zaterdag 29 oktober 2016

Vertrouwen winnen in plaats van directe democratie

Laten we het maar eens hardop zeggen. Het probleem van onze democratie is niet het gebrek aan directe democratie en interactie van Kamerleden met de kiezers. Het probleem is het gebrek aan vertrouwen. 

Vergelijk je de extra gelden die burgers willen met de extra’s waar politici zich voor inzetten, dan komt dat meestal overeen, zij het met vertraging. Het vertrouwen dat dat zo is en dat het werkt, is weg. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft eens aangegeven waar mensen extra geld aan willen besteden. Dat beeld kwam aardig overeen met dat van onze volksvertegenwoordigers.


Geen directe democratie
Breng je nu dat vertrouwen terug met directe democratie? Dat zou kunnen als het gepaard zou gaan met echt onderling debat. Elkaar proberen te overtuigen, ingaan op elkaars argumenten, proberen oplossingen te vinden die beter recht doen aan de verschillende meningen en belangen. Misschien kan dat op wijkniveau best. Mits je dan ook maar iedereen laat meedoen, ook de mensen die alleen willen stemmen en er verder geen gezeur bij willen. Uiteraard moeten de feiten erbij. Om hoeveel vluchtelingen gaat het, zijn er al ervaringen met de gesuggereerde oplossingen en werken die? Staat die ene lastige jonge nieuwe Nederlander inderdaad model voor alle jonge nieuwe Nederlanders? Best een lastige opgave. Maar leidt dat tot vertrouwen? 

Terug naar het probleem. Politici worden niet gezien als leken en niet als vertegenwoordigers. Daar ging het oorspronkelijk wel om. Het zijn hoogopgeleide partijgangers. Een grote groep voelt zich niet vertegenwoordigd of stemt niet. Zij vertrouwen de politici niet. Een veronachtzaamd feit is dat de mensen die politici niet vertrouwen eigenlijk alles willen behalve dit systeem. Een welwillende dictator, een  expert die beslist of een directe democratie. Want er "wordt niet geluisterd, er wordt niets gedaan". Nu gaat alle aandacht naar directe democratie, waarom? Het gaat niet om meer stemmen of het zelf doen. Want waarom worden experts en een dictator wel vertrouwd? 

Het gaat om controle door onafhankelijken
Daarom moeten de de vernieuwing niet zoeken in meer meepraten. Hoe mooi dat ook is, met meer kennis over de buurt en meer eigen verantwoordelijkheid. (Ik ben er hardgrondig voor!) Het gaat om controle en machtsbalans. De Tweede Kamer moet vertrouwen terugwinnen. Daarom zou het goed zijn om iets te doen met directe controle en verantwoording door burgers. Controle dooor onafhankelijken! Dus niet een bureau inhuren die er baat bij heeft vaker ingehuurd te worden. Het gaat om burgeraudits, burgervisitatie, meedoen van burgers in onderzoeken van de rekenkamer. Ook is het goed om begrotingen en rekeningen open te gooien en te laten controleren. Organiseer een hackathon met al die gegevens! Dan kan wat goed gaat gescheiden worden van de dingen die fout gaan. Politici die niet integer zijn anders bekeken dan politici die dat wel zijn. Simpele oplossingen die niet werken kunnen van tafel. 

Uit een onderzoek bleek dat mensen die de feiten over het Oekraine-verdrag konden checken anders oordeelden dan de mensen die zich baseerden op hun mening en die van enkele hitsers. Waarom zou een referendum dan kunnen bijdragen aan vertrouwen in de democratie? 

Vertrouwen winnen
Wijsheid en nuance blijven behouden, het lekenkarakter krijgt een impuls en het parlement kan vertrouwen terugwinnen met lekencontrole. Ja, ik zie veel fout gaan, vooral waar de politiek veel geld pompt in een probleem waar ze de oplossingen niet voor weten. Maar het meeste gaat goed. We zijn welvarend, hebben veel zaken beter op orde dan buiten Europa en ook binnen Europa vallen we op. Laat lekencontroleurs dat maar bekijken. Ik ben er niet bang voor. 

donderdag 20 oktober 2016

Vrijhandel onder vuur

Handel met andere gemeenschappen is een bijzondere menselijke eigenschap. In het dierenrijk zul je eerder zien dat roedels, families, de kudde zich juist afsluiten van anderen. Anderen worden geweerd uit territoria. Handel brengt vrijheid, inspiratie, leren van anderen. Betekent dat ook dat CETA en TTIP, de handelsverdragen met Canada en de VS dat brengen?

Handel zorgt voor vertrouwen tussen onbekenden en welvaart
Handel zorgt voor groeiend vertrouwen tussen onbekenden. De andere kudde vertrouwt je niet, dus je moet dat vertrouwen winnen. Dat gaat via tussenpersonen (jij kent Piet en Piet kent ons en zegt dat we te vertrouwen zijn). Omdat de handel lastig is als het alleen ruilhandel is, herintroduceerden Nederlanders muntgeld. Dat was in de Middeleeuwen aan het verdwijnen, zoals we wel meer mooie gebruiken van de Romeinen vergaten. Voor Nederlanders was geld heel handig. De Scandinaviers, Schotten en andere volkeren aan de Noordzee ruilden de huiden tegen geld omdat ze er op vertrouwden dat dat geld van de Nederlanders zijn waarde behield. Betrouwbaar gedrag werd beloond.

Handel brengt ook welvaart, daar kan Nederland van getuigen. Je concentreert je op waar je goed in bent en haalt bij de ander waar hij goed in is. Een land met veel bossen kan handelen met een land met veel grasland: de een produceert meer hout, de ander veel melk van grazende koeien.

Handel brengt risico's met zich mee
Handel brengt ook risico's met zich mee. De goedkope producten uit het buitenland hebben invloed op de producten die in je eigen land geproduceerd worden. Je kunt danje eigen industrie beschermen door een importheffing in te stellen. Op elk geimporteerd product moet betaald worden, zodat de producten uit de andere landen duurder worden en de eigen industrie lucht krijgt om werk in het eigen land te behouden. Dat is de reden dat er altijd wat wrijving is tussen mensen die pleiten voor meer handel en mensen die daar tegen pleiten om de eigen markt te beschermen. Daardoor zijn er discussies over importheffingen.

Ingewikkeld is namelijk dat de importheffing vaak wederzijds is. Wij beschermen onze economie en beschermen onze eigen industrie, maar daardoor krijgt onze export minder kansen. Want het andere land waar je handel mee drijft beschermt dan natuurlijk op zijn beurt zijn eigen industrie. Zo vermindert de handel die toch welvaart bracht.

CETA, het handelsverdrag met Canada
Als handel welvaart en groeiend vertrouwen tussen onbekenden brengt, waarom zijn er dan zulke gepassioneerde tegenstanders van het verdrag met Canada? Is het onzekerheid die ontstaat door het verdwijnen van importbeperkingen? Daar is soms wat voor te zeggen. Zo levert de handel met China bij hoog opgeleiden welvaart, maar gaat dat gepaard met onzekerheid juist bij lager opgeleiden. Daarmee heeft de wereldhandel een slechtere naam gekregen, want draagt bij aan de tweedeling. Maar Canada is geen lage lonenland. Wat is er dan aan de hand?

Lagere bescherming
Ieder land maakt eigen afwegingen over standaarden waar producten aan moeten voldoen. Op het moment dat je de standaarden van een ander land accepteert, brengt dat onzekerheid. Zijn de producten uit de andere landen wel veilig genoeg? De vraag is of daar in de onderhandelingen goed naar gekeken is. De onderhandelingen zijn zo belangrijk voor multinationale ondernemingen dat zij veel tijd en geld hebben kunnen steken in de onderhandelingen. Het is de vraag of het midden en kleinbedrijf wel evenzogoed profiteert van het vrijhandelsverdrag. Misschien belangrijker zijn de wensen in ons land en in Europa op het gebied van milieu. In de EU bestaat het voorzorgsprincipe: een chemische stof is verboden, tenzij is bewezen dat deze niet schadelijk is voor mens, dier en milieu. In de VS en in Canada is dit omgekeerd: een stof wordt alleen verboden als wetenschappelijk bewezen is dat deze schadelijk is. Accepteer je de standaarden van Canada, dan ondergraaf je je eigen principe van voorzorg. Typisch iets waar multinationale ondernemingen blij mee zijn: overal in de ontwikkelde landen het zelfde principe van “geaccepteerd tenzij verboden” geeft vrijheid.

Er staat ook in het CETA-verdrag dat er een werkgroep komt die gaat bekijken hoe regelgeving in Canada en Europa verder geharmoniseerd kan worden. Harmonisatie houdt meestal in dat de partij die het minst streng is gelijk krijgt. De strenger gereguleerde industrie kan immers goed uit de voeten met de minder strenge regulering en andersom niet.

Impuls voor groei juist hard nodig
Dit alles wordt besproken in een tijd waarin Europa een periode van lage economische groei tegemoet gaat. Juist handel zou een groei-impuls kunnen geven, maar tegen welke prijs? Verder wordt dit besproken in een tijd waarin landen zich meer terugtrekken op zichzelf en minder vertrouwen hebben in anderen. Handel gaat al minder worden als Engeland uit de EU stapt, dan krijgen we immers te maken met nieuwe importheffingen.

Ik heb altijd gedacht dat de prijs van de onzekerheid betaalbaar was en dat de winsten van zo'n verdrag groter waren dan de verliezen. Het gaat hier om Canada, toch niet een fout land. Maar dat is lastig te toetsen. Zo kan iedereen er voordelen en risico's in zien.

Waar stemmen we eigenlijk mee in? Bij voetbal zien we dat het Nederlands elftal te maken heeft met 16 miljoen trainers. Bij vrijhandelsverdragen gaan we dat nu ook zien. Ik vrees dat CETA het laatste grote internationale verdrag zal zijn




vrijdag 14 oktober 2016

De burger als toeschouwer in de democratie

Er zijn in Nederland veel bruisende initiatieven  om beleid samen met betrokken bewoners te maken, beter te besluiten en beter te luisteren. De boodschap is dat zeggenschap wordt verdeeld over gemeentebestuur en gemeenschap. Ik hoorde laatst een wethouder zeggen dat hij inmiddels geen bestuurder meer is, maar coach. Het ging er in als koek bij de participerende burgers die graag meepraten en gehoord willen worden. En daar begon mijn twijfel …. Want is er ook ruimte voor de mensen die gewoon stemmen en het bestuur overlaten aan de gemeenteraad en het college?

De democratie verandert. Mensen zijn beter opgeleid dan ooit, mondiger dan ooit en omdat ze individueel zo verschillend zijn vragen ze meer dan ooit om rekening te houden met verschillen. Daar kan een gemeenteraad moeilijk mee omgaan. De gemeenteraad is immers de legitieme vertegenwoordiger van de gemeenschap. In de gemeenteraad zitten vertegenwoordigers van politieke partijen die zich gesteund weten door 1 à 2 procent van de kiezers die lid wordt van een politieke partij. Eigenlijk ben je als gemeenteraad geschift als je niet profiteert van de kennis, ervaringsexpertise en bereidheid om mee te denken van al die bewoners die mee willen doen, maar niet lid zijn van een politieke partij.

Gaat het om die interactie?
Maar Dè Burger bestaat niet. Je zal dus ook rekening moeten houden met de mensen die niet willen meepraten. Mensen die geen behoefte hebben aan interactie met de gemeente of de gemeenteraad voordat over een plan besloten wordt. Er zijn daaronder mensen die vertrouwen dat de gemeente het eigenlijk best goed doet. Er zijn ook mensen die juist geen vertrouwen hebben. Ze willen geen interactie, ze hebben al genoeg aan hun hoofd. Zij komen in beweging als ze het zat zijn.

Het zijn meer toeschouwers in de democratie en ze zijn in de meerderheid. 

Wat houdt de vernieuwing in voor deze mensen, deze toeschouwers? Is de behoefte aan extra interactie - hoe mooi ook - wel een oplossing voor het gevoelde probleem van de democratie?

Wegstemmen
Democratie is zo mooi omdat het een kans geeft om op geweldloze wijze een bestuurder weg te sturen. In gemeenten waar de houding van het bestuur tegenover bewoners verandert, is vaak de dreiging dat mensen het bestuur niet meer herkiezen levensgroot aanwezig. In die gevallen is het níet zo dat de wethouders niet bereid waren in gesprek te gaan over plannen. Het ging niet om te weinig participatie.
  1. Kiezers vonden dat de verkeerde prioriteiten op de agenda stonden en voelden niet dat zij hun problemen konden agenderen
  2. De uitvoering en controle was slecht en geld werd over de balk gesmeten.  Mooie plannen leidden niet tot de beloofde veranderingen. In elk geval in de ogen van de kiezers.
  3. Er was geen vertrouwen  in de eerder gekozen bestuurders
Dan kun je veel interactie hebben en ruimte bieden voor eigen initiatieven, maar dan zal je burgers ook ruimte moeten geven om niet te kiezen voor interactie over plannen en gewoon plannen en bestuurders weg te stemmen. De gedachte dat toeschouwende burgers de gemeenteraadsleden kunnen wegstemmen geeft druk op de machthebbers om te luisteren naar de burgers die wel participeren.

Participerende burgers en toeschouwende burgers
Er zijn participerende burgers en toeschouwende burgers. De een wil meedoen, meedenken en meepraten. Dat moeten we omarmen en daar ruimte voor bieden. Maar de ander wil zich er niet mee bemoeien en gewoon zijn stem laten horen. Die gelooft dat het bestuur pas echt luistert naar de participerende burgers als de toeschouwers dreigen anders te gaan stemmen.

Toeschouwende burgers zijn mensen die wel opletten wat er gebeurt, maar pas in beweging komen als de maat vol is. Hen heb je met interactie weinig te bieden. Zij willen kunnen wegstemmen. Het correctief referendum en betere en onafhankelijke controle op de uitvoering is veel belangrijker voor deze mensen.

Laten we eerlijk zijn... het gaat om checks and balances
Wat Alex Brenninkmeijer doet in de Europese Rekenkamer en hoe open hij er over is, is voor de toeschouwende burger veel en veel belangrijker dan in dialoog gaan met Juncker. Natuurlijk, deel de zeggenschap, haal de rijkdom aan ideeën op, durf te experimenteren. Maar maak ook meer openbaar, laat onafhankelijken controleren.

Participerende burgers willen invloeden meepraten. Zij willen gehoord worden.

Toeschouwende burgers kijken wie de macht hebben en willen weten of de mooie praatjes waar gemaakt worden en kunnen wegstemmen. 

Zij hebben behoefte aan checks and balances.



woensdag 12 oktober 2016

Ouderen en the revolution of rising expectations



We horen niet veel meer over revoluties. De jaren ’60 waren de jaren van de revoluties. Maar ook tijdens de Arabische lente zag je meer enthousiasme voor een omwenteling. En kijk naar de woede van witte mannen in de VS. Kijk naar de woede van ouderen en de peilingen voor 50 Plus. Kijk naar de onrust onder de Britten die leidde tot de Brexit en de val van het pond. De politieke onrust vooral van ouderen is niet zomaar verdwenen als de economie weer wat op stoom komt.

De theorie van de revolutie van de groeiende verwachtingen zegt dat revoluties niet plaatsvinden als iedereen het slecht heeft, maar juist als het wat beter gaat en mensen de kans zien om echt wat te veranderen. De Tocqueville wees er al in 1856 op dat de Franse Revolutie startte in de regio’s waar het wat beter ging dan in de meest armzalige regio’s waar geen hoop was.

Revolutie door toenemend verschil
tussen verwachting en werkelijkheid
In de jaren 60 voegde James Davies daar de term "J-curve" aan toe. Je zou het een omgekeerde hockeystick kunnen noemen. De onrust komt vooral op waar het beter gaat en er een verandering ten kwade dreigt. Hij stelde dat revoluties het meest waarschijnlijk zijn wanneer periodes van langdurige verbeteringen op het gebied van economische en sociale ontwikkeling verstoord worden door een periode van scherpe ommekeer. Het verschil tussen wat mensen verwachten en wat ze krijgen wordt te groot. (plaatje: het verschil tussen de expected need satisfaction en de actual need satisfaction)

Politieke onrust blijft
De onrust in de Westerse wereld over de komst van migranten en vluchtelingen in combinatie met onzekerheid door globalisering kun je zien als een voorbode voor politieke onrust. Misschien is het goed om te bedenken dat Pim Fortuyn opkwam op het moment dat The Economist schreef dat Nederland zo’n economisch wonder was. De J-curve startte, want de globalisering leidde tot minder economische zekerheid voor mensen, vooral mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt die ook zagen dat juist hun buurten veranderden met de toename van migranten.

Zo kunnen we ook de onrust zien tegenover de EU. Want door de globalisering hebben nationale staten en nationale parlementen minder te zeggen. We zien het niet alleen in de EU, maar ook in de VS met Trump: onrust omdat de wereld verandert, mensen de greep op hun vertrouwde omgeving kwijtraken. Terwijl de EU juist vrede en voorspoed bracht, zijn mensen bang nu de EU weinig kan doen aan de stroom van vluchtelingen, terwijl die in bijvoorbeeld Libanon veel en veel groter is dan hier.

En de Arabische lente dan? Daar lijkt de oorzaak een hoog geboortecijfer en een laag sterftecijfer. Hierdoor vormde zich een 'jeugdbult', een nieuw soort babyboom. Een relatief groot cohort aan jongvolwassenen trad toe tot een arbeidsmarkt die de toevloed niet kon verwerken, met jongerenwerkloosheid tot gevolg. De verwachting liep dus hoger op dan de economie kon leveren.

De ouderen als belangrijke bron van onrust
De ouderen in Nederland dan? Hoe kan er dan zo'n onrust zijn dat 50Plus op 8 zetels gepeild wordt? Ook daar speelt echter de J-curve een grote rol. Het lijkt er zelfs een uit het boekje! Te beginnen met een voor Henk Krol vervelende constatering. De ouderen hebben het beter dan welke groep dan ook in Nederland. Vergelijk je de positie van ouderen in Nederland met Europa, dan hebben alleen de ouderen in Luxemburg het beter dan bij ons. En die positie is vooral de laatste twintig jaar fors verbeterd.

Ten opzichte van 1993 is het netto vermogen van ouderen gegroeid, terwijl het netto vermogen van jongere huishoudens (met een kostwinner tot 45 jaar) is afgenomen. Dat komt doordat oudere generaties relatief veel geprofiteerd hebben van de huizenprijsstijging die zich tussen 1984 en 2008 voordeed. Ongeveer 40% van de ouderen beschikt over een vermogen van meer dan 200.000 euro. Waar in 2000 bijna 12% van de ouderen onder de armoedegrens (lage inkomensgrens van CBS) leefde, was dat in 2011 afgenomen tot 3% van de ouderen. Voor de gehele bevolking ligt dat cijfer op 9%! (Peiling uit 2013) Van alle leeftijdsgroepen is onder ouderen de armoede het laagst.

Henk Krol geeft nu juist aan dat ouderen voortdurend de pineut zijn. Overigens stemmen veel ouderen ook PVV, vooral lageropgeleide ouderen. Het beeld is misschien anders, maar jongeren en 35 minners stemmen minder vaak op de PVV dan 35+ en ouder. Maar ook die ouderen hebben het de laatste twintig jaar beter gekregen! Hoe kan die boodschap zo aanslaan? Iedereen heeft toch last van de crisis gehad? 

Typisch gevalletje van de revolution of rising expectations. 
De woede neemt toe doordat na twintig jaar verbetering nu een terugslag komt. 
1. Door de lage rente kan hun pensioen gekort worden. De lage rentes zorgen ervoor dat pensioenfondsen als ze obligaties kopen, slechts een lage rentevergoeding krijgen. De rente op staatsobligaties is soms zelfs negatief. Hun verdiencapaciteit wordt dan minder en ze moeten korten op de pensioenen om in de toekomst ook te kunnen uitbetalen. Dat voelen ouderen in hun portemonnee, waar het lang zo goed mee ging. 
2. Verder zijn er steeds meer ouderen en wordt de ouderenzorg duur. Er wordt dan gezocht naar goedkopere zorg en er wordt een beroep gedaan op wat je zelf kan doen of wat je familie kan. Ook dat voelen ouderen. 

Welke kant de onrust opgaat weten we nog niet. Dat de onrust niet zomaar verdwijnt is zeker. De onrust onder ouderen niet, die kortingen dreigen ondanks dat de groei weer wat aantrekt. Ook de onrust onder lager opgeleiden verdwijnt niet zomaar. Ook bij lager opgeleiden zie je de bekende J-curve optreden. En juist de traditionele partijen die ooit verbetering brachten, krijgen de schuld. 

May you live in interesting times.... 

vrijdag 7 oktober 2016

De kameel met meningen

We komen uit de tijd van grote partijen, de industriële samenleving met bundelingen van belangen. Nu is er meer individualisering en krijgen we te maken met veel kleine partijen en issues die in korte tijd veel mensen even mobiliseren. De middenpartijen zijn daardoor kleiner geworden. Maar is het wel alleen individualisering? Er is ook polarisatie en weinig interactie. Waarom we meer op een kameel gaan lijken. 

Normaalverdeling en het midden
Fig 1: Normaalverdeling
Iedere groep mensen is een normaalverdeling zegt de statistiek. Pak een willekeurige groep mensen van dezelfde leeftijd en kijk naar het IQ of de lengte en je ziet een normaalverdeling. De meeste mensen zitten in het midden, enkele uitschieters geven aan dat er zeer lange mensen bij zitten of heel slimme aan de ene kant en kleine of minder intelligente aan de andere kant. Dat ziet er zo uit: figuur 1 Datzelfde zien we als mensen moeten gokken hoeveel knikkers er in een pot zitten. 

Het mooie is dat de middenlijn met de meeste schattingen van de werkelijkheid over het aantal knikkers in een pot ook het dichtste bij de werkelijkheid zit!

Het politieke midden
Waarom zijn de midden-partijen dan zo in het gedrang? In het midden zouden toch de meeste kiezers moeten zitten? Is deze tijd zo emotioneel of gepolariseerd? 

Deze tijd is inderdaad polariserend en dat komt door internet, facebook en twitter. Terwijl vroeger een tegendraadse mening wegviel in de brij van wat gematigder meningen, valt nu juist de uitgesproken tegendraadse mening op. De inschatting van de feitelijke situatie zou volgens de statistiek dichtbij het midden, de werkelijkheid moeten komen. Maar dat gebeurt niet. 

Iedereen die 140 tekens kan twitteren kan zijn woede uiten. Op facebook verzamelen de meningen zich rondom het ja, of rondom het nee. rondom goed of rondom fout. In de krant las ik laatst dat er veel kritiek was op de acties van Albert Heijn. Die kritiek zal er vroeger ook geweest zijn: de voorraad is op, het speeltje valt uit elkaar, iemand vindt het ongeschikt voor kinderen. Nu kan die kritiek steeds gemakkelijker doordringen. Datzelfde geldt voor de politiek. Vandaar dat we zo gemakkelijk lezen dat de zorg een volstrekte puinhoop is, alle politici graaiers zijn en de economie in deplorabele staat, of juist dat de zorg de mensen teveel in de watten legt en de economie draait als een tierelier. 

Hoe mooi het ook is dat kritiek en fouten zo gemakkelijk doordringen, het geeft wel een vertekend beeld van de werkelijkheid. Facebook verspreidt het verhaal van de puinhoop bij de mensen die dat graag willen lezen. En het verhaal dat het wel goed gaat verspreidt zich gemakkelijk onder de mensen die dàt graag lezen. Ook omdat mensen geen kranten lezen, maar hun gedachten vormen aan de hand van wat ze op internet tegen komen. Het is feest voor de mensen die graag complottheorieën lezen

Fig 2: Meningen in de tijd van Twitter en Facebook
Tegelijk is er een tweede effect. Zeg je iets positiefs over de Turkse Hizmet-beweging, dan kun je met de dood bedreigd worden. Zeg je iets negatiefs over PowNed, dan wordt je net niet bedreigd met de dood, maar krijg je wel verwensingen. De gematigde instemming zie je niet. Het is geen tijd waarin iemand kan zeggen: hee, daar zit wat in, maar ligt het niet net iets anders? Daarmee dring je niet door. De discussie verdwijnt, verdrongen in het lawaai dat enkele extremen maken. De gematigden roeren zich niet. 

De Kameel met meningen
Het plaatje van meningen zoals je die hoort en leest ziet er dan zo uit als in figuur 2. Het lijkt meer op een kameel. Met twee bulten op de uiteinden en een leegte in het midden. Zou je met elkaar in debat gaan, dan zouden er mitsen, maren, plussen en minnen komen. Tja, Zwarte Piet is niet discriminerend bedoeld en we behouden graag onze tradities, maar misschien kan er wel iets veranderen. Het maakt die kinderen niet uit. Het ja maar, misschien en nee tenzij is weggevallen. Terwijl nog heel veel mensen die middenweg zoeken, blijft Henk Krol beweren dat ouderen het heel slecht hebben. In degelijk wetenschappelijk onderzoek vind je het nog gewoon terug: het is niet zo zwart wit als Krol beweert en de meeste ouderen zijn beter af dan de meeste 20-30 jarigen. En de meeste meningen zitten ook ergens in het midden.

Het midden en nuance is er nog steeds. Ook over waar we als samenleving staan, mits mensen de feitelijke situatie goed kunnen inschatten.....

Maar als op de TV iemand een mening moet geven over de stand van de economie, dan komt die niet op de TV als hij iets zegt als "een beetje beter, maar minder goed dan gehoopt". Hoe kan je dat nu uitleggen in DWDD in twee minuten? Als gevolg daarvan spiegelen we ons niet aan het gematigde midden met mitsen, maren en voorzichtigheid. Terwijl die mitsen en maren waarschijnlijk meer de werkelijke staat van de economie weergeven. 

De dromedaris is dood, de kameel springlevend
Waar het eigenlijk om gaat is dat uitgesproken meningen wel doordringen maar het publieke debat op basis van feiten niet plaatsvindt. Er wordt geen middenweg gezocht die belangen overstijgt of die beter de werkelijke staat van ons land beschrijft. Tijd om feiten op te zoeken is er nauwelijks. Het is digitaal: 1 of 0, ja of nee. De grafiek met dromedaris is vervangen door de grafiek met de kameel. 

We kunnen in deze tijd nog niet goed het publieke debat voeren. We zitten gevangen in de kameel van ja of nee. Er is geen publiek debat. Dat zouden we opnieuw moeten uitvinden. Want in werkelijkheid en gevoed door degelijke feiten is de normaalverdeling nog gewoon aanwezig. 




donderdag 6 oktober 2016

Is er een goede PDCA-cyclus in een netwerkomgeving?

Meer dan vroeger moeten gemeente zorginstellingen, welzijnsorganisaties, bewoners en woningcorporatie samen werken om doelen te behalen. Neem wat van de lastige opgaven voor deze partijen: samenwerken om overlast in buurten te bestrijden, mensen met een vlekje gewoon in de buurt laten wonen, het idee om ouderen langer thuis te laten wonen of mensen die asiel hebben gekregen een thuis in de buurt bieden. Kost die samenwerking niet meer dan nodig? Worden de resultaten behaald die je wilde? Als we niet opletten gaat er veel aandacht naar de prettige samenwerking en weinig naar het kosteneffectief behalen van resultaat. Er moet een PDCA-cyclus voor netwerkmanagement komen.  

Ik kom het bij visitaties van woningcorporaties steeds meer tegen. De corporatie ziet bijvoorbeeld dat mensen een huurachterstand hebben en het blijkt dat het gezin is geconfronteerd met meerdere problemen: schulden, verslaving, werkloosheid. Dat is iets waar verschillende partijen mee te maken hebben: de corporatie die de huur wil innen en voorkomen dat mensen hun huis uit worden gezet, de schuldhulpverlening om wat aan de schulden te doen, de zorg om te kijken wat er met de verslaving kan en misschien was de gemeente al bezig rond het werk.  

Samenwerking is hard nodig
Ik zie dat corporaties aangeven dat ze niet alleen in een wijk werken, maar de samenwerking zoeken omdat op die manier de leefbaarheid van de buurt veel beter goed kan blijven. Dat betekent dat de waarde van de woningen behouden blijft, er geen klachten komen en dat de huur geïnd kan worden. De andere partijen zijn ook op die manier afhankelijk. Hoe pakt je dat gezamenlijk aan?

Niet elke partij is even geneigd om samen te werken. Zo kan een gemeente wel verantwoordelijk zijn voor ontmoeting en ontspanning, maar de rekening liever bij de woningcorporatie neerleggen die in het woonzorgcomplex zo'n mooie ontmoetingsruimte heeft. En een welzijnsorganisatie kan denken dat gesprekken over samenwerking teveel tijd kosten die niet direct productief kan worden ingezet. Waarom zou je tijd steken in het praten over dat woonzorgproject dat toch de verantwoordelijkheid is van de corporatie en de zorginstelling?

Inmiddels werken steeds meer organisaties netwerkgericht. Dat vraagt nogal wat. Waar we allemaal gewend zijn te beginnen met een visie, blijkt bij netwerksamenwerking het begin te moeten liggen bij de verbinding met elkaar. Je moet elkaar leren kennen, weten wat je aan elkaar hebt, weten wat de sterke kanten zijn. Vervolgens zoek je naar een gezamenlijke visie. Die kan een andere nadruk hebben dat je eigen visie en integraler zijn. (zie hier over leiderschap in de zwerm)

Vervolgens maak je plannen. Daar hoort bij dat je bereid bent te investeren in iets wat niet je directe belang is. Zo hebben corporaties soms wijkmanagers die alles weten over bewoners, die tijd kwijt zijn om andere organisaties in te seinen terwijl er voor de corporatie nog helemaal geen probleem is. Er zijn “casus”- besprekingen waarin jouw casus besproken wordt, maar waar ook zaken aan de orde komen die niet interessant zijn. Of ik ken een corporatie die veel tijd steekt in overleg en samenwerking met Vluchtelingenwerk om vluchtelingen niet alleen aan een huis te helpen, maar ook iets te bieden waardoor ze wat meer kunnen integreren in de buurt.

De resultaten zijn blijkbaar goed, want de corporaties geven aan dat in de samenwerking meer bereikt wordt: hogere kwaliteit vooral, want meer op maat gesneden voor de individuele mensen met een probleem. Lastig meetbaar, met meer “maatschappelijk rendement”.

PDCA-cyclus
Fig 1: PDCA-cyclus
Nu die samenwerking op gang komt is het tijd meer aandacht te gaan geven aan de Planning en Controlcyclus (P&C-cyclus). De P&C-cyclus  ondersteunt de bestuurder om te zien wat er in de organisatie gebeurt en om op tijd bij te sturen en risico's te zien. De P&C- cyclus is onontbeerlijk om alle relevante keuzes goed geïnformeerd en tijdig te kunnen maken.

Maar hoe ziet de P&C cyclus er uit? Het eerste plaatje geeft aan hoe een eenvoudig proces gecontroleerd wordt. Let op de PDCA cirkel: Je maakt een plan (Plan), gaat aan de slag (Do), meet of je de resultaten behaalt die je wilde(Check) , kijkt of er bijstelling (Act) nodig is (bijvoorbeeld een andere ingreep of bij een van de onderdelen van je plan meer vaart maken). Dat levert een bijgesteld plan op en je gaat weer verder. 
Fig 2: Ieder zijn PDCA-cyclus
Maar in een netwerk ziet dit er anders uit. Allereerst de startsituatie waarbij iedereen zijn eigen P&C-cyclus heeft.

In plaats van plaatje 2 gaan we netwerken: de doelen worden gezamenlijk aangepakt en gezamenlijk behaald. Iedereen doet wat, men seint elkaar in als er iets moet gebeuren. De planning van organisatie A heeft gevolgen voor organisatie B en omgekeerd. Is iemand in organisatie A ziek of werkt een ingreep niet, dan moet organisatie B dat weten. 

Netwerkbesturing
Dat geeft voor de besturing nieuwe problemen. Heb je de risico's in beeld? Die heb je wel voor je eigen organisatie, maar niet voor andere organisaties en misschien kan een risico bij een andere organisatie jouw plannen flink in de weg zitten. Je moet de risico's dus in beeld hebben en de voortgang op een nieuwe manier volgen. Zo komen we op plaatje 3. 
Fig 3: Netwerkresultaat behalen


Dit netwerkresultaat is een combinatie van diverse resultaten die de verschillende partijen samen hebben behaald. Bij wijze van spreken is de overlast verminderd, de waarde van de buurt is toegenomen, de bewoners hebben meer contact met elkaar, er dreigt geen leegstand meer, de huurders zijn tevreden. De verslaving is aangepakt voordat het echt uit de hand liep. De onderlinge verstandhouding tussen vluchtelingen en de rest van de buurt is beter. De mutaties in de buurt worden minder omdat mensen niet willen verhuizen en er zijn minder kleine reparaties omdat de buurtschoffies iets beters te doen hebben dan het buurthuis mollen. Mensen zeggen elkaar weer gedag, zijn daardoor gelukkiger en er komen minder vage klachten bij de dokter, waardoor zelfs de verzekeraar merkt dat de zorguitgaven minder worden. 

Netwerkverantwoording
Wat niet vergeten mag worden is dat de verschillende partijen een verantwoordelijkheid hebben om zich vervolgens te verantwoorden over de resultaten. In feite zou je een netwerkbegroting moeten hebben om te zien wat de diverse partijen er in stoppen. Daarna check je of je de resultaten behaald hebt en maak je een netwerkrekening op met de resultaten. Als is het maar om te checken of de netwerkaanpak voldoende resultaat geeft voor je eigen instelling. De samenwerking kost inspanning, die moet alle partijen wat opleveren. En zou de verzekeraar misschien toch wat gemakkelijker de portemonnee kunnen trekken voor de samenwerking als het medicijngebruik en doktersbezoek afneemt? 

Weet je de resultaten niet? Dan is het snel met de samenwerking gedaan. De Raad van commissarissen gaat kritisch kijken naar al dat werk dat de corporatie doet, de gemeenteraad gaat de wethouder op de vingers tikken. Je moet dan niet aankomen met het verhaal dat de zorg beter is geworden, want je hebt ook je eigen werk te doen. Daarom voer ik het laatste plaatje op. Je moet niet alleen de voortgang volgen en risico's in beeld hebben. Maar ook het resultaat. Heeft dat opgebracht wat je verwachtte? Kostte dat niet meer dan nodig? Zo komen we op plaatje 4.
Fig 4: Netwerkresultaat vertalen naar netwerkdeelnemers
Netwerkbegroting, rekening en resultaat
Netwerken is heel belangrijk geworden. Ik zie heel veel aandacht voor die samenwerking, maar als ik vraag wat het op heeft geleverd blijft het te vaak stil. Misschien is dat omdat de eerste samenwerking tijd kost en nu nog niet veel oplevert. De eerste resultaten mogen best op "storytelling" gebaseerd zijn. Maar het is wel nodig dat ook voor het hippe netwerkmanagement een degelijke P&C-cyclus moet worden opgesteld. Ik hoor wel enthousiaste verhalen over goede samenwerking. Optimisme alom en als er iets mislukt, is dat een belangrijke les, dus ook waardevol. Maar dat kan niet zo doorgaan, want wordt er geleerd en bijgesteld?

Waarschijnlijk is het niet eens zo ingewikkeld. Veel kan gewoon in de eigen lijnverantwoordelijkheid blijven, weinig is écht gezamenlijk. Het enige is dat de innovatoren (die ruimte willen en volop experimenteren)  de saaie controllers er bij halen. Pas dan kan je een netwerk goed besturen, keuzen maken en de risico's beheersen.