woensdag 24 februari 2016

Wie integreert en disciplineert ons?

Mensen met korte lontjes komen in veel functies in het bedrijfsleven niet meer aan de bak. Ik zie ik steeds vaker dat bedrijven cursussen organiseren om om te gaan met feedback. Omdat mensen minder gezagsgetrouw zijn nemen ze het niet meer als iemand (een klant, een collega) kritiek heeft. In cursussen leren mensen de 4 g's om op een goede manier kritiek te geven (gedrag benoemen, gevolg weergeven, gevoel benoemen en gewenst gedrag aangeven). Ook leren de mensen het ontvangen van feedback (nu helpt het als je duidelijk aangeeft wat je gehoord hebt (“Ik hoor u zeggen dat het product niet deugt”, “dat heeft voor u een heel vervelende ervaring tot gevolg”). We leren dat de ander pas luistert als hij weet dat er eerst naar hem geluisterd is. Eigenlijk kun je zeggen dat het bedrijfsleven disciplineert: goed gedrag wordt beloond.

School leert en disciplineert
Op school leren we natuurlijk ook goed gedrag. Kinderen worden door elkaar geplaagd om elkaar te disciplineren en als dit plagen overgaat in pesten leren kinderen zich inleven in de gepeste en leren strategieën om met pesten om te gaan. Disciplineren gebeurt op school ook. Maar we verleren het blijkbaar, want nogal eens komen boze ouders verhaal halen. Ze zijn niet meer gezagsgetrouw, maar hebben niet goed geleerd kritiek te geven en met kritiek om te gaan. Misschien wel door het bedrijfsleven dat de contactcentra heeft geleerd om rustig te blijven, te luisteren naar de klant en deze zoveel mogelijk gelijk te geven. 

Het gaat overigens niet om een grote meerderheid, wel om een kleine groep met een grote mond. Het voorbeeld van de protesten van asielzoekerscentra is ook maar het beeld dat je op Tv en nieuwssites ziet: de meerderheid van de bijeenkomsten verloopt redelijk netjes.

Geïndividualiseerde samenleving vraagt zelfbeperking
Een samenleving die uitgaat van individuele rechten moet altijd kijken hoe goed gedrag gestimuleerd wordt en slecht gedrag beheerst. Dat vraagt zelfbeperking van individuen: je vrijheid wordt begrensd door de vrijheid van de ander. Je moet rekening houden met andere individuen. Veel samenleving maken het individu gewoon ondergeschikt aan de groep. Hier doen we dat niet en dan moeten we iets hebben om te zorgen dat we netjes met elkaar praten en elkaar de hersens niet inslaan. 

Wat we nu een gewelddadig protest noemen was vroeger helemaal niet uitzonderlijk. Zo erg dat bij vergaderingen iedereen eerst zijn wapens moest inleveren.

Van Romeinen tot kerk en burgerij
We hebben veel geleerd in de eeuwen dat Nederland in de vaart der volkeren werd opgenomen door de Romeinen, handel dreef op de Noordzee, de kerstening onderging en mensen burgers werden met rechten. Iemand reageerde eens op het geweld in uitgaansgebieden met de vraag hoe het eigenlijk komt dat er niet veel meer geweld is.

Dieren trekken naar hun clan. Binnen de eigen clan helpen ze elkaar. Dieren van buiten de eigen clan, roedel, kudde worden niet (zomaar) toegelaten. Zo ging dat vroeger bij ons ook. Je moet je in een kudde invechten en de vraag is of dat ongeschonden lukt.

De Romeinen brachten diverse vernieuwingen, waarvan er één heel bijzonder was. Julius Caesar koos de legerleiders op basis van kwaliteit en niet van afkomst. Dat werkt disciplinerend: je moet je best doen om hogerop te komen. Goed gedrag werd beloond. Toen de Romeinen weg waren werd Nederland een grote speler in de handel op de Noordzee. Ook handel brengt disciplinering. De andere kudde vertrouwt je niet, dus je moet dat vertrouwen winnen. Dat gaat via tussenpersonen (jij kent Piet en Piet kent ons en zegt dat we te vertrouwen zijn). Omdat de handel lastig is als het alleen ruilhandel is, herintroduceerden Nederlanders muntgeld. Je ruilde de huiden tegen geld omdat je er op vertrouwde dat dat geld van de Nederlanders zijn waarde behield. Betrouwbaar gedrag werd beloond.

Ook de kerk disciplineerde uiteraard. Je werd beloond voor je goede werk. (Even los van het geweld waarmee dat in het begin van de kerstening gebeurde, en even los van de aflaten die de katholieke kerk introduceerden). Interessant van de kerk was dat iedereen er bij kon. Zieltjes winnen kan je negatief uitleggen, maar het zorgde voor integratie in de samenleving: iedereen was welkom in het huis van God. Goed gedrag werd beloond met een plaatsje in de hemel. Slecht gedrag kon leiden tot verbanning en niet op het kerkhof begraven worden.

In de steden kwam de burgerij op. Ook die disciplineerde. Als je getoond had een goede burger te kunnen zijn, werd je burger van de stad en mochten je kinderen als je zou komen te overlijden naar het burgerweeshuis. Verhuisde je van Arnhem naar Zutphen, dan moest je je opnieuw bewijzen om burger te worden.

Maar heel veel mensen waren geen burger en werden alleen door de kerk met zachte hand gedisciplineerd. De overheid die groeide in belang disciplineerde nog altijd met het afhakken met neuzen en het sturen van mensen naar de rasphuizen. De overheid disciplineerde door dreiging. Ook de gemeenschap deed mee door publieke schandpalen toe te juichen en te juichen als mensen opgehangen werden.

Het afhakken van neuzen of handen zodat mensen altijd herkenbaar waren als dief werkte niet goed: als iedereen zag dat je een dief was kon je je leven niet beteren. Je kon alleen wat verdienen als dief. Het concept van vergeving van de kerk bleek veel interessanter (en het komt ook in niet-christelijke samenlevingen voor.)

Disciplinering door dreiging werkt niet
Nu de kerk verdwenen is uit Jorwerd en Utrecht moeten we het doen met andere integrerende instituties. De overheid en de gemeenschap doen nog steeds pogingen om te disciplineren (en integreren in de kudde) door dreiging en publieke schandpalen. In een nettere vorm dan vroeger, maar nog steeds niet erg effectief.

Vandaag las ik over het disciplineren door het bedrijfsleven. Dat heeft een goede invloed. Maar bij het bedrijfsleven is niet iedereen welkom. En korte lontjes kunnen op sommige plekken geen kwaad, dus die krijgen geen cursus geven van feedback en ontvangen van kritiek. En zelfdiscipline? Daar heeft het bedrijfsleven nog weinig mee op. De reclames stimuleren juist het tegengestelde: live life to the max, omdat jij het waard bent! En veel bazen geven qua zelfdiscipline niet echt het goede voorbeeld. Kijk maar eens naar de beloningen.

De Chinese weg, of een nieuwe institutie? 
In China werken ze aan nieuwe instituties voor zelfdiscipline. Iedereen gaat er een rating krijgen op basis van gedrag online en offline. Uiteraard telt in China mee hoe je de partijlijn volgt en hoe je feedback geeft op de partij (met instemming namelijk). Daar willen we hier liever niet aan beginnen, we beperken ons tot de verklaring omtrent gedrag.

Maar tegelijk is onze samenleving complex en anoniem zodat we niet altijd kunnen inschatten hoe iemand zich zal gedragen en is er een grote behoefte aan een systeem als in China: denk aan verzekeraars die willen weten of je de boel belazert, denk aan de uitkeringsinstantie die controleert of je je wel inzet om werk te vinden. En hoe graag wil de AIVD niet weten of mensen op het punt staan te radicaliseren? Met behulp van gegevens van zoekgedrag dat google heeft kan daar veel mee ingevuld worden.


Welke institutie vinden we uit die integrerend werkt, het concept van vergeving omarmt en niet op basis van dreiging mensen bij de kudde laat komen? Zelfdiscipline is mooi en werkt succes in de hand, maar hoe zorgen we dat iedereen daar aan toe komt? Liever krijg ik niet de Chinese oplossing: zelfdisciplinering door de dreiging van de overheid. Wat wordt de nieuwe integrerende institutie?   

vrijdag 5 februari 2016

Aansluiten op de leefwereld van burgers of procedureel juist handelen?

Niet afwikkeling volgens het boekje, maar aansluiting bij de leefwereld van burgers is de kern van de zaak. Dat stellen medewerkers van het SCP terecht over de kwaliteit van participatieprocessen. Dat vraagt bezinnen op drie aspecten: de kwaliteit van communicatie, de ‘antennes’ van overheden en de reikwijdte van participatie. Het gaat dan ook om de kwaliteit van de informatievoorziening buiten de overheid, om het rekening houden met verschillen tussen burgers en de participatieve versus de representatieve democratie. 

Niet buiten de burger rekenen 2016
De mensen van het SCP hebben weer mooi denkwerk verricht in het essay “Niet buiten de burger rekenen!”. Het gaat weliswaar over de omgevingswet, maar heeft zeker ook voor mensen die in andere gebieden met burgerparticipatie werken veel te snoepen. Want er verandert nogal wat als de overheid de samenleving meer verantwoordelijkheid geeft om zo eenvoudigere en betere procedures te krijgen. “Dit vergt aanscherping van waar de samenleving meer verantwoordelijkheid voor krijgt, vergt toezicht om vast te kunnen stellen of ‘eenvoudiger’ ook daadwerkelijk ‘beter’ is, en vergt bezinning op de randvoorwaarden waaronder de samenleving die taak kan vervullen.” Want mogelijk werkt dit vooral de versterkte participatie door enkele geïnstitutionaliseerde spelers (bv. Stichting Natuur en Milieu, Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines, enz.) in de hand. Welke gevolgen heeft een eventuele grotere inbreng van zulke ‘beroepsparticipanten’? Tot welke spanning tussen representatieve en participatieve democratie kan dit aanleiding geven?

Gewoon de politieke logica bespelen en mensen kennen die er toe doen
Hoewel de spanning tussen representatieve en participatieve democratie best goed is, wijst het SCP er op dat in de samenleving en dus ook in de participatieve democratie tijd, geld, netwerken en kennis, energie en talent ongelijk verdeeld is. Sommigen kennen nu eenmaal meer mensen die er toe doen, hebben meer kennis van de politieke en ambtelijke logica en spelen daar dus beter mee. Asielzoekerscentra vestigen in een wijk vol mondige mensen met belangrijke vrienden en juridische kennis is lastiger dan in wijken waar die participatiekracht ontbreekt. SCP stelt dan ook voorzichtig “Te overwegen (en eventueel beredeneerd weer af te wijzen) is de optie om burgers die in kapitaalsvormen niet op voorsprong staan actief te ondersteunen” (waarmee de ambtelijke vaardigheden van het SCP ook weer even zijn neergezet).

Wat als de informatie overgelaten wordt aan initiatiefnemers? 
De conclusie is dat niet in iedereen in gelijke mate informatie kan opsporen en inzetten, bezwaren articuleren of de mogelijkheden tot participatie benutten. De verzwakte regionale en lokale pers vraagt meer aandacht voor de informatievoorziening. “Nieuws via het internet kent enerzijds de belofte van een groter bereik, maar ook de kans op meer ongelijkheid vanwege het grotere beroep dat digitale media doen op de eigen vaardigheid om nieuws te selecteren en op waarde te schatten”. Zeker als de overheid de informatievoorziening over hun initiatief overlaat aan initiatiefnemers. 

Het gevolg zal zijn dat wie veel sociaal en cultureel kapitaal heeft meer wensen vervuld krijgt dan wie dat niet heeft. Het sluit ook aan bij mijn eerdere stelling dat meer participatie vraagt om meer waarde te hechten aan de stembus. Duidelijk moet zijn wanneer de representatieve democratie de uitkomsten van meer eigen verantwoordelijkheid voor de samenleving toch weer naast zich neerlegt. Want de representatieve democratie is juist in het leven geroepen om uiteenlopende belangen te verzoenen en desnoods tegen elkaar af te wegen.

Kun je verwachten dat bewoners zich herkennen in de uitkomst van een proces dat vooral vorm gegeven wordt door institutionele insprekers en bedrijven die niet kunnen bogen op een vanzelfsprekende achterban? Hoe vaak werkt een groep zich niet op als spreekbuis zonder dat we weten hoe stevig de achterban is? Dat vraagt nogal wat van de antennes van de overheid en het op tijd zien waar representativiteit van belang is en waar niet. 

Niet iedereen heeft straks een gelijke kans om daadwerkelijk bij de inrichting van de leefomgeving betrokken te raken. Dat is nu ook al zo, maar naarmate de overheid zich terugtrekt en meer aan de samenleving overlaat, kan dat verschil meer in ruimtelijke keuzes gaan doorwegen en kunnen verschillen in de toegang tot de kapitaalvormen leiden tot verschillen in de kwaliteit van de leefomgeving tussen individuen en tussen groepen”

Nuttige bezinning
Het SCP biedt daarmee nuttige bezinning op de randvoorwaarden waaronder een grotere rol voor de samenleving in de inrichting van het omgevingsbestel vorm kan krijgen. Het essay sluit af met tien aandachtspunten:
  1. Verbind de begrippen beschermen en benutten in heldere duurzaamheids-doelstellingen. (dit betreft vooral de omgevingswet)
  2. Zorg ervoor dat procedures (voor inspraak en voor initiatief) helder zijn voor burgers.
  3. Zorg ervoor dat initiatiefnemers de burgers goed informeren.
  4. Zorg ervoor dat er (ook lokaal) een kritische pers is.
  5. Zorg ervoor dat burgers gedurende het hele proces gehoord zijn.
  6. Zorg ervoor dat duidelijk is wat er met de inbreng van burgers gebeurt.
  7. Zorg voor uitkomsten met draagvlak.
  8. Waak voor overbelasting van burgers en faciliteer hen waar nodig.
  9. Waak voor spanning tussen participatie en representatie.
  10. Waak voor grotere sociale en regionale ongelijkheden

De aandachtspunten geven misschien niet helemaal de denkkracht weer die in het essay is gestopt, maar dat neemt niet weg dat elke ambtenaar zich deze tien punten zal moeten realiseren. Gelukkig is het geluid van het SCP niet van a tot z nieuw, zeker niet voor ambtenaren die zich al jaren verdiepen in nieuwe vormen van participatie. 

Nuttig leesvoer is het zeker! SCP Niet buiten de burger besluiten feb 2016, 110 pg



donderdag 4 februari 2016

Dreigen werkt niet, elkaar helpen wel

Een samenleving heet niet voor niets samenleving. Sterker: diverse groepen mensen in een land vormen niet vanzelfsprekend een samenleving. Het gaat niet goed met het samenlevingsgevoel. "Met mij gaat het goed, met ons niet". Los dit op en wordt gelukkiger!

Niet alleen gaat het niet goed. Er zijn juist sterke krachten die  desintegreren. Denk aan facebook en twitter: je kunt je verbinden met je eigen interessegroepen en ontvangt daarmee gefilterde informatie naar je eigen wensen. Je kunt wegzappen van informatie die niet strookt met je (voor)oordeel. (hier, de i-samenleving)

Integrerende krachten door anderen te helpen
De samenleving is opgebouwd uit natuurlijke eenheden als families, verenigingen, buurtjes van bij elkaar wonende mensen. Overigens zie je dat ook verenigingen en buurten minder integreren en als je ziet dat steeds vaker mensen trouwen binnen hun welvaartsgroep, kan je concluderen dat die integratie minder stevig is. Inspiratie is vaak een integrerende bron vooral als er vormen van hulp aan anderen aan verbonden is. Met de kerk als belangrijk voorbeeld, maar ook de vakbeweging waar ze opkwam voor solidariteit of langer geleden gilden. De kerk was vroeger een niet te negeren integratiekracht omdat iedereen geholpen werd.

Machten die een samenleving bouwen
Kenneth Boulding in The world as a total system 1985
(bewerkt en vertaald door mij)
Er zijn vanouds verschillende krachten om een samenleving te smeden tot een samen-leving. Boulding stelt dat er drie krachten zijn die de samenleving bij elkaar houden: dreigingsmacht, uitwisselingsmacht en integrerende macht. De dreigingsmacht gebruikt (al dan niet geoorloofd) geweld, denk aan politie en het leger als geoorloofd en dat van terroristen als ongeoorloofd. De uitwisselingsmacht moet je zien als de macht van markten. Door uitwisseling van voorkeuren, wensen en kennis wordt macht uitgeoefend. Denk aan de markt die V&D failliet doet gaan. Maar denk ook aan het onderling handelen in gunsten: als jij dit voor mij doet, doe ik dat voor jou. Boulding vond de integratiekracht de belangrijkste, maar concludeerde dat alledrie van belang zijn. De democratische Staat staat ongeveer in het midden omdat die drie verschillende machten gebruikt. 

Paarse kabinetten waren een voorbeeld van uitwisselingsmacht. Niet alleen door het introduceren van marktwerking, maar ook het kwartetten dat de PvdA en VVD deden om tot een regeerakkoord te komen. Op zich niet fout, maar niet erg goed werkend om de samenleving bijeen te houden. Je komt niet nader tot elkaar en misschien belangrijker: je biedt geen inspiratie aan de samenleving.

Dreigingsmacht in opkomst
Dreigingsmacht zie je steeds vaker terugkomen. IS gebruikt het om de eigen samenleving bijelkaar te houden en de moslims en niet-moslims in andere landen juist uit elkaar te spelen. Mensen die geen azc in hun buurt willen gebruiken ook dreigingsmacht. Er wordt gedreigd met dode varkens en stenen. Gelukkig zijn er genoeg plaatsen waar wel beargumenteerd wordt en gegeven en genomen om tot een oplossing te komen. Maar de integrerende kracht is niet aanwezig (of wordt geframet als gutmensch).

Een ander voorbeeld van verzwakte integrerende macht is de magere integratie van culturele verscheidene groepen in ons land. Integratie is ook al iets geworden dat afgedwongen moet worden. Van de minderheden welteverstaan. Een reactie is soms nog uitwisseling: als jouw groep iets doet, kan ik met mijn groep iets anders doen. Een samenleving die gebaseerd is op dreiging kan uit elkaar vallen als de Baas verdwijnt. Kijk naar Libië of Joegoslavië. Bezie onze dwang tot integratie van Marokkanen, Turken en zo en vergelijk die eens met de Amerikaanse: waar nieuwkomers eerste generatie Amerikanen heten.

Er wordt wel eens gepleit voor het midden of zelfs het radicale midden. Het gaat echter niet om het midden of het komen tot efficiëntere oplossingen. Wat mist is de integrerende kracht van inspiratie.

Zwakke integratiemacht, maar in opkomst
Gelukkig is die er wel. Kijk bij buurtcoöperaties, zorgcoöperaties, energiecoöperaties: mensen die zich organiseren rond een ideaal en andere meeslepen. De hele duurzaamheidsbeweging kan ook integrerend werken. De kerk en vakbeweging mogen dan verzwakt zijn: coöperaties groeien als kool (hier: groei van collectieve organisaties). Het is klein maar hier zie ik veel kansen.

Ondertussen pleit ik voor minder dreiging en afdwingen van beleid en meer organiseren van het elkaar tegenkomen, met elkaar in gesprek komen, elkaar helpen. Juist als je elkaar nog niet kent. 

Helpen helpt jezelf (en de ander gelukkig ook)
Het leuke daarvan is dat de weg daarheen nogal veel oplevert. Helpen helpt jezelf! Laatst bleek al dat elke dag een goede daad doen stress tegengaat en geluk bevordert. En geld geven maakt gelukkiger dan dingen kopen. Beetje soft, maar we worden er wel gelukkiger van: help jezelf door te helpen (of doe het eens niet om er zelf beter van te worden).

Je kunt ook zeggen: elkaar helpen uit welbegrepen eigenbelang   



maandag 1 februari 2016

Logica van politici, ambtenaren en bewoners

Als buitenstaander bepleit ik om halverwege de periode van gemeentelijke colleges te kijken of de participatie met bewoners en bedrijven goed is en wat er beter kan. (zie hier: de midterm review) Maar ik weet dat dat niet veel kans heeft: dan staat participatie minder in de belangstelling, omdat de politiek minder onder het vergrootglas ligt. Ik zag op Google trends dat burgerparticipatie vooral een half jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen veel aandacht trekt. Juist op het moment dat burgers al een stem hebben. Het halverwege de periode kijken hoe het gaat is een voorbeeld van iets bedenken dat niet strookt met de politieke logica.

Waarom? Ik neem jullie mee naar een gemeente eind 2013. Het is het jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen. De collegepartijen moeten oogsten: ze willen laten zien wat ze goed hebben gedaan. Maar ook de oppositiepartijen willen oogsten: ze willen laten zien wat is blijven liggen doordat zij niet in het college van B&W zaten om de stad te besturen. Er was ook gemor onder de bevolking over gebrekkige inspraak en dat kunnen de partijen in een verkiezingsjaar niet hebben.

Hoog niveau van participatie
In de gemeente wordt daarom een amendement aangenomen om bewoners beter bij projecten te betrekken. De motie wil dat het college echt de ambitie heeft om een zo hoog mogelijke trede van de participatieladder te kiezen (liefst co-creatie (waarbij burgers en gemeente samen plannen ontwerpen) of advies (waarbij je samen naar oplossingen zoekt) boven inspraak (waarbij je als burger mag zeggen wat je van het gemeentelijk plan vindt). Daarom wordt vastgelegd dat het college wanneer niet het hoogste niveau van de participatieladder wordt gekozen moet motiveren waarom dit niveau niet wordt gekozen.

Politieke logica! Ten eerste het moment: een jaar voor de verkiezingen. Dat komt omdat diverse organisaties de kans nemen om de politiek onder druk te zetten om in de toekomst meer invloed te krijgen bij projecten. Juist een jaar voor de verkiezingen zijn politici daar gevoelig voor. Nu moeten politici iets toezeggen! Tweede van de politieke logica is de gekozen methode om het college te dwingen om het hoogste niveau van de participatieladder te kiezen. Als niet het hoogste niveau gekozen wordt moet het college uitleggen waarom niet. Niet kiezen voor het hoogste niveau wordt geframet als minder goed en transparant uitleggen waarom je dat niet wilde geeft natuurlijk druk. Leg maar eens uit waarom je de bewoners niet serieus neemt. De politiek maakt het riskant om te kiezen voor een lager niveau. Slim bedacht.

Ambtelijke haalbaarheid
De oorspronkelijke tekst was een mooi voorbeeld van ambtelijke logica. Daar stond dat het er om ging te streven naar het hoogst haalbare niveau van de participatieladder. Omdat de oppositie graag fouten afrekent en daarmee de krant haalt, proberen ambtenaren fouten te voorkomen. Het hoogst haalbare niveau is waarschijnlijk al een compromis tussen het college en de ambtenaren. Ambtenaren willen voorkomen dat er risico's genomen worden, liefst zouden ze kiezen voor een term als adekwaat of passend niveau. Daar kun je alle kanten mee op, maar het college wil een tandje extra. Maar hoogst haalbare is een mooi compromis. Daarmee spreek je uit dat je best een hoog niveau wilt kiezen, maar je weet niet precies of dat altijd haalbaar is. Daarom wordt haalbaarheid de ambitie, dus je geeft alle ruimte voor de praktijk. Heb je geen beslisruimte, tijd, of capaciteit voor het participatietraject, dan heb je gekozen voor het best haalbare. Wie daar tegen is wordt geframet als iemand die streeft naar iets onhaalbaars.

Is de ambtelijke logica dan beter? Ik dacht het niet. Niet alleen omdat de ambitie verdwijnt. Er zijn meer rare voorbeelden van ambtelijke logica. Het je zorgen maken als er geld overblijft van een budget: typisch voorbeeld van ambtelijke logica. Onderbesteding! Dat is helemaal niet leuk! Als je aan het eind van het jaar geld over hebt, was de subsidiepot blijkbaar te goed gevuld. Er kan dus nog wel wat af! Dan gaan 'anderen' graaien in jouw budget en heb je volgend jaar minder ruimte. Nu moet je laten zien dat dat echt niet kan. Die aanvraag die nog binnen kwam in oktober komt dus goed uit! Grote kans dat die scoort. (Tip: kijk als bewoners of je in oktober nog een leuk project hebt voor die subsidie)

Zichtbaar maken van fouten versus vermijden van risico's
De politieke logica is gericht op het zichtbaar maken van fouten (oppositie) of juist goede zaken (coalitie, maar daar heeft de pers weinig interesse in). Lange termijnzaken passen daar niet zo in, want je politieke tegenstander gaat misschien mooi weer spelen met jouw plannen. De ambtelijke logica is gericht op het vermijden van fouten en het genereren van ruimte voor het apparaat. Je doet wat het college wil en zorgt ervoor dat er geen negatieve berichten komen. Negatieve pers levert niet alleen schade voor het college, maar het college komt ook (hinderlijk) meekijken.

Gevolg van de ambtelijke en politieke logica: niets
Wat gebeurt er met de participatieladder nadat de politiek heeft aangenomen dat het college moet uitleggen waarom niet voor het hoogste niveau gekozen is? De politieke logica zegt dat de winst binnen is. De forse uitspraak is gedaan. De aandacht verslapt. De ambtenaren zitten nu met een probleem. Wat is een reden om niet te kiezen voor het hoogste niveau? Dat heeft de politiek niet verteld, want de raadsleden willen hun kruit droog houden. Gevolg is dat in de meeste stukken voor de raad geen duidelijke overweging komt waarom niet is gekozen voor het hoogste niveau. Ambtelijk logisch: de politici kijken er nauwelijks naar en omdat je niet weet wat ze goed vinden levert het alleen een afbreukrisico op.

In gesprekken aandacht voor de politieke, ambtelijke en burgerlogica
Wat nu te doen? De burgerlogica zegt mij dat dit geheel niet de schoonheidsprijs verdient. Bovendien hebben veel bewoners juist niet de behoefte om bij alle projecten mee te praten: dat hebben ze nu juist aan de politici uitbesteed! De oplossing in deze gemeente was om in elk geval ambtenaren en politici eens informeel met elkaar te laten praten en duidelijk te krijgen wat voor de raad geldige redenen zijn om niet te kiezen voor het hoogste niveau van participatie. Dan kunnen ambtenaren voorbeelden voorleggen uit hun eigen praktijk en raadsleden daar op reageren zonder dat het leidt tot politieke stellingnames. Zo wordt de logica van de ambtenaar en de politicus wat bij elkaar gebracht. Leg dat vervolgens samen tegen de burgerlogica. Het lijkt mij een tip om vaker toe te passen: ambtenaren en politiek af en toe informeel bij elkaar te brengen.

Logica van bezuinigen en lastenverlichting
Er zijn veel meer voorbeelden van politieke logica en ambtelijke logica. Bezuinigingen kunnen mooi in het eerste jaar na de verkiezingen ingezet: dat past in beide logica's. Tegen de tijd dat de verkiezingen weer aankomen kun je laten zien dat je de boel op orde hebt. Je kunt het jaar voor de verkiezingen geld uitgeven voor leuke zichtbare projecten of lastenverlichting. In de politiek noemen ze dat eerst het zuur en dan het zoet. Dat levert nogal eens besluiten op die ons als buitenstaanders onlogisch overkomen. Zoals het besluit om eerst deze kabinetsperiode in lastige crisistijd veel te bezuinigen en dan 5 miljard belastingverlaging terug te geven als de crisis weer voorbij is.

Terug naar de eigen logica
Bij de verkiezingen kan de bewoner dan weer kiezen voor zijn eigen logica. Mijn ervaring is dat die meestal goed te volgens is. Maar niet altijd. Iedereen heeft weer zijn eigen overweging en je krijgt een package deal: je kunt niet de goede bestuurder van partij 1 combineren met het goede standpunt van partij 2. 

Partijen die het goed deden worden niet altijd beloond voor het goede lokale werk of afgestraft voor het uitblijven van resultaat. Hoogstens blijven blunders goed in het geheugen hangen net als recente bezuinigingen. Dat is dan weer precies de aanjager voor politieke en de ambtelijke logica.

Jammer dat er niet een evaluatie is van de participatie halverwege de bestuursperiode: dan kan de kwaliteit van de praktijk meewegen in de stem en niet de uitspraken over hoogste niveau van participatie. Maar waarschijnlijk is dat een (ambtelijk en politiek) risico: alleen als de participatie niet goed is haal je de pers.
Dat is dan weer de logica van de pers.

Begrijp de logica, speel ermee en gebruik deze in je voordeel. Je voorkomt frustraties en hebt waarschijnlijk meer resultaat