkomsten, voorlichtingscampagnes en theatervoorstellingen klinkt heel daadkrachtig, maar je moet wel weten of het werkt!

Dat valt tegen. De conclusie is “Dat soort bijeenkomsten blijkt weliswaar effect te kunnen hebben, maar ook in ongewenste richting. De aanname is dat door een open gesprek en het uitwisselen van meningen de houding in positieve zin verandert. De negatieve meningen die in die bijeenkomsten naar voren worden gebracht kunnen echter eveneens effect hebben en wel zo dat de negatieve houding wordt bevestigd. Dat geldt vooral in contexten waarin die negatieve houding dominant is". (zie sociale vraagstukken.nl

De conclusie is “Dialoogbijeenkomsten kunnen goed uitpakken als er niet teveel ruimte wordt gegeven aan het uiten van negatieve opvattingen en de positieve meningen ruimschoots aan bod komen “ Dit moeten we in de gaten houden bij het referendum over het associatieverdrag met Oekraine. Hier gaan voor en tegenstanders op inzetten, niet debatteren, maar ruimschoots de eigen mening aan bod laten komen. 

Rationele wezens in dialoog? Of mensen?
Want daar over nadenkend zat het me toch nog dwars. De gedachte is dat mensen rationele wezens zijn die zich baseren op feiten en op basis daarvan een mening vormen. Dat is niet helemaal waar. Mensen spiegelen hun mening namelijk ook vaak aan wat anderen gemiddeld gesproken denken. Men zoekt naar een verband tussen de discussie en de werkelijkheid en neemt onbewust aan dat de discussie representatief is. Dat heet dus representativiteit-heuristiek. Ik begrijp nu dat als de positieve meningen maar genoeg geuit worden, mensen ook positief zullen oordelen. Dan is een dialoog niet helemaal opgezet als dialoog, maar als beïnvloeder.

Dat doet me denken aan de politici die voor de Europese grondwet waren. Daar waren nogal wat mensen bij die dachten: we moeten het beter uitleggen (want eigenlijk hebben we natuurlijk gewoon gelijk). Dat voelden tegenstemmers haarfijn aan. Het werd uiteindelijk een discussie die maar af en toe op een dialoog leek, maar veel meer een heen-en-weer-je-eigen-verhaal vertellen.

Associatieverdrag met Oekraïne en onbetrouwbare voor- en tegenstanders
Daarvoor moeten we oppassen bij het referendum over het Europees associatieverdrag met Oekraïne. (Ik ben voor het referendum en voor het verdrag). Op de website van het burgercomité dat dit referendum heeft afgedwongen staat “Uiteraard blijft ons hoofddoel overeind staan: een referendum over in/uit de EU”. Dat is eigenlijk het doel van het referendum. Het comité is verder tegen EU-lidmaatschap van Oekraïne. Overigens vind ik lidmaatschap van Oekraïne ook niet gewenst de komende tien, twintig jaar. Misschien wel nooit. Maar dat staat niet in het verdrag. Daarom schrijft het comité “Dit verdrag is dus duidelijk een opstapje naar volledig EU-lidmaatschap, ook al zullen onze regering en de EU dit natuurlijk ontkennen”. Overigens zijn er ook associatieverdragen goedgekeurd met Moldavië en Georgië. Zijn ze daar blijkbaar niet tegen? Waarom niet? Bekt dat minder? Ik vertrouw het burgercomité dus niet zo. Het burgercomite lijkt niet te willen dat mensen zelf nadenken (en zich echt verdiepen in het verdrag). Nergens staat wat het verdrag inhoudt en wat zij daar zo slecht aan vinden!

Maar vertrouw ik de voorstanders van het verdrag dan wel? Die hebben ook geen goede staat van dienst. Ze neigen naar paternalisme en willen niet zozeer in dialoog gaan, maar vooral alles nog een keer goed uitleggen! Zij zullen dus vooral willen dat er veel positieve meningen komen, waardoor mensen zonder na te denken voor zullen stemmen (en veel liever even geen referendum).. Ik ben blij dat de voorstanders gedwongen worden uit te leggen wat ze willen met het verdrag. Dat is goed voor de democratie!

Oekraïne is geen fijn land op het moment. Grote politieke instabiliteit, economische stagnatie en grootschalige corruptie en zelfverrijking van een kleine elite, een verdeeld land en claims van Rusland. Het associatieverdrag moet daar juist in helpen. Ook de landen op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie hebben recht op volledige onafhankelijkheid, zelfbeschikking en territoriale integriteit. Het idee achter de associatieverdragen is juist om de landen daarin te steunen en de economische stagnatie tegen te gaan.

De voorstanders zeggen : “Uitbreiding en nabuurschapsbeleid zijn twee gescheiden trajecten”. Nou denk ik dat handel een heel krachtige manier is om te komen tot meer welvaart en welzijn. Maar als je wilt voorkomen dat Oekraïne ooit lid wordt, en je stemt tegen dit verdrag dan zit je zelf goed. Oekraïne is er overigens niet mee geholpen, de stabiliteit aan de randen van de EU ook niet. Met stopzetting van de samenwerking of het uitstellen van ratificatie zou Rusland blij zijn: met intimidatie en geweld kun je blijkbaar de koers van de Europese Unie beïnvloeden.

Reclame over en weer zonder burgers serieus te nemen
Ik vrees dat het referendum niet zal leiden tot een dialoog over en weer over het associatieverdrag met Oekraïne. Het zal gaan om schreeuwende reclame over en weer. Kom in verzet tegen de uitbreiding van de EU, dat wordt de leus. Versus: daar gaat het associatieverdrag niet over

Waar gaat het eigenlijk wel over? Stabiliteit en welzijn aan de randen van de EU
Het verdrag betekent nogal wat. Het gaat over tegengaan van verspreiding van (atoom)wapens. Het gaat over samenwerken in de internationale misdaadbestrijding, Het gaat om de gezamenlijke opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van illegale migratie, smokkel van migranten en mensenhandel. Dat lijkt me reden om voor te zijn. Maar voor mij is het belangrijkste het geheel: dat samenwerking en internationale handel helpt om meer stabiliteit en welzijn te krijgen in Oekraïne en ik ben er van overtuigd dat goede buren belangrijk zijn voor de EU.

Maar het gaat er ook om “dat het van belang is op termijn een visumvrije regeling in te voeren voor de burgers van Oekraïne, mits aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan”. Dus ik zie al beelden van een reclame van de tegenstanders die zeggen dat een tsunami van Oekraïners Europa in zal trekken. Precies overigens wat het verdrag wil voorkomen, want daarvoor is samenwerking om de grens te bewaken en mensenhandel tegen te gaan belangrijk.

Jammer van een referendum is dat je niet de boodschap kunt afgeven die eigenlijk nodig is: het tekenen van het verdrag is geen akkoord om stappen te mogen zetten richting lidmaatschap. Maar daar gaat het verdrag nu eenmaal niet over. 

In elk geval is het simpel. Het referendum moet gaan over het associatieverdrag met Oekraïne: de echte voor- en echte nadelen. Dan neem je mensen serieus.

Dat zal een zware dobber worden!