woensdag 24 juni 2015

De sociale cohesie en het terugverlangen naar het middenveld

Een christendemocratisch antwoord op het sociale vraagstuk van deze tijd, heet het onlangs uitgebrachte rapport van het wetenschappelijk instituut (WI) van het CDA te zijn. Het thema gelijkheid is weer onderwerp van debat geworden en het WI probeert hierop een verrassend antwoord te formuleren. 

Want het CDA moet niet naar gelijkheid streven. “Juist omdat mensen verschillend zijn, is hun bijdrage voor de gemeenschap zo belangrijk”. Zo komt het WI weinig verrassend op een gelijk speelveld. Wel ziet het een probleem met dat speelveld. Want op tal van terreinen blijkt helemaal geen sprake van een gelijk speelveld voor alle mensen. Op politiek, economisch en sociaal vlak bestaan scherpe tegenstellingen waarbij opleidingsniveau op het eerste gezicht de bepalende factor lijkt. Het antwoord mist helaas een culturele invalshoek.De invalshoek van de samenleving en de gemeenschap die het WI heeft gekozen spreekt mij aan. Maar wat die samenleving dan is, daar mist het WI wat.

De grofmazige cultuur met grote eigen verantwoordelijkheid
Wij leven in een grofmazige cultuur. De typering komt van David Pinto. In een grofmazige cultuur zijn normen en waarden, goed en kwaad, niet heel duidelijk omschreven. Het blijft fuzzy wat goed en slecht is, we moeten het zelf uitvinden en in veel gevallen zelf een mening vormen over wat wenselijk en onwenselijk is. Het is een samenleving met veel vrijheid, maar ook een met een onbenoemde verantwoordelijkheid, want eigenlijk vinden we dat vrijheid gepaard moet gaan met zelfbeperking. De normerende rol van de dominee, de leraar, de vakbondsman die op het juiste moment pleit voor het luisteren naar anderen is weg. 

Dit in tegenstelling tot een fijnmazige cultuur. Fijnmazige culturen kennen juist een fijnmazige structuur van gedragsregels. Voor bijna iedere situatie bestaan gedetailleerde regels die het individu dient na te leven. Er is weinig ruimte voor eigen interpretatie en afwijkend gedrag. Zo leer je in de fijnmazige cultuur veel sneller wat niet en wat wel mag. De fijnmazige cultuur heeft ook een duidelijkere collectieve identiteit. De cultuur heeft een extern (in plaats van intern) referentiekader voor goed en kwaad. Je blijft gemotiveerd door de groep en gezaghebbende figuren daarbinnen (meer dan de intrinsieke motivatie). Logisch dat de imam gezag heeft.

In het algemeen is er in Nederland een grofmazige cultuur met ruimte voor subculturen met een meer fijnmazige cultuur. Denk daarbij niet alleen aan de zwartekousen kerk of streng Marokkaanse gelovigen, maar ook aan een jongerencultuur of een -gang, of zelfs de cultuur op het ouderwetse volkstuintje of in de volksbuurt. De fijnmazige cultuur is een duidelijke cultuur, ook een met minder twijfel en minder passend bij hoogopgeleide mondige mensen.

Rapport mist de cultuurverschillen
Het rapport van het CDA “Lang leve het verschil, weg met de fragmentatie” over diversiteit en hoe je toch een samenleving bouwt terwijl er een groeiend verschil is tussen hoger en lager opgeleiden heeft het helemaal niet over die grofmazige en fijnmazige cultuur. Dat is jammer. Het rapport laat zien dat de bestaande groepen in de samenleving die zo verschillend denken over het goede samenleven elkaar niet meer ontmoeten. Er is geen publieke sfeer waar mensen hun botsende visies kunnen bespreken en daarmee hun geschil kunnen pacificeren. Het maatschappelijke cement dreigt teloor te gaan.

In de verzuilde samenleving kon dat wel. Toen waren er zuilen (van hoog tot laag opgeleid) en de top van de ene zuil kon zaken doen met de top van de andere zuil. De toppen kenden precies de leefomstandigheden binnen de eigen groep en wisten wat een compromis betekende voor de achterban. Was er toen een verticale scheiding, nu is er een horizontale scheiding. D66 weet precies hoe de hoogopgeleide wereldburger denkt over Europa, maar heeft weinig beeld van de laagopgeleide PVV-stemmer. Dat heeft gevolgen voor de politiek, maar ook breder voor de samenleving. De verzuilde samenleving was ook een mooie emancipatiemotor: de leraar die zag dat iemand van eenvoudige komaf meer in zijn mars had en hem stimuleerde.

Naar mijn idee waren de zuilen voorbeelden van fijnmazige cultuur. Met duidelijke regels en een duidelijke collectieve identiteit. De vrijheid die de grofmazige cultuur geeft is mooi, maar is ook ongemakkelijk. Als iedereen zelf moet bekijken wat goed en kwaad is en de grenzen onduidelijk zijn vraag je erg veel van individuen. 

Het gaat dus ook niet er om (zoals het rapport suggereert) 1) de kloof te overbruggen en 2) verschillen te herwaarderen. Wel gaat het om (derde suggestie) het toerusten van mensen om in deze snel veranderende samenleving een zinvolle plek te verwerven en te kunnen bijdragen. Maar dan ... ontmoeten? Dat is ook een suggestie. Ontmoeten helpt niet om de fijnmazige en grofmazige cultuur bij elkaar te brengen. En ook niet om de verschillende fijnmazige culturen bij elkaar te brengen.Wat wel helpt is het vergroten van de participatie, zoals het rapport ook stelt. Door aan onze representatieve democratie participatieve elementen toe te voegen, kan voor veel mensen de drempel worden verlaagd om politiek bij te dragen. Zo oefenen we meer met de democratie (g1000 op basis loting, stadsgesprek). Integreren door te doen en door te merken dat belangen en waarden wel overeen kunnen komen. Maar dat is een druppel op een gloeiende plaat. In de wijk kan het werken, maar daar wonen arm en rijk niet bij elkaar. 

Het rapport onderschat de veiligheid van de eigen fijnmazige cultuur
Het rapport bevat veel mooie observaties en goede suggesties. Ja het gaat over het belangrijke thema van gescheiden werelden binnen een maatschappij. Gaat het wel over de teloorgang van het midden en kan dat wel terugkomen? Het maatschappelijk middenveld (de steun voor het CDA) is helaas aan het verdwijnen.Ja, we moeten van een marktsamenleving terug naar een samenleving met een markteconomie. En het is de uitdaging weer een publieke ruimte te creëren waar mensen met al hun verschillen elkaar kunnen ontmoeten en kennis kunnen nemen van hun anders-zijn. Maar het anders-zijn werd te individueel ingevuld in het rapport en een culturele invalshoek heb ik gemist. Of was dat het "middenveld"?

Het is een rapport van iemand van de grofmazige cultuur die niet begrijpt wat de veiligheid is die de fijnmazige cultuur biedt. Het CDA verlangt terug naar het middenveld, maar is al veel wereldlijker dan ze zelf wil geloven.


Wetenschappelijk Instituut CDA: Lang leve het verschil

vrijdag 19 juni 2015

Burgemeester? Niet meer van deze tijd!

Burgemeesters zijn eigenlijk niet meer van deze tijd. Ze worden benoemd door de Kroon op voordracht van een commissie van de gemeenteraad. Ze hebben bijna vanzelfsprekend gezag, terwijl anderen gezag moeten verdienen. Ze zullen de wethouders en raadsleden de inhoudelijke debatten gunnen en kijken vooral naar de vraag of iedereen op de juiste manier betrokken is. Het proces is belangrijker dan de inhoud. De burgemeester is groot op de achtergrond en meestal bescheiden op de voorgrond, verstandig. Totdat het gaat over democratische waarden, bescherming van minderheden, naar elkaar luisteren, dan spreekt hij zich juist ferm uit. Niet meer van deze tijd ….

Het viel mij op toen ik woensdag een discussie mocht begeleiden van een tiental burgemeesters over de verbinding tussen de representatieve democratie en de participatieve (doe-) democratie: de burgemeester is echt niet meer van deze tijd. Waar de samenleving in beweging komt met zwart – wit verhalen, stevige uitspraken, blijken de burgemeesters bakens van rust en nuance. Ze letten op omgangsvormen, de-escaleren en bemiddelen. Volgens mij is de helft van de burgemeesters gecertificeerd mediator!

De burgemeester heeft bij uitstek vertrouwen van mensen en is niet zo besmet als wethouders en raadsleden, misschien wel juist door die rare benoeming. Het is immers aan de politiek om het inhoudelijke compromis uit te leggen als een overwinning en om zich groot te maken en succes te claimen. Dat hoeft de burgemeester niet te doen.

De burgemeester weet ook dat hij een onbetaalbare waarde vertegenwoordigt. Als hij bij een bewoner langsgaat die iets moois heeft gedaan voor de wijk en een bloemetje overhandigt zal die bewoner (en de wijk) zich dat altijd herinneren. Dat is heel wat anders dan een wethouder op de lokale TV.

Rustgevende figuur
De burgemeester is veel beter benaderbaar dan vroeger. Mensen spreken hem gewoon bij de supermarkt aan. De burgemeester zegt niet wat democratie is, maar vraagt aan de mensen persoonlijk “Wat is democratie voor u en wat gaat u als bijdrage leveren aan de democratie?”. Hij gaat mee met zijn tijd en speelt een rol op twitter en facebook, maar is op twitter eerder een rustgevende figuur dan een hijgerige twitteraar. Is er verdriet, dan staat de burgemeester vooraan en biedt hij troost en verbondenheid die vroeger de dominee bood. Voor een feest is niet altijd tijd, voor verdriet maakt hij altijd tijd. Voor afzijdige burgers die zich niet met de politiek willen bemoeien is de burgemeester de verpersoonlijking van het betrouwbare gezag.

Kortom, de burgemeester is niet meer van deze tijd. Na afloop van de bijeenkomst die ik mocht begeleiden, bedanken de burgemeesters je en een enkeling mailt nog na afloop een aardig compliment aan de organisatie. Ruud van Bennekom, de directeur van het genootschap van burgemeesters mailde mij “Een van de prettige dingen van mijn werk voor het genootschap van burgemeesters is dat de burgemeesters hun waardering voor de dingen die we doen niet onder stoelen of banken stoppen.

Niet meer van deze tijd
Niet meer van deze tijd.... De enige die in de participatieve en in de representatieve democratie vanzelfsprekend gezag heeft. Maar de burgemeester die deze unieke positie niet gebruikt om de democratie te laten floreren laat een prachtkans liggen. Verschillende burgemeesters zijn er ook mee bezig en het is goed die ervaringen te delen om te leren van elkaar en het nog beter te doen. Best belangrijk.

Want Nederland snakt naar die rol van burgemeesters!

vrijdag 12 juni 2015

Democratie meer dan de meerderheid


Als de meerderheid van een volk de democratie wil afschaffen, kan die meerderheid opsodemieteren. Ik zeg het maar even, als democraat in hart en nieren. Democratie is meer dan de meerderheid. Het gaat er immers ook om hoe de meerderheid omgaat met minderheden. Er kan een meerderheid in de gemeenteraad zijn die naast of tegenover een meerderheid onder omwonenden kan staan. Toch kan dan een minderheid misschien uitstekende en overtuigende argumenten hebben of zich beroepen op vastgelegde rechten. Representativiteit is niet altijd aan de orde. Copernicus had de meerderheid tegen zich, maar hij had wel gelijk.
Het is maar al te gemakkelijk je te beroepen op een meerderheid. Je bent van veel gezeur af. Niet alleen de politiek, ook buurtcomités beroepen zich er wel eens op. “De buurt wil dit niet”. Het doel van inspraak, participatie of co-productie is niet om te onderzoeken welk besluit een meerderheid behaalt, maar (samen) te kijken welk besluit de diverse belangen zo goed mogelijk kan verenigen en recht kan doen aan de verschillende groepen en individuen. Vervolgens is het van belang dat daar een transparant en afgewogen besluit over genomen is.

Co-produceren met actieve burgers is een goed middel – zij hebben vaak belangrijke kennis in te brengen en voelen de buurt beter aan - toch is het niet altijd het beste middel. Ik stel dat het co-producerend gesprek niet in de plaats kan komen voor debat, politiek en representatie.

Kaders stellen
Bij het starten van een proces van participatie waarin burgers adviseren of samen met de gemeente besluiten kunnen niet altijd alle belanghebbenden betrokken worden. Verder hebben minderheden rechten. De gemeente moet steeds oog houden voor de lange termijn en eventueel samen met andere belanghebbenden kijken naar scenario's om verschillende reacties vanuit de buitenwereld mee te wegen.

Lang niet altijd hoeft de co-productie ingekaderd te worden, vaak spelen representativiteit en rechten voor minderheden geen rol. Maar juist als een onderwerp gepassioneerde voor- en tegenstanders kent, zal de raad moeten overwegen als legitieme vertegenwoordiger (vooraf) strakke kaders vast te stellen en uit moeten leggen waarom de belanghebbenden binnen die strakke kaders moeten blijven. De gemeenteraad is immers juist gekozen om over die zaken waar mensen zeer verschillende over denken keuzen te maken. Dan zijn meerderheden en rechten voor minderheden wel degelijk van belang.

Co-productie is geen manier om verantwoordelijkheid die ten principale bij de raad ligt af te schuiven.

maandag 8 juni 2015

Egoistisch Nimby-gedrag

NIMBY. De term staat voor Not In My Backyard. In Vlaanderen noemen ze het ook wel NIVEA (niet in voor- en achtertuin). Het is een begrip uit de ruimtelijke ordening om aan te duiden dat veel mensen wel gebruik willen maken van voorzieningen, maar er geen hinder van willen ondervinden. Zo willen veel mensen in een auto rijden, maar wil bijna niemand dat in zijn directe omgeving een nieuwe verkeersweg wordt aangelegd vanwege de geluidsoverlast of aantasting van het landschap. Niet in mijn voor- of achtertuin, dus. Ik geloof dat Winsemius de eer heeft te hebben gezorgd voor de doorbraak van het woord NIMBY in Nederland.

Egoistisch en onverantwoordelijk
Het is een van de succesvolste framings uit de geschiedenis. Het 'Nimby' argument wordt vaak gebruikt om iemand weg te zetten als een soort egoïst. Het is onverantwoordelijk gedrag, omdat het zou getuigen van onwil om eigen belang op te offeren aan het algemeen belang.

Nou begrijp ik best dat mensen niet zomaar hun eigen belang opzij zetten voor het algemeen belang. Sterker: daar zijn diverse wettelijke regels voor omdat het individu beschermd moet worden tegen collectieve besluiten die hem onredelijk zwaar treffen. Maar de zaak is dus direct geframet als eigen belang versus algemeen belang. Bekijk of iemand in zijn rechten wordt geschonden. Nee? Dan dus gewoon doorgaan.

De werkelijkheid
Toch doet dat tekort aan de werkelijkheid. Protest is slechts 'nimby' als iedereen het nut van de betreffende voorziening inziet, maar er zelf niets mee te maken wil hebben. Opvangcentra voor zwervers bijvoorbeeld, tippelzones, asielzoekerscentra. En dan nog is er goede kans dat mensen een heel goede argumentatie hebben.

Interessant is dat de energiecoöperaties iets duidelijk maken dat dit verschijnsel ineens doet veranderen. Als een dorp plotseling geconfronteerd wordt met de komst van een windmolen, komt er snel verzet op. In zijn boek Burgerkracht met Burgermacht1 wijst Steven de Waal er op dat er een groot verschil is tussen dorpen waar een windmolen komt vanuit een initiatief van buiten en een dorp waar mensen zelf een windmolen plaatsen en beheren. In het laatste, neem het dorp Reduzum is de acceptatie veel groter. Het gaat dan niet om een object waar een ander subsidie voor krijgt en geld mee verdient, maar het gaat om “onze” molen. Hij stelt dan ook de interessante vraag of het NIMBY-effect misschien wel wordt uitgelokt door het gedrag van de overheid en bedrijven.

Dit wordt onderbouwd door het onderzoek naar profijt en windmolens: het delen in de opbrengst van windmolens leidt alleen(!) tot minder weerstand als deelname aan de planvorming ook goed gereld is2.
Bron: A. Travaille 2013

Uitlokking
Wordt Nimbt-gedrag uitgelokt door de overheid? Misschien moet de overheid zichzelf steeds die vraag stellen. Niet “Hoe ga ik om met Nimby-gedrag?”, maar “Lok ik met mijn manier van werken misschien Nimby-gedrag uit?”.


1S. de Waal “Burgerkracht en burgermacht, Boom 2015 pg 108

vrijdag 5 juni 2015

Niet spreken met de bestuurder?


We hebben in Nederland niet zomaar een democratie, we hebben een meervoudige democratie. Dat vraagt een aparte aanpak en vooral: nieuwe bestuurders.


Op internet vind je veel uitspraken over moderne politieke bestuurders. Er zijn ook trainingen voor. De moderne bestuurder heeft te maken met mondigere en beter opgeleide mensen. Gezag moet je verdienen, Je moet zorgen voor binding, moet kunnen loslaten en accepteren dat je niet de eerste bent die iets weet omdat de sociale media ervoor zorgen dat er altijd iemand is die dingen eerder weet dan jij. Je moet tegenspraak organiseren. De vraag is of dat nieuw is, Gezag heb je altijd al moeten verdienen, alleen is het tegenwoordig wat moeilijker.

Als politiek bestuurder heb je te maken met de gemeenteraad: vertegenwoordigers van burgers, met vertegenwoordigers van organisaties, maar ook met individuen. Niet alles wordt in de gemeenteraad besloten, dat kan ook helemaal niet, want organisaties hebben eigen beslisruimte. Wil je dat je door samenwerking verder komt, dan moet je kunnen verbinden. Daarnaast vraagt de politiek meer van bewoners en willen bewoners meer zelf beslissen. Je ziet het terugkomen in collegeakkoorden, waar ruimte voor initiatieven vrijwel altijd genoemd wordt.Spreken met de bestuurder is normaal geworden: het hoort er bij.

Respect en erkenning geven
Een burgerinitiatief is met de huidige sociale media snel opgestart, maar het is moeilijker om de doorzettingskracht te ontwikkelen en de uitvoering langere tijd zelf te doen. In onze eigen buurt lukt dat, waarbij het belangrijk is om steeds terug te gaan naar wat je zelf wilt, wat past bij de waarden van jou en je partners, maar vooral: mensen moeten er zelf voldoening uit halen. Affectie speelt een grotere rol. Als erkenning voor jouw werk uitblijft en je hebt er zelf geen plezier in, dan stopt het.

Een mooi voorbeeld van doorzetten (12 jaar lang), maar ook kwetsbaarheid als de overheid en professionals geen respect tonen kwam ik tegen in de publicatie “Burgermacht op eigen kracht?” van het Sociaal en Cultureel Planbureau. “Een inwoner van de gemeente Berkelland die twaalf jaar lang vrijwilliger voor Tafeltje Dekje was kreeg, toen hij vijf minuten te vroeg de maaltijden voor zijn groep kwam ophalen, te horen ’12 uur is 12 uur’. Diezelfde dag stopte hij met dit vrijwilligerswerk.1

Verschillende rollen, vrijwillig en professioneel
De samenleving heeft bestuurders nodig die kunnen samenwerken met groepen in verschillende rollen. Samenwerking met iemand die voor zijn werk móet samenwerken gaat anders dan met iemand die dat doet op vrijwillige basis. Die samenwerking kan mislukken als mensen geen respect krijgen of niet serieus genomen worden, maar ook als de zeggenschap als het er op aan komt bij de overheid blijft. Vroeger kwamen bestuurders uit maatschappelijke organisaties waar ze dit kenden. Nu zijn veel bestuurders onbekend met deze samenwerking.

Zo wordt duidelijk dat we meerdere vormen van democratie naast elkaar hebben. Representatieve democratie naast participatieve democratie en democratie in bedrijven en instellingen. De wrijving die dan kan ontstaan tussen representatieve democratie en participatieve democratie zal de politiek veranderen. Dat is ook goed. Technologische vernieuwingen die mensen sterker maken zullen afdwingen dat de representatieve democratie zichzelf opnieuw gaat uitvinden en daarbij aandacht gaat geven aan verschillen en rechten van minderheden in de participatieve democratie.

Politiek bestuurders moeten met die verandering en meervoudige democratie kunnen omgaan. Dat vraagt pas echt moderne bestuurders!


1SCPO “Burgermacht op eigen kracht?” 2014 p 138