maandag 23 maart 2015

Hoe goed is mijn rekenkamer????

Gemeenten geven nogal wat geld uit. Je moet er maar op hopen dat de gemeenten goed met dat geld omgaan. Natuurlijk zit er een vertegenwoordiging van de inwoners om op te letten of de gemeenten niet meer geld uitgeven dan nodig om de bedoelde resultaten te bereiken.Maar wordt die vertegenwoordiging goed voorzien van munitie om het gemeentebestuur te beoordelen op efficiëntie en effectiviteit? Pleidooi voor een vergelijkend beeld van de kwaliteit van rekenkamers.

Met alle respect voor de mensen die bereid zijn om in de gemeenteraad te gaan zitten, zij moeten natuurlijk wel goed gevoed worden door de buitenwereld. De accountant controleert of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid en de uitgaven rechtmatig zijn. Maar dat zegt nog niet of de raad dezelfde resultaten met minder geld had kunnen bereiken. Daarvoor zijn onderzoeken naar de doelmatigheid nodig. Ook dat is nog niet voldoende, want het college van B&W stuurt die onderzoeken aan. Om zeker te zijn dat de gemeenteraad goed op het geld let is er dan nog de lokale rekenkamer. Die kijkt naarde doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur”.

Rekenkamer enorm belangrijk om ons vertrouwen te geven
De rekenkamer is nogal belangrijk, want de raad kan geen betrouwbaarder beeld krijgen van hoe de gemeente met het geld omgaat. Het is jammer dat we als burgers zo weinig weten van de gemeentelijke (of gemeenschappelijke) rekenkamer. Het zou ons vertrouwen in de raad helpen als we weten of de gemeenteraad goed gevoed wordt met onderzoeken van de rekenkamer.
Dat we dat niet weten is vreemd. Er is bijvoorbeeld fors bezuinigd op rekenkamers. Weten we of de rekenkamers het werk nog goed kunnen uitvoeren? Hebben die onderzoeken invloed? Accountants worden gecontroleerd en nog gaan die wel eens in de fout, waarom weten we dan zo weinig over de rekenkamers? Worden de gemeenteraden dan niet door de pers kritisch gevolgd?

Een rekenkamer kijkt naar de effectiviteit en doelmatigheid van het gevoerde bestuur in de gemeente. Dat vraagt gedegen onderzoek. Dat is nogal eens saai en de uitkomsten komen als er vooral aandacht is voor nieuw beleid en nieuwe kwesties. Daarom lezen we weinig over de rekenkamers in de gemeenten. Als we al over de gemeente lezen, want de lokale nieuwsvoorziening laat ook al te wensen over (ook wegbezuinigd), zodat we ons vaak moeten voeden met de informatie die de gemeente zelf levert.

Een kleine wereld die best wat weet over de kwaliteit en doeltreffendheid
Ik kom nog wel eens in het wereldje van de rekenkamers en het is een vrij kleine wereld. Diverse mensen zitten in meerdere rekenkamers. Je zou dus zeggen dat er een aardig beeld is bij dat kleine wereldje wie het goed doet en wie niet?

Waarom is er geen onderzoek naar de kwaliteit van de rekenkamers? Ik denk dat het belangrijk is dat de politiek tegenkracht krijgt en dat er onafhankelijk onderzoek is naar de effectiviteit en doelmatigheid. Weten de raadsleden wel of hun rekenkamer goed is? Er zijn gemeenten die 6 euro per inwoner aan de rekenkamer uitgaven, er zijn gemeenten die op een koopje uit zijn en minder dan een euro uitgeven. Is dat niet vreemd?

Visitatie van rekenkamers of een ranglijst met beste koop en voordelige keus
Ik stel voor dat er een visitatie van rekenkamers komt. Onafhankelijke experts geven een beeld van de kwaliteit van de onderzoeken en de omgang met de raad om te zien of de onderzoeken dat effect hebben wat ze bedoelen te bereiken. Niet afrekenen, wel meer rekenschap! Maak maar duidelijk of die bezuiniging op de rekenkamers geen kwaad kon, vertel ons als burgers of het budget een farce is of juist toereikend? Voor mijn part komt er een Elsevier-ranglijst van de beste rekenkamers en de rekenkamers die het meeste waar voor ons geld geven.

Want met goede tegenkracht kunnen we meer vertrouwen op ons gemeentebestuur!

woensdag 18 maart 2015

Meer burgerparticipatie? Dan wordt de stembus belangrijker!

Er wordt in Nederland ontzettend veel vergaderd en overlegd. Nederland staat er om bekend en de oorsprong voor de overlegcultuur wordt gelegd bij de polders. Het was noodzakelijk om het eens te worden over beleid in de polder omdat je met zijn allen verantwoordelijk was. Als je het niet samen eens kon worden, kon je samen verzuipen. Polderen heeft een negatieve klank gekregen. Het zou dodelijk zijn voor de creativiteit, leiden tot smakeloze compromissen. De combinatie van minder polderen en meer polarisatie en vertrouwen op burgerparticipatie vraagt meer aandacht voor de stembus en representativiteit! 

En het rare is: er wordt nog steeds veel vergaderd, maar er wordt steeds minder gepolderd. Het echte gemeenschappelijke overleg is zeldzaam aan het worden. Internet maakt het gemakkelijk om mensen te vinden die er precies zo over denken als jij. Je kunt er zelfs je eigen nieuwsvoorziening bij zoeken. Het is wel vergaderen, maar geen echt delibereren waarbij diverse argumenten en belangen gewogen worden. (zie ook de i-samenleving)

Aantrekkingskracht van polarisatie
Je ziet ook wel dat de botsing tussen bepaalde groepen aantrekkelijk is: Wilders en Pechtold samen in debat: dat geeft vuurwerk. De groep Pechtold-aanhangers zal het eens zijn met Pechtold, de groep Wilders-aanhangers met Wilders. Polarisatie geeft energie en een interessant debat. Er zijn ook enthousiaste journalisten die aangeven “dat het weer ergens over gaat” en “dat er echt wat te kiezen valt”.

Polarisatie leidt echter tot hogere kosten en lagere opbrengsten. Meer dan vroeger is het bij uitvoering van besluiten nodig dat mensen er het nut van inzien om zich voor de oplossing in te zetten of deze op zijn minst te accepteren. Enig idee welk instrument van burgerprotest het meest is toegenomen de laatste decennia? De gang naar de rechter! Natuurlijk mag van mij alles gezegd worden, graag in debatten duidelijk aangeven waar je bezwaren liggen. Maar het is wel nodig om vervolgens een oplossing te zoeken. Spannende debatten voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 moesten gevolgd worden door het zoeken naar compromissen tussen PvdA en VVD. Dat wisten we natuurlijk best. Het zou mij niet verbazen als de meeste kiezers dat ook snappen, ondanks de boze reacties. De meeste kiezers willen eigenlijk dat het kabinet blijft zitten.

Oplossingen afdwingen?
Je kunt ook proberen oplossingen af te dwingen. Een rechts blok dat regeert en bezig is met zaken waar rechts Nederland de vingers bij aflikt. Dan zal je merken dat er veel tegendruk ontstaat. Er ontstaan spannende arbeidsconflicten, interessante stakingen, rechtszaken en mooie protestmarsen. Of een links blok dat ondernemers wegjaagt. Bovendien zal de groep die het meeste macht heeft ook het meest voor zichzelf weten te zorgen. Met als gevolg meer ongelijkheid in de samenleving, minder onderling vertrouwen en daardoor meer ontevredenheid. Of voor de meer economisch ingestelde mensen: hogere transactiekosten door gebrekkig vertrouwen, hogere arbeidslasten door meer arbeidsconflicten en torenhoge juridische kosten..

Op het moment is er weinig aandacht voor gemeenschappelijk overleg. De trend is om burgers initiatieven te laten nemen en die initiatieven te faciliteren. Internet ondersteunt die individualisering en groepsvorming tussen gelijkgestemden. Maar die initiatiefnemers zijn opnieuw succesvoller naarmate ze een beter netwerk hebben en meer kansen. Management by excluding others.

Meer burgerkracht vraagt meer aandacht voor representatie ...
Eigenlijk is stemmen de minst ongelijke manier om beleid te maken. En het rare is: met meer aandacht en ruimte voor burgerinitiatieven (doe-democratie) is het noodzakelijker om meer te rekenen op die stembus om de macht weer gelijk te trekken tussen de mensen met invloed en een succesvol netwerk en de mensen die dat niet hebben. De spanning neemt anders juist toe. De crisis in de samenleving is niet gekenmerkt door gebrek aan beleid, maar door een gebrek aan vertrouwen. Vertrouwen in leiders, bankiers, de EU, Islamieten, wetenschappers, noem maar op. En een samenleving zonder vertrouwen is er zeer slecht aan toe. Dan is het minste dat mensen zich herkennen in de vertegenwoordigers die ervoor waken dat hun belangen niet ondersneeuwen. 

Of echte buurtdemocratie
Tenzij we weer kunnen gaan polderen. Bijvoorbeeld door te werken met echte buurtbudgetten en daar gezamenlijk sociocratisch over te beslissen, waardoor mensen die tegen zijn hun bezwaren toe kunnen lichten. Bijvoorbeeld door als gemeenteraad bij burgerparticipatie ruime kaders te stellen en te toetsen of alle belangen in beeld zijn geweest. En natuurlijk gewoon bij elkaar op de thee, hoe soft dat ook mag klinken, het geeft betere resultaten. Minder doe-democratie, meer alledaagse democratie, waarbij mensen niet de overheid beïnvloeden maar gezamenlijk de samenleving vormgeven. Dat werkt vanuit de basis en begint klein, zoals het vroeger ook klein is begonnen. En het mooie is: we leren weer onze buren kennen, begrijpen waar zij zich druk over maken en verdraaid: ze hebben vaak nog een goed punt ook. Misschien kunnen leiders dan ook weer ons vertrouwen terugwinnen.


dinsdag 17 maart 2015

Het probleem van de lage opkomst (2)

Het lijkt een keuze om niet te stemmen. Het maakt niet uit of je door de kat of de hond gebeten wordt? Dan is dat hetzelfde voor de Tweede Kamer of voor de provincie. Bij de provincie zien mensen minder directe keuzen en daar maakt het nog minder uit, dus logischerwijs stemmen nog minder mensen voor de provinciale verkiezingen (55,9% in 2011). Helaas is het wat erger. Als je voor het eerst mag stemmen en je stemt dan niet, dan behoud je die gewoonte.

Het is wat diepgravender bekeken door Mark Franklin. Met de mensen die voor het eerst kunnen stemmen is namelijks iets vreemds. Als mensen de eerste keer dat ze mogen stemmen niet stemmen, is de kans groot dat ze de volgende verkiezing ook niet gaan stemmen. Dat lijkt nog niet zo vreemd. Het zijn blijkbaar mensen die menen dat het niet uitmaakt of je door de kat of de hond gebeten wordt. Logisch dat ze de volgende keer ook niet stemmen??? Nee. Je zou zeggen dat ze per verkiezingen beslissen of ze niet gaan stemmen, maar dat is niet zo rationeel.

Mark Franklin bekeek verschillende verkiezingen in verschillende jaren. De nationale verkiezingen vergeleek hij met de verkiezingen voor het Europese Parlement, nog beruchter om de lage opkomst dan de provincies. En wat bleek? De mensen die 18 waren en voor het eerst voor de nationale verkiezingen mochten stemmen stemmen bij volgende stemmingen vaker dan de mensen die 18 waren en voor het eerst voor het Europees Parlement mogen stemmen. 


In de grafiek vergelijkt hij de opkomstbereidheid gerelateerd aan de leeftijd. Daarbij is er vooral bij jongeren een verschil. De mensen die starten met de nationale verkiezingen (bovenste lijn uit grafiek) blijven daarna vaker stemmen dan de mensen die starten met de Europese verkiezingen (onderste lijn uit de grafiek). De opkomstbereidheid in zijn algemeen verschilt dus naar het soort verkiezingen waarmee de 18-jarige mocht starten. Als de mensen nu niet stemmen voor de statenverkiezingen is de kans groot dat ze ook niet stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen. Ze hebben volgens Franklin een soort traditie gemist om te gaan stemmen (ach, ik stemde de vorige keer ook niet en toen gebeurde er ook niets).

Maak er een feest van de democratie van!
Kortom: als we er nu niet in slagen jongeren te laten stemmen voor de provincie, zullen die daarna ook minder makkelijk te motiveren zijn en daalt de legitimiteit nog verder. Benadruk de stemtraditie, ga samen stemmen, maak er een  feest van de democratie van! Anders betekent het nog meer lege zetels in het parlement.

Zie ook Het probleem van de lage opkomst 1 over lege zetels en de grootste partij

Het probleem van de lage opkomst (1)

De provinciale en de waterschapsverkiezingen zijn dit jaar samen georganiseerd. Dat is niet slecht omdat de opkomst bij de waterschapsverkiezingen er waarschijnlijk beter van wordt. Veel zal het overigens niet zijn, want de opkomst is laag bij de provinciale statenverkiezingen. Rare debatten tussen Wilders (kunnen we niet op stemmen) en Pechtold (kunnen we niet op stemmen) helpen niet veel. Weinig mensen maken er zich druk om, maar ondertussen worden besluiten genomen door een slecht gelegitimeerde groep. 


Tweede Kamer: grootste partij de niet-stemmers

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 was de opkomst 74,57%. Dat betekent dat van de potentiële kiezers 25,43% niet stemde. Dat waren 3.227.587 mensen. Dat is daarmee de grootste partij, want beduidend meer dan de het aantal VVD stemmers (2.504.948). Je kunt zeggen dat de mensen die niet stemmen er niet om geven. Maar de vraag is of dat echt zo is. Het zal eerder een gemêleerde groep zijn. Zij zullen wel eerder dan wel-stemmers zeggen dat het niet uitmaakt of je door de hond of door de kat gebeten wordt. Daarmee wordt het wel voor de partijen in de vertegenwoordigende organen moeilijker om gelegitimeerde keuzen te maken. 

Tweede Kamer: VVD en PvdA samen 58 zetels

Neem het kabinet VVD – PvdA. Dat lijkt op een stevige meerderheid te bouwen. De VVD heeft in de Tweede Kamer 41 zetels, de PvdA heeft er 38 (alles na de verkiezingen, inmiddels zijn er twee PvdA-ers en een VVD-er weg om op eigen houtje verder te gaan). Met 79 zetels hebben zij de meerderheid van de zetels van de Tweede Kamer. Maar beschikt het kabinet over een meerderheid? Ik zou zeggen van niet. Dat is het echte legitimiteitsprobleem. 4.845.698 mensen stemden PvdA of VVD. Zouden alle kiezers tellen voor de zetels in de Tweede Kamer, dan zouden de niet-stemmers met 38 zetels de grootste partij vormen. Waarschijnlijk zouden ze er nog restzetels bij krijgen. 38 van de 150 zetels zouden leeg blijven! De niet-stemmers vormen ook een beduidend grotere partij dan de VVD, die in dat geval maar 30 zetels zou krijgen. De VVD en PvdA zouden samen beschikken in zo'n geval over 58 van de 150 zetels.



Zou je de zetels voor niet-stemmers leeg laten (en als tegenstem laten gelden), dan is het dus moeilijker een meerderheid te krijgen, Dat is voor de provincies en de waterschappen nog een groter probleem. Zo was de opkomst voor mijn waterschap de vorige keer 21,4% en bij de Provinciale Staten 61,7% (gemiddeld van alle provincies 55,9%). Je zou kunnen zeggen dat er bij de waterschappen geen goed gelegitimeerde besluiten zijn genomen en dat de besluiten bij de provincies alleen gelegitimeerd zijn als ze unaniem stemmen (en zo een meerderheid behalen van 55,9%).Zo overigens ook de verkiezingen voor de Eerste Kamer!


Eerste Kamer: 34 zetels leeg, Kabinet van 30 naar 17 zetels

Die lage opkomst voor de statenverkiezingen maakt de Eerste Kamer niet alleen vreemd, maar vooral niet gelegitimeerd. In de Eerste kamer zou bijna 45% van de zetels leeg moeten blijven! PvdA en VVD hebben er nu samen 30 zetels, zouden we de niet-stemmers een lege zetel geven dan zakken ze naar 17 zetels. Zelfs de meest constructieve oppositie brengt het kabinet van VVD en PvdA nog niet de meerderheid.



Er moet meer aandacht komen voor de niet-stemmers, want de legitimiteit van moeilijke keuzen is nu gering. 


Zie ook Het probleem van de lage opkomst (2) over niet stemmen en bij die keus blijven om niet te stemmen 

woensdag 11 maart 2015

Op zoek naar nieuwe tegenkracht

Politici hebben meer dan anderen behoefte aan bevestiging. Degene die het ontstellend leuk vindt veel stemmen te krijgen heeft een voordeel boven degene die daar minder op gericht is, er is dus een natuurlijke selectie. Dat is niet per se slecht: het kan een heel goed mechanisme zijn om te zoeken naar wat mensen beweegt en waar mensen boos over zijn. Pim Fortuyn is een mooi voorbeeld. Een politicus die stemmen weet te verwerven door een fijn gevoel voor waar mensen boos over zijn is een sieraad voor de politiek. Maar er ontstaat dan direct een gevaar. Het zijn mensen op zoek naar applaus en zij lijden vaker dan anderen aan een zelfbevestigend vooroordeel. Zij moeten meer tegenkracht krijgen!

Zelfbevestigend vooroordeel
Komen deze politici aan de macht, dan ontstaat er een probleempje. Deze mensen zijn meer dan anderen gevoelig voor self serving bias, het zelfbevestigende vooroordeel. Het zelfbevestigende vooroordeel zegt dat deze mensen succes aan zichzelf te danken hebben en mislukking aan anderen te wijten zijn. Dat mechanisme zorgt voor meer “applaus”. De leraar die een falende leerling meemaakt wijt dat aan de gebrekkige inspanning van de leerling, terwijl de succesvolle leerling een voorbeeld is van zijn kwaliteiten als leraar. Politici die hier last van hebben omringen zich ook graag met mensen die hen daarin gelijk geven. Dat is tevens een van de grootste valkuilen voor alle mensen met macht: het wegorganiseren van tegenkracht. Van Rey en Hooijmaijers zijn voorbeelden van politici die veel last hebben van zo'n zelfbevestigend vooroordeel.

Lokale rekenkamers en lokale pers
In de gemeenteraad zitten gelukkig niet alleen mensen die behoefte hebben aan bevestiging, bovendien kunnen ze meestal tegenkracht niet zomaar wegorganiseren. Niet zomaar, maar het gebeurt wel, helaas.Er zijn natuurlijk waakhonden zoals de pers en de lokale rekenkamers. Juist die zijn minder sterk geworden. En dat terwijl de begrotingen van de gemeenten met gezamenlijk miljarden zijn toegenomen vanwege de nieuwe taken van de gemeenten.

Ruim zestig procent van de gemeenten heeft de afgelopen jaren bezuinigd op het budget van de gemeentelijk rekenkamer. Burgers in een plaats met minder dan 50.000 inwoners (bijna 8 miljoen Nederlanders), krijgen aanzienlijk minder lokaal nieuws onder ogen dan inwoners van plaatsen met meer dan 50.000 inwoners, zo blijkt uit een onderzoek van het Stimuleringsfonds voor de pers. En gemeenten groter dan 50.000 inwoners staan ook al niet zo stevig onder de schijnwerpers van de pers. Ik las dat Delft het dieptepunt was: "waar wel bijna 100.000 mensen wonen, maar waar op het internet nauwelijks nieuws te vinden is over de lokale politiek". Journalisten zijn nu eenmaal mensen en arbeidskracht kost geld. Onder druk van bezuinigingen zijn regionale media en de lokale rekenkamers niet meer in staat het lokale bestuur te controleren en tegen te spreken. Bezuinigingen die zorgen dat verspilling en verkeerde prioriteiten geld gaan kosten.

Roep de politiek tot orde
De Wet van het zelfbevestigende vooroordeel zegt nu dat juist succesvolle politici die veel aanhang hebben meer de neiging hebben om in de fout te gaan. Niemand die hen nog op tijd tot orde roept.Wat vinden we hier op? Organiseren we meer burgerjournalistiek? Subsidiëren we de lokale pers? Geven we rekenkamers een vast budget, waar het bestuur niet aan kan tornen? Maken we ambulante rekenkamers die steekproefgewijs de gemeente doorlichten? Duidelijk is dat we op stemmen alleen niet kunnen rekenen. Niet alleen is die vier jaar wat lang, we moeten ook meer weten over wat de mensen doen. 

P.S. Een ding hebben we gelukkig: de provincie kijkt naar de financiële positie (risico's en het aangaan van schulden). Maar weten jullie of die provincies dat goed doen? Hm, tja, maar niet vergeten te stemmen hoor op 18 maart!