zondag 30 december 2018

Democratie, soevereiniteit en economische voorspoed


We leven in een tijd waarin iedereen mee wil doen aan “publiek debat” en gehoord wil worden. Voor de mensen die passen in de bestaande orde is het normaal om gehoord te worden. Zij denken binnen een kader waarin bijvoorbeeld zwarte piet aanpassing behoeft omdat iedereen in de samenleving even belangrijk is en het niet kan dat een groep zich geschoffeerd voelt. Het kader is individuele ontplooiing, luisteren en rekening houden met elkaar. Inclusiviteit is daar onlosmakelijk mee verbonden.

Er is ook een grote groep mensen die niet passen binnen dat kader. Voor hen is luisteren en rekening houden met elkaar evengoed belangrijk. Maar zij laten zich meer leiden door de behoefte aan soevereiniteit in de eigen kring, bij een gemeenschap horen. Dus niet luisteren naar mensen die niet bij de eigen gemeenschap horen. Zij hebben behoefte aan bevestigende rituelen, zoals Sinterklaas. Daarmee voelen ze zich verbonden met elkaar en met de samenleving, waar ze zich anders steeds minder in thuis voelen. De rituelen van hun soevereiniteit waren verankerd in de kerk. Maar de rol van de kerk binnen het publieke debat is verzwakt en zelf zijn ze ook niet meer verbonden met de kerk. Hoe inclusief is het debat als zij zich daar niet in thuis voelen? 

Joods-christelijke waarden? Eigen volk!
Wilders zegt dan de joods-christelijke waarden te willen beschermen, dat geeft een verantwoorde klank. Maar wat hij daarmee bedoelt is het beschermen van de eigen cultuur en soevereiniteit. Overigens hoeft dat niet per se fout te zijn. Hij weet dat de kerk daar een belangrijkerol in had. Hij kan namelijk niet precies vastpinnen wat die waarden zijn, want hebt uw naaste lief als u zelf zal het niet zijn. Zo is het ook met de blokkeerfriezen. Zien die een vreemdeling zeker, die verdwaald is zeker, dan zullen ze niet vriendelijk vragen naar zijn naam. Het gaat hen helemaal niet om een joods-christelijke cultuur, maar om de eigen cultuur. Terwijl de bestaande orde meer heeft met individuele ontplooiing van iedereen en meegaan met de wereldeconomie.

Het debat gaat dus helemaal niet over joods-christelijke waarden, maar over het beschermen van het eigen volk (of liever het merken dat je erbij hoort en belangrijk bent voor de samenleving) versus democratie versus globaliserende economie. Omdat eigen volk eerst vervelend klinkt kunnen we het hier beter soevereiniteit noemen. 

Dat is precies die behoefte aan soevereiniteit en verbondenheid die op het moment weinig aandacht krijgt versus de globalisering die nauwelijks ter discussie staat. En dat die weinig aandacht krijgt heeft te maken met democratie en diezelfde globalisering. Door de globaliserende economie zijn we rijker dan ooit, maar met de globalisering vermindert de ruimte voor de natiestaat en soevereiniteit. Wil je meegaan met de globaliserende economie, dan vraagt dat meer Europese democratie en inbedding van migratie in je samenleving. Verder weg en met minder gevoel van verbondenheid.

Trilemma van de wereldeconomie
De econoom en sociale wetenschapper Dani Rodrik noemt de opgave van deze tijd het trilemma van de wereldeconomie. Economische globalisering, politieke democratie en de natiestaat zijn uiteindelijk niet met elkaar te verzoenen. Wil je met Nederland de globaliserende economie en democratie behouden, dan vraagt dat meer Europa en meer VN om de democratie nog te redden tegenover de wereldeconomie. Soevereiniteit lever je dan in.

Er is dan behoefte aan een verbondenheid met de eigen groep, maar je kunt daar moeilijk aan tegemoet komen, want je hebt in de democratie rekening te houden met de behoefte aan verbondenheid van andere groepen die strijdig zijn en ook Nederlander zijn. Wil je soevereiniteit combineren met globaliserende economie, dan lever je je democratie in. Dan moet je eerder kijken naar Turkije, China en Rusland. De combinatie soevereiniteit en democratie kan alleen als je je onttrekt aan de wereldeconomie. Dat gaat dan ook ten koste van je welvaart. Dit trilemma deed mij denken aan de drie machten waar ik eerder over schreef: hier. Niet precies het zelfde, maar ook hier zie je verschillende machten die elkaar beïnvloeden. 

Dus je moet een balans vinden.

Dat trilemma is lastig voor het publieke debat. In deze tijd van twitter en korte uitspraken is voor dilemma's al weinig ruimte, laat staan trilemma's. Toch kunnen we er niet onderuit de balans te blijven zoeken. Dat zal in een inclusief debat moeten zijn.

zondag 2 december 2018

Over snelle vernieuwing en trage verandering


Twee artikelen in de Volkskrant gisteren geven een goed inzicht in de wereld. De snelle ontwikkeling van fabrieken en infrastructuur en de trage veranderingen in de samenleving. En de onmacht van regeringen om daar iets aan te veranderen.

Mooiste modernste fabrieken komen in sneltreinvaart
Het eerste gaat over Tata Steel India, waar de modernste staalfabriek van de wereld uit de grond wordt gestampt. Er is in de wereld overproductie van staal, maar staalproductie brengt welvaart voor de miljoenen in India die een auto willen en de infrastructuur die daar bij hoort. In een volgende alinea lezen we dat de fabriek staat in een deelstaat waar de helft van de bevolking onder de armoedegrens leeft. Ze zullen niet kunnen werken in die fabriek, die zoveel mogelijk gerobotiseerd is.

Bouwen van de modernste fabrieken en de mooiste infrastructuur is een taak die goed uit te voeren is. Regering en bedrijfsleven plannen samen, de groei zit er in. Daar kan een regering wel wat mee.

Cultuur verandert stapvoets
In een ander artikel gaat het over tradities en verandering in cultuur. Tradities als Sinterklaas, stierengevechten en vossenjacht veranderen traag en veranderingen gaan met agressie gepaard. De schrijver stelt ook dat het een misverstand is te denken dat je een traditie kunt afschaffen zoals je de doodstraf afschaft. Tradities veranderen, maar het gaat om het veranderen van gedrag, waarden en systemen om mensen ergens bij te laten horen.

Verdiepte kloof
De verandering gaat sneller in de stad en trager in de periferie. Zou je stemmen over zwarte piet, dan stemt ruwweg de randstad voor afschaffing en daarbuiten tegen. De kloof tussen wie meegaat in snelle verandering en wie achter blijft zien we ook in de VS: het midwesten versus de east en westcoast. We zien het ook in Frankrijk, waar de periferie geen vertrouwen heeft in de plannen van Macron om het klimaat minder te belasten en vervuilend gedrag meer. De kloof tussen het rijke centrum van Parijs en de rest is enorm. Die kloof is er bij ons ook. In de discussies erover die ik las kwamen woedende bijdragen over het kwartje van Kok opvallend terug. Ik merk dan dat ik snel die bijdragen opgeef. Dat is niet serieus te nemen, net als 80 procent van de bijdragen over Italië, over de EU en over pensioenen. Feiten doen er niet toe, consequent zijn is geen vereiste, de dader is altijd een partij of de EU.

Onmachtige regering
De essentie van de twee artikelen (over snelle vernieuwing van fabrieken en trage verandering van culturen) is dat de regering onmachtig is veranderingen in de samenleving af te dwingen en zich kan richten op de snelle verbetering van infrastructuur en productiemethoden. Toch wordt er maar al te veel naar regeringen gekeken om die kloof te dichten. Op zijn minst is de constatering van belang dat de regering zich afwendt van die kloof omdat ze die toch niet kan oplossen. Dat vraagt meer dan ergernis over boerkas serieus nemen en deze verbieden.

Toch is het niet de regering die de kloof kan dichten. Wil je goede scholen neerzetten, dan ben je afhankelijk van goede leraren en actieve ouders. Wil je culturen veranderen, dan ben je afhankelijk van de medewerking van mensen. Wil je mensen zekerheid bieden en werk, dan kun je in de belastingsfeer wel iets doen, maar ze moeten ook zelf verantwoordelijkheid willen nemen. 

Hadden we bij het bouwen van de dijken en polders op regeringen gewacht, dan was Nederland er niet geweest.


woensdag 14 november 2018

Van controle naar rekenschap en beter werk


Op het werk bij mijn vrouw is discussie over controle op de Arbowet opgelaaid. Er zou iemand werken in een ruimte met giftige stoffen waar te weinig afgezogen wordt. Wat opviel was dat de discussie over controle en wat je met de controle bereikt. De medewerker in de vieze ruimte wist niet hoe hij de omgeving kon verbeteren en voelde zich vooral op de vingers getikt door controleurs die eigenlijk niet geïnteresseerd leken in zijn gezondheid, maar in de wet.

In Nederland zorgt de arbowetgeving ervoor dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. De Inspectie SZW controleert of werkgevers en werknemers zich aan deze regels voor gezond, veilig en eerlijk werk houden. We mogen er blij mee zijn dat de arbeidsomstandigheden een zorg zijn. Maar in dit concrete geval was bij controle iets geconstateerd waar de medewerker op aangesproken werd, terwijl hij niet wist hoe hij het het beste kon verbeteren. Wat zou hij nou het beste kunnen doen? Daar ging de Arbo-controleur  niet over. Ik weet niet of dat altijd zo is, maar in dit geval bleef het bij een tik op de vingers.

Controle zonder verbetering
Ik begrijp de situatie goed. Toch knaagde er wat. Want die Arbo controleur zal toch op andere plekken hebben gezien hoe mensen het wel kunnen oplossen? Het was zijn taak om te controleren en niet om te adviseren. Maar na de controle valt het stil.

Het deed een beetje denken aan een controleur die een onderdaan bezoekt, zegt wat er niet deugt en de onderdaan met lege handen achter laat. Natuurlijk hebben we allemaal een eigen verantwoordelijkheid, maar de controleur lijkt de oplossing een achter te houden, want hij heeft op andere plekken vast gezien hoe het wel kan. Zo straft de controle de medewerker eerder dan dat hij hem helpt. De gecontroleerde krijgt dan de neiging om dingen te verbergen en een tik op de vingers te voorkomen.

Publieke verantwoording moet gericht zijn op beter werken
Dat zie ik vaker. Kijk naar de zorg en het onderwijs. In het algemeen is de behoefte van geldschieters aan verantwoording toegenomen. Je moet bonnetjes hebben, uren schrijven, bewijzen overleggen. Vervolgens blijf je als een soort onderdaan met lege handen achter. Je hebt zelf helemaal niets aan de verantwoording. Je hebt voldaan aan de eisen van de wet, de geldschieter of de subsidieverstrekker. De politiek kan dan niet in de gemeenteraad of in de Kamer gaan zeuren over wat er niet deugt, want de uitgaven zijn gecontroleerd. Ik ben niet tegen acties om fraude er uit te halen, maar is dit de juiste weg? (Overigens vind je de echte fraudegevallen natuurlijk op andere manieren: verhalen die rondzingen, steeds andere smoesjes, de resultaten worden vervolgens kunstmatig opgepoetst)

Rekenschap, Van Dale
Het zou mooier zijn als de verantwoording meer een gesprek zou worden over wat je doet en hoe het beter kan. Want al die mensen die publiek geld gebruiken willen natuurlijk graag horen wat ze goed doen en wat er beter kan. Als daar registraties bij helpen om te zien hoe je je werk beter kan doen is dat helder, dan weet je waarvoor je registreert en kun je kijken of je hetzelfde doel op een gemakkelijker manier kunt bereiken. Dan wordt het minder een zaak van verantwoording en meer iets wat ik rekenschap noem. Rekenschap gaat immers ook over verantwoording afleggen, maar ook over het je zelf realiseren wat je doet en hoe je het beter kunt doen.

Vernieuwing van verantwoording
Ga je eenmaal die weg in, dan zijn er ook hele andere mogelijkheden voor rekenschap. Organiseer dat mensen bij elkaar kijken. Organiseer als controleur uitjes voor scholen die slecht presteren naar scholen die goed presteren. Breng zorgverleners in kwaliteitskringen bij elkaar. Bespreek met zijn allen je blunders in een veilige omgeving en leer van elkaar.

Uiteindelijk willen vooral in de publieke sector mensen iets betekenen voor de samenleving. Vandaar dat ze niet zitten te wachten op controles. Op instrumenten om beter te werken waarschijnlijk wel.

woensdag 24 oktober 2018

Nieuw liberalisme? Spreiding van macht, kennis en inkomen


Het blad The Economist deed enige tijd geleden een poging om het liberale gedachtengoed weer nieuw leven in te blazen. Dat was een interessante poging om opnieuw te bedenken waar je voor staat als je je er op beroept liberaal te zijn. (hier) Interessant, niet alleen omdat er oude liberale beginselen terugkwamen, maar ook omdat er enkele niet per se liberale beginselen bij kwamen. Het motto zou kunnen zijn: Spreiding van macht, kennis en inkomen.

Liberalen werden conservatieven om hun positie te beschermen
Echte liberalen verschillen volgens The Economist van conservatieven omdat ze weten dat aristocratie en hiërarchie en alle concentratie van macht neigt naar onderdrukking.  Maar, zo stelt de Economist, nu de liberalen de macht hebben maken ze zichzelf wijs dat ze een gezonde meritocratie hebben gemaakt. Onzin, want deze meritocratie is gesloten en houdt zichzelf als nieuwe elite in stand. Rob Jetten zou zijn kans moeten grijpen om het nieuwe liberalisme te zoeken en Klaas Dijkhoff zal over moeten gaan tot zelfonderzoek. Zo komt the Economist tot de constatering dat veel liberalen conservatief zijn geworden, terwijl het conservatisme niet de welvaartsgroei kan bieden die het liberalisme wel bood.
Spreiding van macht is het eerste liberale devies.

Migratie en liberalen
Volgens het blad hebben economen berekend dat het totale bruto product van de wereld zou verdubbelen als iedereen die wil migreren zou kunnen migreren. (Dat wil niet zeggen dat ze ook meteen recht hebben op de sociale zekerheid, het is volgens the Economist niet onliberaal om te zeggen dat je pas recht krijgt op sociale zekerheid als je hebt bijgedragen in het opbouwen van de pot met geld).  Hier begint tevens een niet per sé liberale draai, want de liberalen van de Economist geloven wel in beperking van de migratie. Er is namelijk een onderschatting geweest van de samenleving als waarde naast de waarde van individuen. “Liberalen moeten accepteren dat sommige mensen meer waarde hechten aan etnische en culturele homogeniteit”. Meer een christendemocratisch idee eigenlijk. 
Dat is overigens anders dan wat liberalen met het milieu hebben. De bescherming van het milieu komt misschien wel vooral voort uit liberale kringen, vanuit de gedachte dat de vrijheid van de een de vrijheid van de ander niet mag beperken. Het niet willen inperken van de automobiliteit is in die zin helemaal niet zo liberaal, want de grote hoeveelheid auto's beperken de beschikbaarheid van schone lucht. 

Ook pleit de Economist voor voorschoolse educatie gefinancierd door de staat. Spreiding van kennis dus. Want als je het aan de markt overlaat komt er geld bij de universiteiten en daar komen vooral studenten uit de 1% rijkste groep. Lijkt mij ook niet zozeer een liberale als wel een sociaal democratische gedachte.
Maar toch, Spreiding van kennis is het tweede liberale devies. 
Zo komt de Economist tot een manier om liberalisme opnieuw uit te vinden door elementen van de christendemocratie en de sociaal democraten toe te voegen.  

De welvaart vergroten door machtsevenwicht te bewaren
We hebben eigenlijk onze welvaart vergroot door naar meerdere krachten in de samenleving te kijken. De visie op de liberalisering van de economie zorgde ervoor dat concurrentie een prikkel werd die zorgde dat bedrijven beter gingen presteren en de productiviteit omhoog ging (de tucht van de markt). De socialisering van de arbeid zorgde er voor dat er geluisterd werd naar klachten van arbeiders en werklozen. De christendemocraten zorgden voor een verbinding tussen de liberale pleitbezorgers van het bedrijfsleven en de socialistische leiders die betere omstandigheden wilden voor de onderlaag. De christendemocraten hebben ook altijd veel waarde gehecht aan de sociale cohesie in de samenleving en  het maatschappelijk middenveld, maar ook meer ”law and order”- neiging dan de liberalen of de socialisten. De war on drugs is in feite een christelijk conservatieve strijd (naar mijn idee een verloren strijd, maar dat doet er nu even niet toe). De concurrentie tussen de partijen om de keus van de kiezer is feitelijk weer een liberale gedachte.

Daar kwam nog iets bij. De generatie van de jaren 60 stelde regels en dwang van instituties ter discussie. De vanzelfsprekende hiërarchie werd afgebroken, wat leidde tot ruimte voor creativiteit en werknemers die veel meer betrokkenheid werden bij het bedrijf, in feite liberaal, want hiërarchie is strijdig met het liberale gedachtegoed. Afschaffen van die hiërarchie gaat logischer wijs samen met een beter verdeeld inkomen. Anders kunnen we het niet anders zien dan misbruik van macht. 
Spreiding van inkomen is het derde liberale devies

Zo zijn er verschillende machten in de samenleving die op een of andere manier in balans gebracht werden met elkaar. Elke ideologie had extra aandacht voor een van de machten. Maar dat is niet wat je doet als bestuurder. Een samenleving besturen is immers wat anders dan opkomen voor de rechten van een individu, eerlijke regels hanteren en zorgen dat er een vangnet is voor wie dreigt af te vallen.

Drie machten in evenwicht
De econoom Kenneth Boulding vat dat samen in drie machten in de samenleving. Dreigingsmacht, uitwisselingsmacht en integratiemacht. Als je wat preciezer kijkt naar deze drie pijlers voor een samenleving die kan floreren zie je ook wat er mis gaat als een van de pijlers teveel nadruk krijgt.
1.       De dreigingsmacht is de macht van regels, handhaving en zo nodig met geweld de orde herstellen. Deze macht neigt naar de dictatuur, misschien van de meerderheid, de elite of een sterke man (m/v), en leidt tot misbruik van macht.
2.       De uitwisselingsmacht moet je zien als de macht van markten. Door uitwisseling van voorkeuren, wensen en kennis wordt macht uitgeoefend. Denk aan de markt die V&D failliet doet gaan. Maar denk ook aan het onderling handelen in gunsten: als jij dit voor mij doet, doe ik dat voor jou. Deze macht neigt naar uitsluiting, neiging tot monopolies en misbruik van kennis. En als je eenmaal tot de 1% inkomens behoort, dan verleent je dat enorme macht. Spreiding van inkomen zou beter zijn
3.       De integratiemacht is de macht van samenwerking en hulp aan elkaar. Liefdadigheid valt hier onder. Teveel integratiekracht zonder dreigingsmacht en uitwisselingsmacht kan leiden tot klaplopers, niet nemen van eigen verantwoordelijkheid en het bouwen van afhankelijkheid. Toch is dit de belangrijkste macht. Juist samenwerking heeft de wereld gebracht tot grote welvaart.

Samenleving in evenwicht
De boodschap dat we op de juiste manier een evenwicht moeten houden tussen deze machten is nu belangrijker dan ooit. Omdat mensen het gevoel hebben dat ze geen greep op hun eigen leven hebben, neigen ze meer dan vroeger naar de dreigingsmacht. Alle buitenlanders het land uit, iedereen moet zich aanpassen aan de Hollandse mores: Integratie is iets geworden dat afgedwongen moet worden met dreigingsmacht. Tegelijk zie je wel dat een instroom van veel mensen van buiten afbreuk doet aan de integratiekracht, vanwege culturele en etnische verschillen en de taalbarrière. Geen wonder dat mensen die het gevoel hebben geen regie meer te hebben over hun eigen leven of buurt naar dreigingsmacht uitwijken.

Geen van de machten is per se fout of goed. Om het individu te beschermen gebruiken we overigens net zo goed dreigingsmacht. Liefdadigheid kan neigen naar uitsluiting als je niet zo lief terug bent. Denk dan aan rechten van mensen om anders te zijn. Dan leidt bijvoorbeeld de integratiekrach t tot programma’s om mensen  met veel liefde van hun homoseksualiteit te genezen. Ook bij uitwisselingskracht gebruiken we dreigingsmacht door een verbod op monopolies.

Al met al is het misschien vooral een liberale gedachtegang om te kijken naar machten en zoeken hoe die machten in balans gehouden kunnen worden.

Spreiding van macht, kennis en inkomen: misschien is dat de vernieuwing die liberalisme vooral nodig heeft.



dinsdag 16 oktober 2018

Behoud het instrument voor decentraal toezicht op corporaties



Nu de crisis wat op de achtergrond raakt, komt met de evaluatie van de nieuwe Woningwet de vraag bij woningcorporaties op of ze niet teveel last hebben van toezicht. Een terechte vraag, want toezicht levert altijd administratieve lasten op die niet altijd in evenwicht zijn met de baten. En bij elke crisis is toezicht altijd het eerste middel waar men naar grijpt. Er zal nu dus wat druk komen om te schrappen in toezicht. Ik maak mij daar zorgen over. Namelijk dat vooral het decentrale toezicht het doelwit gaat worden.

Na de crisis bij woningcorporaties zag je inderdaad dat er veel aandacht kwam voor toezicht. Omdat enkele corporaties in de fout gaan wordt een hele sector onder curatele gesteld. Intussen hebben corporaties het gevoel dat de toezichthouders om hen heen zwermen: de Autoriteit Wonen, het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, gemeenten, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en dan zijn er ook nog de verplichte visitaties van woningcorporaties. Ik heb de hoeveelheid toezichthouders wel eens vergeleken met de beoogde moord op een quaestor in Asterix en de Helvetiërs die een eind wil maken aan de slechte bestuurders in Zwitserland. De quaestor roept om een dokter als hij is vergiftigd. Om genezing te voorkomen worden er zoveel mogelijk dokters naar hem toegebracht. 

Aedes en de VTW lijken te gaan pleiten voor een einde aan de verplichte visitaties. Om het aantal dokters dat toesnelt te verkleinen. Wat dat betreft kan het essay waarmee ik met Carry Bomhof een gedeelde eerste prijs won bij de VTW direct de vuilnisbak in. Toch is dat jammer. De redeneerlijn van toen geldt nog steeds.

Zet in op betrokkenheid van de gemeenschap
Wat was de redeneerlijn in dat essay?  (Nog steeds leuk, hier te vinden) 
  1. Er is veel aandacht voor het voorkomen van fouten omdat de corporaties kwetsbaar bleken. Onze inzet was dat dat niet de juiste weg was. Het tegenovergestelde van een systeem dat kwetsbaar, breekbaar, gevoelig voor fouten is, is niet onkwetsbaar, maar is een systeem dat sterker wordt van fouten
  2. Er zijn veel toezichthouders rond de corporaties. Al deze toezichthouders leveren belangrijke informatie, maar ook daarvan is de waarde in de afgelopen jaren niet toereikend gebleken om incidenten te voorkomen. Het is te laat en te zeer op afstand en draagt te weinig bij aan het leervermogen.
  3. Goed gedrag komt van binnenuit en laat zich niet afdwingen door regels, bonussen en straffen van buitenaf
  4. Woningcorporaties zijn van niemand, terwijl het vroeger verenigingen waren met een duidelijke eigenaar
  5. Corporaties kunnen pas legitiem opereren als de lokale bevolking zich eigenaar voelt.
  6. Is de betrokkenheid van de lokale gemeenschap groter, dan weet men op tijd wat er aan de hand is, zo hebben wij ervaren bij de visitaties van een aantal kleinere corporaties die midden in de gemeenschap staan.. 

Met de nieuwe woningwet is het visiteren van woningcorporaties verplicht geworden. Deze verplichting staat nu bij de evaluatie alweer ter discussie. Dat is jammer, want van alle instrumenten rond toezicht is dit het enige instrument dat zich richt op het versterken van de kracht van de gemeenschap.

Huurders kunnen zien of het met de corporatie echt zo goed of slecht gaat omdat er een blik van buitenaf komt die openbaar is en op een vaste methode is geënt. Gemeenten kunnen zien wat de visitatie zegt over de interne besturing in de corporatie. De rapporten bieden input voor de tegenstrevende krachten op lokaal niveau. De visitaties zijn ook aan het veranderen en trachten zich nog meer te richten op de kracht van de lokale netwerken.  

Rechten voor huurders
Als er nu toch een weeffout aangewezen moet worden, dan is het de positie van individuele huurders. De invloed van de huurders wordt in de woningwet volledig geregeld via de traditionele huurdersvertegenwoordiging. De meeste huurdersverenigingen die ik bij visitaties tref doen hun stinkende best, maar hebben moeite om echt een achterban te vertegenwoordigen. Zou je niet wat rechten voor huurders kunnen afspreken? Denk aan dingen als: huurders  hebben het recht om kleine onderhoudsreparaties uit te voeren, waarbij de besparingen ten goede komen van het buurtfonds. Huurders  hebben het recht hun eigen energievoorziening te regelen. Of huurders hebben recht op een correctief referendum bij vastgoedontwikkeling van corporaties.

Versterk de decentrale prikkels bij de corporatie
Mijn ervaring is dat de Tweede Kamer veel aandacht heeft voor harde cijfers en weinig voor de decentrale prikkels om de prestaties te verhogen. Ik mag toch hopen dat de Tweede Kamer niet op toezicht van bovenaf gaat gokken.

zondag 14 oktober 2018

Vergeving om de toekomst te veranderen


Ik moet bekennen dat ik helemaal niet goed ben in vergeven. Ook ik weet hoe het is om je te wentelen in woede over wat jou is aangedaan. En dat terwijl mij meestal niet zoveel aangedaan is: iemand die ten onrechte een beschuldiging uit, onbehoorlijk uit zijn slof schiet, lomp is en dan misschien die automobilist die me een kopstoot gaf omdat ik naar zijn idee niet snel genoeg uit de weg ging. Maar is vergeven niet voor mietjes? 

De huidige samenleving is goed in boosheid en slecht in vergeving. Vergeving is ook moeilijk te vangen in een tweet of een foto op instagram. Onderzoek naar tweets heeft aangetoond dat een boze tweet veel vaker wordt geretweet dan andere emoties als blijheid en droefenis. Boosheid is besmettelijk, vergeving absoluut niet.

De christelijke vergeving
Als je op vergeving zoekt kom je bij de EO-site, bij het Reformatorisch Dagblad en andere christelijke sites. Eerlijk gezegd verwacht ik dan vooral protestanten, want bij de katholieken denk ik eerder aan biechten en dan vergeven zijn. Dat komt waarschijnlijk omdat ik ze nooit heb vergeven dat ze niet met de protestanten meegingen, maar ook omdat ik daarna geen verandering zie.

Is het verdwijnen van het christendom een oorzaak voor het verdwijnen van vergeving? Een korte zoektocht toont niet een verbondenheid met christendom, wel met het denken over een samenleving en verbondenheid met elkaar. Want je vindt in heel veel culturen aandacht voor vergeving.
En terecht. Een samenleving kan geen samenleving blijven als er geen vergeving is.

Vergeving hoort bij weerbare samenlevingen
In China hoort het bij het Confucianisme. Tzu Kung vroeg: "Is er één woord waarmee gedurende een leven lang in overeenstemming kan worden geleefd?" Confucius zei: "Het is 'vergeving'. Wat u voor uzelf niet wenst, wens dat een ander niet." (Uit Gesprekken XV:23) Ik zie dit overigens vooral als het afwijzen van wraak.

Bij Ubuntu gaat het om onderlinge verbondenheid. Ook daar hoort vergeving bij. Niet de opdracht tot vergeving, maar het idee dat vergeving de mogelijkheid voor criminelen biedt hun menselijkheid terug te winnen. Het idee is dat een dader die zich door vergeving klaar voelt om zijn menselijkheid te herwinnen, ook voor ons de mogelijkheid opent om weer volledig mens te worden.

Ooit gehoord van ho’oponopono? Het is de oud- Hawaïaanse kunst van vergeven en genezen. Ook hier wordt vergeving gekoppeld aan herstel en een betere toekomst. 

Softe boel of harde pegels?
Klinkt het allemaal te soft? Econoom Marcel Canoy pleitte ook eens voor een economische blik. Vergeven kan lonen. "Onverbiddelijke sancties en straffen (‘betalen tot de laatste cent’) zijn vaak nadeliger dan ruimte maken naar de toekomst". In zijn column ging het over Griekenland. “Hiervoor is (…)  nodig dat de polariserende toon in het debat verdwijnt en communicatie gericht is op toekomstig wederzijds vertrouwen”.

Martha Nussbaum schreef een boek over Woede en vergeving, waarbij ze de ‘oog om oog, tand om tand’ –mentaliteit aanpakt, omdat deze wraak en woede juist in stand houdt. Maar ook vergeving vindt ze een probleem. Om vergeving smeken zonder het oog op de toekomst te richten heeft geen zin. Een beetje zoals ik het biechten van de katholieken beoordeelde.

Je zou kunnen zeggen: met alleen woede, wraak en boosheid blijf je hangen in het verleden, net zo goed als je dat doet als je alleen geen wraak neemt, maar niet los kan laten. De letterlijke betekenis van ‘vergeven’ (Grieks afièmi) is namelijk: wegsturen, laten weggaan, vrij laten. Al die boosheid en weinig vergeving op internet in tweets en facebook-posts is dan een teken dat we allemaal blijven hangen in het verleden en de toekomst uit de weg gaan.

Vergeving betekent niet dat je het verleden verandert, wel dat je de toekomst verandert.


donderdag 11 oktober 2018

Voorzieningen meer in samenspraak met bewoners

Het SCP meet elk kwartaal hoe wij over bepaalde zaken denken. Recent konden we lezen dat Bij voorzieningen in de buurt er minder steun is voor beslissingen door het lokale bestuur en meer voor grotere zeggenschap over de besteding van publieke middelen door buurtbewoners. In vergelijking met 7 jaar terug is er veel veranderd.

Zie hier de grafiek uit de kwartaalrapportage:

Dat is een interessante uitkomst. Zelf maak ik mee hoe in mijn buurt bewoners veel zelf doen, zoals het groen en een klein bibliotheekje. Dat gaat heel goed. Als voordelen zie ik meer aansluiten bij wat de bewoners willen, betere afweging tussen kosten en baten en vooral een grotere sociale cohesie in de buurt. Willen meer mensen dat zo doen?

Ja,  een meerderheid vindt dat. Maar echt eens met elkaar? Dat blijkt niet helemaal het geval en er is meer twijfel dan 7 jaar terug. Bovendien blijft er flinke steun voor een stevige overheid. In beide gevallen (2011 en 2018) was en is er heel weinig steun voor een minimale rol van de overheid. Helemaal los laten wekt geen vertrouwen op. Mensen vrezen ‘rotzooi’, ‘chaos’, ‘ruzie’, ‘heibel’, een ‘puinhoop’ en ‘ratjetoe’ of dat de brutaalsten de dienst gaan uitmaken.

Samenwerken!
Het lijkt mij dat het niet meer vanzelfsprekend is dat de overheid over voorzieningen beslist, maar dat de hand van de overheid niet gemist kan worden. Mensen pleiten voor taakverdeling. De overheid kan zaken doen, maar voor beslissingen vragen ze om meer te luisteren naar de kennis van mensen in de buurt. In de meeste gevallen willen mensen wel een eindverantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

Zijn alle gemeenten klaar voor die samenwerking???

SCP Burgerperspectieven 2018 / 3

zondag 30 september 2018

Big data: wie ziet er op toe?


Toen iemand voor de honderdste keer zijn paspoort was kwijtgeraakt ging er een belletje rinkelen bij de gemeente. Het paste namelijk niet in het IT-systeem dat maar plaats bood voor twee cijfers. Ik weet niet of dit waar is, ik hoorde het verhaal ooit als voorbeeld hoe grotere gemeenten overduidelijke informatie over het hoofd kunnen zien. Het geeft wel aan welke problemen schaalgrootte kunnen brengen. Bij kleinere eenheden vallen sommige dingen vanzelf op, bij grote massaregistratie moet je programmeren dat iets gaat opvallen.

Massaregistratie brengt anonimiteit. Dat kan heel fijn zijn, maar ook vervelend. Daar hebben bedrijven al lang wat op gevonden. Verzekeraars zoeken uit welke gebieden niet alleen meer criminaliteit kennen, maar ook meer acceptatie van verzekeringsfraude. Banken kunnen creditcards extra volgen en zien of er vreemde transacties plaatsvinden om zo fraude te voorkomen. Verzekeraars en banken voorkomen daarmee dat wij, schlemielen, opdraaien voor de kosten die fraudeurs veroorzaken. 

Dus ook een wapenvergunning? 
Het is dan ook niet vreemd dat de minister van Justitie en Veiligheid meer wil kunnen zien van mensen die een wapenvergunning aanvragen en hebben. Toch gaat het wel wat vreemd worden als dat er toe leidt dat de overheid ras en religie wil vastleggen van mensen die een wapenvergunning aanvragen. Waarom ras en religie? Het voornemen zorgde terecht voor ophef. Nee! klonk het bij columnisten. Zie je het al voor je? Alle bellen gaan rinkelen als een zwarte een wapenvergunning aanvraagt??

En dan??
Even los van een eenvoudig nee, is het goed om door te denken. We willen niet dat de overheid ons extra in de gaten houdt alleen omdat we een bepaald geloof aanhangen of omdat we van een bepaald ras zijn (by the way: hoe definieer je dat? Blank, zwart, gemengd vooral blank, gemengd vooral zwart? We zijn helemaal niet goed in te delen!). Wat doet de overheid met die gegevens? Waar stopt het? En hoe gaat het als die gegevens ook nog worden doorgegeven aan andere landen? We zien niet wat er mee gebeurt, we zien niet wie de gegevens bekijkt en wie er wat mee doet. We vermoeden een "male chauvinist pig" die de gegevens bekijkt en op basis daarvan besluit). Ik heb dan liever de mening van een expert die kan vertellen waarom welke gegevens geregistreerd worden.
En toch, als iemand zijn naam verandert in Osama, een baard laat staan en in een vreemde jurk gaat rondlopen willen we wel dat dat opvalt. Zeker als diegene salafistische moskeeën bezoekt en contacten heeft met obscure bewegingen in Pakistan. Op dat moment roepen we dat de overheid had moeten ingrijpen.

Het gaat mij nu niet om een theoretische grens rond de privacy. Het gaat er om dat we moeten accepteren dat de overheid gebruik maakt van big data.

Registraties voor beleid
Als de overheid echtscheidingen registreert en vergelijkt, kun je zeggen dat de overheid niets te maken heeft met de vraag hoe mensen hun relatie kiezen. Ook kun je zeggen dat er iets aan de hand is als je bij mensen in bepaalde omstandigheden veel scheidingen ziet. Je kunt naar de achterliggende reden zoeken en hulp bieden. Of als er in bepaalde wijken veel eenzaamheid is bij een specifieke groep mensen kun je zien dat dit een gezondheidsgevaar vormt en daar iets mee doen. We zijn blij als iemand signaleert dat schulden bij mensen oplopen en dat er dan gekeken wordt wat er eigenlijk aan de hand is. Toen ik meer van die lachgascapsules in mijn buurt zag, dacht ik ook dat het reden was voor de overheid om daar iets mee te doen. Maar zag de overheid wat ik zag? (Ik denk het overigens wel)

Noodgedwongen, maar niet zonder ons!
De overheid gaat noodgedwongen gebruik maken van big data. “Sociale ongelijkheid los je op met dataanalyse” schreven Van Dam en De Jager zaterdag in de Volkskrant. .(hier: door-data-analyse-kunnen-we-sociale-ongelijkheid-oplossen

De vraag is dan niet hoe je alles verbiedt, maar hoe wij als samenleving betrokken zijn bij die analyses. Data-analyse komt, laten we die in handen van de anonieme overheid? Gaan we het verbieden? Of gaan we kritisch volgen wat er gebeurt?

dinsdag 25 september 2018

Bubblebelt en samenleven


Vind jij ook dat iedereen maar in zijn eigen bubbel zit en alleen bevestigd wordt in de eigen mening? Dan zal je in dezelfde bubbel zitten als ik. Zou het komen doordat we allemaal hard werken en weinig tijd hebben om te reflecteren? Is het de schreeuw om aandacht van de (sociale) media die gemakkelijker onze aandacht krijgt als die ons bevestigt in onze boosheid, onrust, behoefte? Dat zou kunnen: met meer zenders, online platforms etcetera blijft er per medium minder aandacht over.

Toch is er iets meer aan de hand dan alleen de media. Hoogopgeleiden trouwen met hoog opgeleiden, laag opgeleiden met laag opgeleiden, mensen met een Turkse achtergrond trouwen met mensen met een Turkse achtergrond. Dat kan je van een afstand vervelend vinden, maar als het om jezelf gaat is het vrij logisch. Het is prettig te leven met de mensen die dezelfde normen hanteren als jij. We kennen de bible belt waar mensen met hetzelfde geloof bij elkaar wonen normen en waarden delen. Dat is makkelijk te accepteren omdat het gaat om hard werkende mensen die zorgen voor de gemeenschap en historisch geworteld zijn in Nederland. 

Geen smeltkroes van culturen
Nu lijkt het alsof de steden een smeltkroes zijn van culturen waarbij alleen als de wijken snel veranderen gemopperd wordt op nieuwkomers. Maar ondertussen zie je dat het geen smeltkroes wordt maar een salade (zoals Adjiedj Bakas het noemt). Het mengt niet. In de centra vind je pied a terres van mensen die genieten van het culturele aanbod, daarbuiten vind je meer jonge gezinnen in kindvriendelijke nieuwbouwwijken en woonerven, verder wonen senioren liever niet bij singles en homostellen die juist genieten van veel uitgaan en geen kindvriendelijke wijken willen. De bubbels zijn niet alleen internetbubbels. Internet versterkt het wel.

In onze wijk vervult het islamitisch cultureel centrum een belangrijke rol voor de mensen die twee straten verder wonen. De aanwezigheid van dat centrum maakt de buurt aantrekkelijker voor geloofsgenoten om bij elkaar te wonen. In Leidsche Rijn was Denk groter dan de PvdA bij de laatste verkiezingen

Maar in de twee straatjes waar ik woon is het ook niet erg gemengd. Daar wonen vooral witte Nederlanders die elkaar hebben gevonden op duurzaamheid en elkaar ontmoeten in het gezamenlijk onderhouden groen. Veel lezers van Trouw, veel Groenlinks en PvdA stemmers, weinig Denk-stemmers. 

Redelijk pluralisme
Dat alles gaat verder dan via internet gesterkt worden in je mening. Het vraagt om overkoepelende Nederlandse normen. Het redelijk pluralisme zou je het kunnen noemen. De bereidheid te wonen in een land waar we sociale en culturele groepen naast elkaar laten bestaan, maar wel in alle redelijkheid die je van iedereen vraagt. Bereid zijn te zoeken waarin je overeenstemt, niet meteen veroordelen, maar laten uitspreken en zoeken naar de gemeenschappelijke basis. Je accepteert dat er verschillende normen en waarden zijn, maar vraagt van iedereen redelijkheid. Zolang je je houdt aan bepaalde basisrechten en wederkerigheid, mag je mee doen.

Starten bij de mensen in plaats van bij de ideologie
Die overkoepelende normen zijn er eigenlijk nog niet. Ik heb het dan niet alleen over de orthodoxe moslims die de Nederlandse samenleving niet accepteren. Het debat gaat maar al te vaak over anderen die zich moeten aanpassen. Toen een Syrisch gezin bij onze buurt een optreden verzorgde om iets terug te doen voor de steun die ze van mensen uit de buurt hadden gekregen vertelde de vader van het gezin zijn droom. Hij wilde graag dat zijn kinderen konden studeren, dat hij veilig kon zijn met zijn gezin. Zo verschillend was dat niet van de droom van alle vaders in Nederland.

Zoeken naar alledaagse integratie
Ik zeg niet dat alle mensen hetzelfde zijn. Maar het zoeken naar redelijk pluralisme moet niet ideologisch starten, met accepteren van Joods-Christelijke normen en waarden. Het zou het best kunnen starten bij de alledaagse behoeften en problemen in plaats van concentreren op al dan niet streng Islamitische groepen. Dan blijkt dat mensen ook wel weer op elkaar lijken. Ze denken over het opvoeden van hun kinderen, rekeningen betalen, jezelf en je kinderen voorbereiden op de toekomst. Zie je dat, dan zal ook de bereidheid groeien om naar elkaar te luisteren en een gemeenschappelijke basis te vinden. 
We moeten wel.


dinsdag 10 juli 2018

Waarom houden landen zich niet aan afspraken?


Een gewaardeerd lezer van deze blog wees mij op het verschijnsel dat afspraken veel te gemakkelijk terzijde worden geschoven. Daar heeft hij een goed punt. Als je geen afspraken kunt maken met elkaar, waar moet je dan je samenwerking op baseren? Hoe staat het met het vertrouwen in de politiek als afspraken zomaar terzijde geschoven kunnen worden?

In reactie op mijn blog over de 2% voor defensie schreef hij:  ik mis toch je uitleg waarom wij ooit de alles overstijgende afspraak over 2% van het BBP maakten. Die afspraak moet leidend zijn bij onze begrotingen en onze uitgaven”. En ben je het niet eens met de afspraken dan begin je niet om je er niet aan te houden. “Dan ga je toch met argumenten terug naar de onderhandelingstafel? Bedrijven doen dat, fatsoenlijke burgers ook, maar overheden kennelijk niet. Die leven bij de waan van de dag. Voor fatsoen, perspectief en visie moet u bij het volgende loket zijn!”. En zo staat de onbetrouwbare politiek te kijk, want je verliest het vertrouwen als je niet weet waar je van op aan kunt.

En zo is het.

Kun je nog afspraken maken?
Toch blijft het schuren. Het lijkt wel of je gewoon niets meer kunt afspreken. Denk aan de afspraken over de maximale schuld van de Eurolanden: dat andere landen zich er niet aan houden leidt hier in Nederland tot woede. Of denk aan het Vluchtelingenverdrag van 1951 dat bepaalt dat vluchtelingen en asielzoekers niet mogen worden teruggestuurd.

Als het landen uitkomt houden ze zich even niet aan afspraken. De VS niet aan het vluchtelingenverdrag (vrijwel geen enkel land houdt zich hier nog aan), Italië en Griekenland niet aan het verdrag van Maastricht om de schuld niet te hoog te laten oplopen, vrijwel geen land hield zich aan het maximaal afgesproken percentage van 3% begrotingstekort (De ophef daarover verdween toen Duitsland en Frankrijk zich er ook niet aan hielden). Duitsland houdt zich niet aan het verdrag van Dublin om het EU-land waar een vluchteling de Europese Unie binnenkomt verantwoordelijk te stellen voor de registratie van de betrokkene en de behandeling van de asielaanvraag (Italië en Griekenland ook niet, want die kunnen dat helemaal niet aan).  De VS legt handelsgeschillen niet meer voor aan een arbitragecommissie van de WTO, maar start een handelsoorlog. En als we het dan over vertrouwen hebben, de eigen kiezers zijn vaak dolblij als die politici de afspraken niet nakomen. 

Wat is er met afspraken aan de hand?
Daarom vraag ik mij af of het niet breder speelt. 

In onze buurt is de afspraak gemaakt dat er geen hoge heggen of schuttingen geplaatst worden, er schijnt zelfs een maximale hoogte te zijn afgesproken. Die afspraak was gemaakt om je niet af te sluiten van je buren. Op het moment dat mensen een schutting plaatsen of een te hoge heg hebben, wijzen er wel eens buren op de afspraak. 

Dat heeft in de praktijk echter totaal geen zin. Het idee van "afspraak is afspraak" is onpersoonlijk, ver weg, en is gemaakt door anderen. Het roepen “afspraak is afspraak” heeft geen zin als de afspraak nog bekend is, maar het doel uit zicht. Je zou zelfs kunnen stellen dat het streven naar individuele vooruitgang en niet meer denken aan wat het voor de ander doet, een aanzet geeft tot zo’n afspraak is afspraak-houding, zonder te kijken waarom mensen, organisaties, staten zich niet houden aan een afspraak. Die houding zit samenwerking in de weg, niet het gegeven dat iemand zich ergens een keer niet aan houdt. 

Trump geeft vaak genoeg aan dat een afspraak gewoon een verkeerde afspraak was in het nadeel van de VS. En als het ons uitkomt, roepen wij in nettere woorden hetzelfde. Maar hoe komen we er vervolgens samen uit?

Als je met elkaar verder wil komen moet je terug naar het doel van de afspraken. We zijn allemaal geneigd meetbare afspraken te maken omdat die makkelijk controleerbaar zijn. Maar als het er op aan komt spreekt - zeker in een beweeglijke democratie - dat meetbare doel helemaal niet aan. Uiteindelijk blijkt de werkelijkheid ingewikkelder. Zoals toen de 3% begrotingstekorten in vrijwel alle eurolanden opkwamen en een keur van economen klaar stond om te vertellen dat die 3% - afspraak niet deugde in tijden van economische crisis. Afspraken zijn uiteindelijk gemaakt om samen beter van te worden. 

En de NAVO dan?
Voor wat betreft de NAVO liggen de afspraken overigens iets anders. Tijdens de NAVO-top in 2014 hebben de bondgenoten afgesproken (1) de trend van dalende defensie-uitgaven te keren, (2) te trachten de uitgaven in reële termen te laten stijgen naarmate hun BBP groeit en (3) zich in te spannen om de komende tien jaar (2014–2024) hun defensie-uitgaven in de richting van twee procent van het BBP te bewegen.

Ik blijf er bij: dat is misschien een domme afspraak. Zo is Engeland aan de slag gegaan om allerlei uitgaven van diverse departementen alsnog onder Defensie te brengen en weet Griekenland de afspraak na te komen door enorme uitgaven aan pensioenen (en een door crisis dramatisch verlaagde BBP). Als wij onze pensioenen slechter hadden geregeld zouden wij bij Defensie ook meer uitgeven aan pensioenen zonder dat de veiligheid daarmee verbeterde. Breng vervolgens de AIVD over naar Defensie en het bedrag dat we aan Defensie uitgeven stijgt verder! Maar goed, de afspraak is je richting de twee procent te bewegen. Dat is ook omdat de VS gelijk heeft dat we in Europa onze eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en dat de defensie op orde komt. Daar houdt Nederland zich aan.  

Terug naar het doel
Toch zou het beter zijn om vaker terug te gaan naar het doel van de afspraken. In deze tijd van beweeglijke politiek is het belangrijk om een langere termijn in de gaten te houden. Waar wil je heen? In plaats van welke meetbare norm heb je gehaald? Dat terug naar het doel zou goed zijn voor de verdediging van de NAVO-landen, de vluchtelingencrisis en het vertrouwen in de euro. In onze buurt is het bij afspraken onontbeerlijk.

maandag 9 juli 2018

Wat is nodig voor defensie?

Nederland haalt de 2% norm van de NAVO-lidstaten niet. Het gaat er blijkbaar om dat een land pas klaar is om zichzelf en de partners te verdedigen als er 2 procent van het bruto binnenlands product (BBP) besteed wordt aan defensie. Dat is een rare norm. We stellen ook niet dat we 5,2% van het BBP aan onderwijs moeten besteden. Dat is overigens minder dat de Scandinavische landen, maar meer dan de VS.

De 2% norm houdt in dat als je bruto binnenlands product groeit, de kosten om je te verdedigen omhoog gaan. Is dat zo?

In Nederland was bijvoorbeeld in 2009 het BBP per hoofd van de bevolking 48.222 dollar, in de VS 46.381, bijna 4% meer dan dat van de VS, maar veel en veel meer dan Rusland.

Laten we dan eens kijken naar Rusland. Rusland besteedt een ontzagwekkend 3,5% van het BBP aan defensie. Dat is per hoofd van de bevolking (BBP 8694) 304,29. Nederland besteedt als ze 1,4% van het BBP besteedt aan defensie per hoofd van de bevolking ruim twee keer zoveel geld aan defensie als de Russen.

Welke maat moet je nemen?
Natuurlijk is dat een verkeerde manier van kijken. Maar wat is wel de goede manier? De oorlogsvoering is nogal veranderd sinds de eerste NAVO afspraken werden gemaakt. Cyber war en terrorisme zijn de nieuwe bedreigingen. Wat kost het dan om je land goed te verdedigen? Dat kun je in alle stukken van defensie niet vinden.

Per km2
Het zal niet om een bedrag per km2 gaan, want dan krijgen we de indruk dat Nederland de hoogste uitgaven per vierkante kilometer hebben. Nederland geeft dan per km2 304 duizend uit, terwijl de VS niet verder komt dan 67 duizend. Rusland komt niet verder dan 3,5 duizend per km2. China geeft per km2 10.294 uit, Nederland 30 keer zoveel, hoewel ik mijn vraagtekens heb bij de Chinese cijfers rond de uitgaven. (Cijfers over uitgaven hier)

Per inwoner
Nederland geeft per inwoner inderdaad minder uit dan de VS (739 tegenover 2030) maar fors meer dan de Russen (739 tegenover 429) en zeker meer dan China (739 tegenover 71).

Blijft de vraag waarom die 2%? In de stukken die ik bestudeerde vond ik nergens een duidelijke reden. In de vraag waarom Defensie meer geld nodig heeft, zag ik vooral de manier van werken gelijk blijven als in de jaren vijftig. Is het omdat de Russen ons gaan aanvallen? Aanvallen kost veel meer geld dan verdedigen, dus de cijfers zijn dan ineens onvergelijkbaar geworden.

Wat krijgen we voor ons geld?
Wat kost een vliegende interventiemacht vergeleken met een systeem van luchtafweer? Welke grootte moet onze maritieme defensie hebben? Hoeveel kost de landmacht voor welke taken? Bij onderwijs wordt stevig gediscussieerd over einddoelen: wat moeten leerlingen kunnen. Of over hoeveel leerlingen mogen er uitvallen. Maar bij defensie zie je dat eigenlijk niet. Als je in een oefening een Harpoon-raket afschiet ben je een half miljoen kwijt. Daarvan werden er in 2016 bij een oefening 9 afgeschoten. Je kunt het terugvinden op de site van Defensie  Met enige trots ging er dus 4,5 miljoen tegenaan. Ik begrijp best dat je, als je dergelijke raketten hebt, moet oefenen. Noord Korea doet dat ook.

Wat is nodig om de NAVO te verdedigen?
Toch blijft bij mij de vraag hoeveel er nodig is om de NAVO-landen te verdedigen. Is dat 2% van het BBP? Is dat 67 duizend per km2? Is dat 700 per inwoner? Of is het in vergelijking met anderen en moet Nederland per inwoner èn per km2 meer besteden dan China en Rusland bij elkaar? (wat Nederland nu al haalt). Het zijn allemaal verschillende maten. Toch ligt het voor de hand iets dieper te gaan, te kijken wat je misschien samen met Belgie kan doen aan cyberwar, dat spaart al enorm aan kosten als je dat samen doet. En wat moet Europees? Ook dat maakt veel uit.

Wat krijgen we nu echt voor ons geld?? Wat bepaalt de industrie als het best (wetend dat de bijdrage fors omhoog gaat) en wat zou een onafhankelijke defensiekenner zeggen? Wat hebben we nodig als we onze defensie nu opnieuw zouden opbouwen?

donderdag 14 juni 2018

Dealmaking en de politicus Trump


Nu de voorspelde chaos sinds het aantreden van Trump is uitgebleven is het goed om te kijken wat er goed en wat er niet goed is aan de regeerstijl van Trump. De stijl is heel anders dan we in de westerse wereld gewend zijn. Trump is onvoorspelbaar, gericht op het maken van deals. En hoe negatief je ook kunt zijn over Trump: hij maakt wel wat los. Hij doet bijvoorbeeld wat hij heeft gezegd. Maar hebben de Amerikanen er baat bij?

De deal en de staalindustrie
Dat is zeer de vraag. De mensen uit het midwesten die werken in de staalindustrie kunnen denken dat de bescherming van de staalbedrijven  hen verder helpt. Dat is echter niet zo simpel. Veel van het staal dat de VS importeren komt uit Europa. Daar is geen sprake van dumping, maar van beter op maat produceren om de Chinezen te slim af te zijn. De Amerikaanse autoindustrie gebruikt dat staal en er is niet altijd een goed Amerikaans alternatief. Let wel op! De staalindustrie zelf levert niet veel banen, de verwerking van staal wel. Die industrie heeft er geen baat bij. Hier is overigens sprake van geen deal: de deals die er waren zijn opgezegd in de hoop te kunnen komen tot een betere deal waarbij de partnerlanden de tarieven verlagen. De importheffingen gaan geen positief overall effect laten zien. 

De deal over winsten
De mensen van de beurs en de rijke Amerikanen hebben wel een deal. De verlaging van de belasting was vooral voor hen zeer gunstig. Of de beurs nog door zal groeien is de vraag. In veel gevallen daalde de beurs in het tweede regeringsjaar van een president. Hier was wel  sprake van een deal met de senaat. De deal is gesloten op kosten van de belastingbetalers of de mensen die het moeten hebben van de Amerikaanse overheid. De werkloosheid is inderdaad erg laag, maar dat is een soort Keynesiaanse stimulering op kosten van de overheid. Stimulering is te bespreken, maar alleen als dat echt nodig is. Het tekort loopt nu fors op terwijl er sprake is van economische voorspoed. Het positieve effect komt terecht bij de rijksten. Tja, als je dat wilde is dat een zichtbaar resultaat. Maar er zijn bedrijven die hun geld terughaalden naar de VS. Dat was wel een mooi resultaat voor de VS.

De deal met Noord-Korea
Met Noord Korea is er ook geen deal, alleen de fire and fury die dreigde is voorlopig van tafel (wie hadden dat ook alweer ingezet? O, ja, de twee dealmakers). Qua gezag is de non deal een opsteker voor Noord Korea. Het is goed mogelijk dat de economische boycot die niet leek te werken gestopt wordt. De legeroefeningen van de VS gaan stoppen, dat is in het voordeel van de belastingbetaler. Al met al is hier weinig over te zeggen. We zouden ons wel af moeten vragen of doorgaan op de oude weg beter was dan deze deal van Trump.

Besturen van een land is wat anders dan deals sluiten
Maar wat doe ik nu? Ik ga mee in de beoordeling van politici op de deals die ze sluiten! De vraag is niet of de Amerikanen baat hebben bij deals, maar of de regering van Trump welvaart en welzijn verhoogt, to live long and prosper. Want dat is het doel, niet het sluiten van deals!  Politiek gaat eigenlijk over verdeling van schaarste en het besturen van een land, zodanig dat groepen in vrede en welvaart met elkaar samen kunnen leven. Politiek gaat ook over het beslechten van verschillen van mening die voldoende ernstig zijn om een sociaal conflict te veroorzaken. Dan helpt de onvoorspelbaarheid van Trump niet.

Besturen moeten niet onvoorspelbaar zijn!
Onvoorspelbaarheid is leuk als je een deal wilt afdwingen van een ander, maar is op allerlei manieren slecht voor het bestuur van een land. Voorspelbaarheid wekt vertrouwen en vertrouwen is het cement om samen te leven. Centrale banken doen hun best om voorspelbaar te zijn omdat de economie er baat bij heeft. Onvoorspelbaarheid betekent niet dat je nooit verandert, maar dat je probeert die veranderingen voorspelbaar te maken zodat partijen zich er op kunnen voorbereiden. Zo kun je gewenst gedrag stimuleren. Onvoorspelbare ouders zijn bijvoorbeeld heel slechte opvoeders en onvoorspelbare landen zijn economisch zwak. Trump doet weliswaar wat hij heeft gezegd (deals maken, immigranten aan de grens geen visa geven, importtarieven verhogen), maar dat is wat anders dan economische voorspoed brengen, de komst van illegalen stoppen: doen wat je zegt is heel wat anders dan het resultaat krijgen dat je belooft.

De Trump-stemmers zijn niet beter af
De boze witte mannen die op Trump stemden hadden een punt, ze leefden korter, waren vaker verslaafd en hadden slechtere economische vooruitzichten dan de niet-Trump-stemmers. Dat is nog steeds zo. Schofferen van je medestanders zoals bij de G7 lijkt een leuk staaltje van zelfvertrouwen van Trump, maar krijgt uiteindelijk nare gevolgen. Die gaan misschien wel het eerst zichtbaar worden in het midwesten bij de Trumpstemmers.


woensdag 16 mei 2018

Hype van zelfredzaamheid


Onderzoeksbureau Gartner probeert bedrijven elk jaar inzicht te geven in nieuwe technologieën en toepassingen en wat die gaan betekenen. Want je hoort wel van alles, maar soms is een nieuwe ontwikkeling een hype (hoge, overtrokken verwachtingen), soms is het een onderliggende stevige trend met enorme impact die juist onderschat wordt. Zo'n inschatting kunnen we ook maken van zelfredzaamheid. 

Er zit namelijk een systeem in. Eerst is men overmatig enthousiast en alles zal gaan veranderen, de praktische problemen worden vergeten. Daarna daalt het enthousiasme en ziet iedereen alleen maar problemen. Vóór dat moment moet je als belegger je aandelen hebben verkocht! Een portefeuillemanager van Robeco schreef er pas over en dacht bracht mij op een idee. Hoe zit het met de hypecycle van de zelfredzaamheid?

Participatiesamenleving
In 2013 sprak koning Willem Alexander over de participatiesamenleving. Hij gaf aan “dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving”. Dat was ook goed, en gaf een enorme vlucht om na te denken over wat mensen zelf kunnen doen en hoe de resultaten beter worden als mensen zelf meedenken aan oplossingen voor hun problemen. Inmiddels zitten we in 2018. De grenzen van de zelfredzaamheid kwamen steeds duidelijker naar voren. Inmiddels is het begrip geen hype meer. In de hypecyclus zitten we inmiddels wat verder.

Hype van participatie
Wat zei nu de Robeco belegger? De eerste fase is erg risicovol (innovation trigger). Er kan veel verdiend worden, maar de risico's zijn ook groot omdat er nog veel niet is uitgeprobeerd en dus ook veel zal mislukken. In die tijd werd de Wmo overgeheveld naar de gemeente. De gemeente kon beter afwegen welke zorg nodig was. Ook het begeleiden van jonggehandicapten naar de arbeidsmarkt kon beter in de gemeente aangepakt en het idee was dat mensen veel meer zelf kunnen. 

Daarna volgt de fase van de peak of inflated expectations. Dat was misschien wel het moment van 2013, iedereen kon eerst zelf veel doen! Gemeenten rekenden zich rijk en aan de Wmo werd veel te weinig geld toegerekend. Ook de participatie van arbeidsgehandicapten en de mogelijkheden van de wet werk en bijstand werd overschat. De sociale werkplaatsen leken ook zomaar weg te kunnen. De hype leek voor alles een oplossing te hebben, maar de praktijk zou lastig blijken.  Dit was het moment dat de Robeco analist aangaf als het moment dat je niet je geld moet steken in deze ontwikkeling. 

Trough of disillusionment 
Heel veel mensen kunnen niet eens een keukentafelgesprek voeren over wat ze wel en niet kunnen. Er moet extra geld naar de Wmo,  Veel jonggehandicapten komen niet aan de bak buiten de sociale werkplaatsen. Tienduizenden jonggehandicapten zitten momenteel thuis zonder werk en inkomen. Hun aantal is snel gestegen sinds de verantwoordelijkheid voor jonggehandicapten bij de gemeenten is neergelegd 

Nu gaat de echte kracht blijken van zelfredzaamheid
Na de instorting komt het moment om er als belegger in te stappen. Dat is de "slope of enlightenment" volgens het model van Gartner. Ik zou mij kunnen voorstellen dat dat moment nu is. In de basis is het idee namelijk niet slecht. Als mensen zelf meedenken over de oplossing voor hun probleem, is de kans groter dat de oplossing ook aanslaat. Natuurlijk kan dat niet bij iedereen, maar je zou ook niet meer terug willen naar de tijd dat mensen niet hoeven mee te denken over oplossingen. Nee, het kan niet overal, maar wat een kansen zijn er wel! Ondertussen blijven mensen hangen in hun teleurstelling dat niet alles kan (of hun pessimistische voorspelling dat het hele concept niet klopt). 

Ik hoop dus ook niet dat de Wajong terugkomt en we mensen gewoon een uitkering geven om er van af te zijn. Ik was het wat dat betreft erg eens met Heleen Mees, die stelde "je kunt het als een teken van beschaving zien dat zoveel mensen met een arbeidshandicap thuis zitten, maar ik vind het asociaal." (vlkskrnt 16 mei 2018). 

Nee, niet alles kan, maar vertrouw er op dat er veel meer kan dan nu.  

Over roken bij pasgeborenen en topsalarissen


Het is al heel lang bekend dat roken ook slecht is voor de meerokers. Ook is het bekend dat roken slecht is als je zwanger bent. Toch riep het meeroken en het roken tijdens zwangerschap vroeger minder verontwaardiging op. Het komt er op neer dat als iedereen rookt in het bijzijn van baby’s, de ergernis daarover kleiner is dan over de laatste zondaar die nog rookt. De verontwaardiging is omgekeerd evenredig met de schade die in totaal wordt aangebracht.

Dat zie je ook bij hondenpoep. Als iedereen zijn hond zomaar laat schijten, is de ergernis kleiner dan als de meeste mensen inmiddels netjes met een zakje voor de poep hun hond uitlaten.
Het lijkt alsof mensen de hoop opgeven dat hun ergernis er enigszins toe doet als een verschijnsel breed voorkomt. Een soort zelfbehoud: ik kan mij beter druk maken over andere zaken.

Verandering vraagt verandering in perceptie
Toch is dit een belangrijk gegeven als je iets wilt veranderen. De eerste verandering is het moeilijkst. Waar het op neer komt is dat het gemakkelijker wordt om die ene roker te zien als fout. De perceptie van een roker bij een pasgeborene is volstrekt veranderd.

Vrijwel niemand rookt bij pasgeborenen nog, hoe gek kun je zijn als je dat toch doet?

Of bij andere veranderingen: in de grote stad accepteert vrijwel iedereen homoseksualiteit. Inmiddels is er in brede kring verontwaardiging als mensen dat niet meer als acceptabele seksuele voorkeur accepteren. Ook hier is het gemakkelijk om mensen die dat niet accepteren te zien als fout, vooral als het mensen zijn die je in de dagelijkse omgeving minder vaak tegenkomt. Tegelijk is het niet vreemd dat in kringen waar homoseksualiteit verborgen is en algemeen veroordeeld, de acceptatie door individuen niet gemakkelijk verandert. Dat kun je individuen nauwelijks kwalijk nemen.

Want andersom kun je in een omgeving zitten die iets normaal vindt, wat een grote groep mensen die je nooit spreekt fout vindt. Hier heeft een wet of een rechterlijke uitspraak weinig invloed op de gedachten van mensen. Je kunt dan dat groepje bekrompen noemen, maar dat zullen ze zelf niet zo zien. Ze worden omringd door mensen die er net zo over denken als zij en zullen de anderen eerder zien als decadent of goddeloos.

Hoge inkomensverschillen
Denk aan de 50% stijging van het inkomen van de topman van ING. Er is nu eenmaal een groep mensen die dergelijke hoge inkomens volstrekt normaal vindt. Zij hebben genoeg voorbeelden van mensen die veel meer verdienen dan meneer Hamers. Het is een cultureel afwijkend groepje mensen die dat vindt, maar ze komen elkaar tegen, bevestigen elkaar in hun denken en zijn grote inkomensverschillen volstrekt normaal gaan vinden. Iedereen verdient zoveel, als je minder biedt gaat het bedrijf er aan ten onder. Dat blijkt niet uit onderzoek, eerder is het omgekeerde waar: waar het verschil tussen de top en de rest van het bedrijf kleiner is, presteren bedrijven beter. Maar dat gaat aan de mensen rond de toppen van het bedrijfsleven voorbij.

Misschien sterker: als je in de raad van commissarissen van een groot beursgenoteerd bedrijf wil komen, dan moet aangetoond zijn dat je lang hebt rondgelopen in de kringen van beursgenoteerde bedrijven. Dan zal je het inmiddels volstrekt normaal vinden dat de topman  tot soms wel 100x het bedrag opstrijkt dat een gemiddelde medewerker krijgt. Het is bekrompen, maar iedereen om  je heen is aan die grote verschillen gewend.

Het is dan ook eigenlijk prachtig dat Jeroen van der Veer bij de Tweede Kamer zo eerlijk zei wat hem aan het hart ging. Van der Veer blijft van mening dat de 50 procent salarisverhoging juist was. Dat zou kunnen leiden tot een publiek debat. Maar vervolgens kwam het er niet van en bleef iedereen bij zijn eigen verontwaardiging. Jammer. Want eigenlijk moeten we niet praten over Hamers, maar over alle CEO's.

Iedereen zijn eigen bubbel
Nu iedereen in zijn eigen bubbel kan leven en bevestigd kan worden in zijn meningen blijkt dat feiten er minder toe doen dan we hopen. Vroeger toen we nog verzuiling hadden gingen de toppen van de zuilen met elkaar in overleg. Zij hadden alleen baat bij feiten waar ze het over eens konden worden. Opinies telden niet. En dat eens worden over de feiten heeft ons enorme economische voorspoed gebracht.

Feiten deden er toen toe om te overtuigen.

Terug naar de feiten.
De enige manier om een publiek debat te voeren is terug te gaan naar de feiten. Over sjoemelen met uitkeringen op kosten van werkenden (hier zullen we Jeroen van der Veer snel in mee krijgen), over de noodzaak om van het gas te gaan (hier had Van der Veer vast meer moeite mee), over de acceptatie van homoseksualiteit (hier zullen we de topman van Apple snel in mee krijgen), over klimaatverandering (kijk naar de cijfers van de herverzekeraars en huiver), over de noodzaak om het verschil tussen de gemiddelde verdiener en de topman te verkleinen (het is economisch slim om dat te doen, de best presterendebedrijven betalen hun CEO's relatief minder en uiteindelijk levert het arbeidsrust en maatschappelijk vertrouwen op). 

Het probleem nu is dat de media versnipperd zijn en dat er weinig tijd is om je te verdiepen in de feiten. We zien dus vooral allerlei opinies. Zoals de Engelsen zeggen: opinions are cheap, facts are expensive.

Maar een CEO die meer dan 20 keer de mediaan van de werknemers verdient is als de roker bij een pasgeborene: niet doen.


maandag 14 mei 2018

Complexe afwegingen tussen collectief en individu en de democratie


Met de opkomst van het populisme neemt ook het aantal artikelen over het einde van de democratie toe. Het is eigenlijk al een heel oude discussie die terug gaat op Plato. Geef het volk de kans te besluiten en ze kiezen verkeerd. Iets van wel de lusten, niet de lasten of zoals hij het noemde “Met genot als lokaas jagen zij op domheid”. Maar ja, wat doe je er tegen? Toch maar de elite laten regeren, de aristocratie, zoals Plato wilde? Geen referenda? Terug naar de vertegenwoordigende democratie? Zo worden oplossingen vooral gezocht in de democratie en stemmingen. Daarmee zien we iets over het hoofd.

Rechtsstaat
We hebben al lang iets, maar we negeren het. De oplossing is de rechtsstaat! Eigenlijk is de uitvinding van de rechtsstaat een van de mooiste uitvindingen van de mens. De rechtsstaat beschermt tegen machtsmisbruik: beschermt mensen tegen elkaar, tegen de macht van de staat en brengt het vertrouwen dat mensen (en organisaties) hun afspraken nakomen. 

Anders dan veel mensen denken staat de rechtsstaat niet gelijk aan democratie. Sterker: Fukyama stelt in zijn boek “Political order and political decay” dat de democratie beter functioneert in staten waar eerst een rechtsstaat was (met een betrouwbare bureaucratie) voordat er een democratie kwam. In staten waar democratie ontstond zonder rechtsstaat lag machtsmisbruik veel sneller op de loer. Dat is ook logisch, er zijn maar weinig mensen die macht hebben en er nooit misbruik van maken. Corruptie hoort bij macht zoals pek bij veren en kersen op de taart. Zo zie je ambtenarenapparaten die volgestopt worden met mensen die de politici willen belonen in plaats van mensen die op hun taak worden uitgekozen. Betalen komt later wel, wie dan leeft, die dan zorgt. Dan kun je zeggen dat het foute politici zijn, maar daarmee voorkom je dat mechanisme niet. Voor elke foute politicus staan er tien anderen klaar.

Individuele foute politici? 
Binnen een groep van 150 mensen lukt het nog wel om democratisch te beslissen. Het is niet gemakkelijk, maar het kan wel. Met 50 mensen lukt het veel beter: je kent elkaar, je luistert naar elkaar en je ontwikkelt een gezamenlijk idee van wat eerlijk en rechtvaardig is. Je ziet de pijn van een enkeling die geraakt wordt door een beslissing die goed is voor velen. Je leeft je in elkaar in. Je kent die persoon die de fout in ging en kan iets meer empathie opbrengen, voor je iemand echt verbant. 

Voor een samenleving die groter is dan die 150 zijn mechanismen ontwikkeld die voorkomen dat de enkeling zijn rechten inlevert omdat de meerderheid iets anders wil en zich laat leiden door volksmenners. De rechtsstaat is dan een rem op machtsmisbruik.

We moeten ons dus meer zorgen maken over de rechtsstaat dan over de democratie. De rechtsstaat regelt de afwegingen tussen individu en collectief, is het voordeel van velen het nadeel van die ene waard? Komt die ene wel aan zijn individueel recht? De rechtsstaat regelt ook rechten van verdachten, wie door een twitterstorm over seksueel misbruik getroffen wordt zal blij zijn dat hij in een rechtsstaat leeft. De rechtsstaat kijkt ook naar de mogelijkheid van terugkeer in de samenleving. Terwijl de woede over een misdaad er toe kan leiden dat “het volk” bepaalt niet meer te kijken naar het individu en zijn omstandigheden.  Slachtoffers willen niet nadenken hoe iemand zou kunnen integreren. Wie aangeeft dat een moordenaar die na 18 jaar vrijkomt moet wennen aan zijn terugkeer en moet re-integreren sluit niet goed aan bij die volkswoede, maar kijkt wel naar de gevolgen voor de samenleving. Die rechtsstaat krijgt veel minder aandacht dan de democratie, terwijl onze westerse democratie nu juist kan floreren door de combinatie van democratie en rechtsstaat. 

Dat slachtoffers boos zijn en vergelding eisen is immers van alle tijden. Dat politici dan vervolgens geen afstand meer nemen en rationele reflectie uitschakelen is hen te verwijten. Zij weten beter dan anderen dat de situatie veel ingewikkelder is dan op twitter gesuggereerd wordt. En daar komt de rechtsstaat op die zorgt voor tijd voor reflectie. Wat is er werkelijk gebeurd? Hoe houden we rekening met de verschillende belangen en wat is daar over afgesproken? Dan komt er tijd voor afwegingen die in groepen van 50 mensen ook kunnen: terug naar de feiten, empathie en wijsheid.

Leve de rechtsstaat
Aan die rechtsstaat wordt wel getornd. Denk aan het invoeren van minimumstraffen en het afschaffen van de mogelijkheid tot vervroegde vrijlating. En dat daar aan getornd wordt heeft niet te maken met de essentie van de democratie, maar met machtsmisbruik door vertegenwoordigende politici die er stemmen mee willen winnen.  

Die tijd voor reflectie moeten we koesteren. Betrek de burgers meer bij die rechtsstaat en er komt ruimte voor reflectie en afwegingen in complexe zaken. Ingelote jury's kunnen helpen, jongerenrechtbanken zullen ook helpen en laat de rechters gewoon weer in de buurt recht spreken. Laat mensen weer de degelijkheid van de rechtsstaat zien en ze leren hoe ze complexe afwegingen kunnen maken met aandacht voor individuele rechten. 

De aandacht voor democratie mag niet ten koste gaan van aandacht voor en vertrouwen in de rechtsstaat.


donderdag 3 mei 2018

Mei 1968 en de babyboomgeneratie


Mei 1968 was de kristallisatie van de bevrijding van een generatie. Het is ook een mythe: het was meer een inspiratie voor mensen dan daadwerkelijke revolutie Zou je de biografie schrijven van de generatie babyboomers, dan ziet het verhaal er ineens veel gewoner uit. Dat van een jongeling die ouder wordt en als zeventiger terugkijkt (en louter door aantallen de samenlevingsopbouw mee laat groeien). 

Bevrijding
Je herkent de levensfasen van mensen die opgroeien. De jongere die zich afzet tegen zijn ouders is de mei 1968 revolutie. De twintiger is geïnteresseerd in zichzelf en in persoonlijke groei. Er is een tijd van seksuele bevrijding. De jongeren willen de wereld inrichten, gehoord worden, er is een generatieconflict dat dit keer door de samenleving heen snijdt, louter door de aantallen jongeren. 

Aan het werk
Daarna gaat de generatie inzien dat er geld verdiend moet worden. Er is een crisis in 1978, er komt een nieuwe jonge generatie punkers aan en de nieuwe levensfase van de babyboomers is aandacht voor geld verdienen. Dertigers zijn prestatiegerichte carrièremakers. Ze zijn gericht op geld verdienen, individueel vooruit komen. 

Doorgaan zonder om te kijken
In 1988 krijgen we te maken met veertigers. Veertigers zijn minder gevoelig voor kritiek dan dertigers, ze hebben hun weg gevonden en zien de kritiek daarop minder. Het is de tijd dat de liberalisering start, waarbij mensen niet opletten op de kritiek op de liberalisatie, want voor de maatschappij en het verdienen is het goed. Zo wist de babyboomgeneratie een economische boom in te zetten waarbij de verliezers genegeerd werden. 

Negeren van kritiek
De vijftigers die daarna komen zijn vasthoudend en geloven in de recepten die ze zelf hebben toegepast. Kijk naar het kabinet Kok. Een nieuwe generatie gaat opkomen, maar die is niet zo groot in aantal als de babyboomers. De nieuwe generatie verzet zich net als de babyboomers toen tegen de elite vóór hen. Vrij voorspelbaar is dat de babyboomers nu dus geconfronteerd worden met de nieuwrechtse club.

2018: herwaardering voor traditionele waarden
Maar wat doet de generatie babyboomers? Inmiddels zitten we in 2018. De babyboomers zijn minder energiek en drukken minder hun stempel op de samenleving. Maar zestigers en zeventigers zie je nogal eens hun idealen herontdekken. Nu behoudender, maar opnieuw ideologisch getint, terwijl in de tijd tussen de 'dertig en de vijftig de ideologie een beetje weg is. Dat maakt hen gevoelig voor de opkomst van nieuw rechts, zeker omdat nieuw rechts de geborgenheid van een volk en herstel van traditionele waarden benadrukt. Er is herontdekking van het collectief en de geschiedenis. Plotseling zien ze dat er zo veel veranderd is en er komt een opleving van aandacht voor christelijke waarden. En het grappige is, dat het een waardering is uit nostalgie. Anders dan de jongeren die fanatieker zijn zie je een boek opkomen als van YvonneZonderop: herwaardering voor de christelijke waarden.

Babyboomers blijven de aandacht trekken, zij het wat minder
Kortom, mensen van mijn generatie, na de babyboomers,  ergeren zich aan de blijvende aandacht voor de babyboomers. Er is best veel te zeggen voor herwaardering van de eigen cultuur. Maar het heeft iets navelstaarderigs om steeds terug te komen op die mei 1968 als een kantelpunt, terwijl zonder Parijs de wereld hetzelfde had meegemaakt door de druk van de babyboomers. De energie is er uit, de babyboomers blijven zichzelf centraal stellen, maar de invloed is die van een zeventigjarige, terwijl de wereld verder trekt. 

China, hyperindividualisering en klimaat
Ik zou liever meer aandacht zien voor de grote lijn van opkomende macht van China, terugkeer van sterke mannen, de hyperindividualisering door sociale media, de klimaatverandering en hoe we met die krachten toch een mooie samenleving krijgen en houden met elkaar. 

It will end with a whimper
Maar ik gun het de babyboomers verder, lekker wentelen in de verdiensten (en gevaren) van wat de babyboomers in mei 1968 inzetten. Niet om iets wat in Parijs gebeurde, in het Maagdenhuis in 1969 of in het Kralingse bos in 1970. Maar de jonge generatie van na de oorlog die opgroeide, ging verdienen, (kritische signalen negeerde) en nu de traditionele waarden herontdekt. Geniet er maar van.

En zo eindigt de wereld voor de babyboomers niet met een grote knal, maar met zacht gejank.

This is the way the world ends,
Not with a bang but a whimper

maandag 30 april 2018

De ideale grootte van woningcorporaties


Wat moeten we met al die grote woningcorporaties? Ik kom nog steeds veel woningcorporaties tegen die zich te klein vinden en menen te moeten fuseren. Tegelijk blijkt meestal dat fusies niet de gewenste voordelen opleveren (onderzoek Planbureau leefomgeving) en dat woningcorporaties tussen de 1000 en 5000 woningen efficiënter opereren dan grotere of kleinere (Universiteit Utrecht). Stop met die fusies!

Oergrootte
Je hebt twee soorten verbindingen met mensen. De eerste is de traditionele verbinding met mensen die je kent. In Sapiens beschrijft Harari dat als verbinding die lijkt op die van chimpansees en Neanderthalers. Deze verbinding kan leiden tot groepen van 25 tot maximaal 50 mensen die met elkaar samen een stam vormen. Met meer dan vijftig is de groep meestal niet meer in balans. Door ruzies scheiden de groepen.

Verbindend verhaal
De tweede verbinding is die via een verbindend verhaal. Door dat verhaal hebben mensen iets gemeenschappelijk: ze geloven allemaal in dezelfde god of zijn allemaal fan van de zelfde voetbalclub, om maar eens twee heel verschillende verbindingen aan te geven. Iemand die van het zelfde verhaal is wordt meer vertrouwd, kan een potje bij je breken. Die verbinding via een verhaal maakte dat de homo sapiens op deze wereld overleefde en de Neanderthaler niet.
Die verbinding zorgde voor naties, grote ondernemingen, handel tussen mensen die met elkaar geen persoonlijke verbinding hebben, maar via een gezamenlijke vertrouwde partij tot samenwerking komen. Daardoor kunnen schaalvoordelen behaald worden en kan er efficiënt gewerkt worden. Reclame voor naamsbekendheid, gemakkelijker om financieel risico te nemen, inkoopmacht, macht om de prijs op de markt te dicteren. Prachtig, nooit vergeten, profiteer ervan.

Complexiteitskosten
Er zijn echter ook kosten, complexiteitskosten, doordat er minder persoonlijke verbinding mogelijk is. De organisatie moet geformaliseerd worden, er zijn nieuwe prikkels en nieuwe vormen van straf nodig.

Vergeet dus niet dat de ideale verbinding een kleinere groep is, waarbij mensen die vorm van samenwerking kunnen aangaan die aansluit bij de chimpansees, de Neanderthalers en de eerste homo sapiens: de oergroepen van 25 tot maximaal 50 mensen. Het is zelfs zo dat de meeste mensen niet meer dan 150 verschillende mensen aankunnen. Een legereenheid kan heel goed werken met een compagnie van 100 soldaten met een minimum aan formele discipline, stelt Harari in Sapiens. Kom je boven de 150 mensen dan zijn altijd andere organisatiestructuren, straffen en disciplineringsmaatregelen nodig.

Complexiteitsnadelen groter dan de -voordelen
Bij woningcorporaties zijn sommige voordelen niet relevant. Het maken van reclame of macht om de prijs op de markt te dicteren zijn niet relevant. Het aantrekken van geld is slechts deels relevant. Het nemen van risico’s (denk aan grote bouwprojecten) kan wel opgaan. Het is dan ook net raar dat bij dergelijke organisaties de oergrootte belangrijker is. Mijn stelling is dan ook dat corporaties meer moeten kijken naar die oergrootte van maximaal 50 mensen.

Blijf onder de 50 fte-grens
In een onderzoek naar de kosten van woningcorporaties kwam bijvoorbeeld naar voren dat de kosten van een corporatie per woongelegenheid boven de 5000 woningen toenemen. Tussen de 1000 en 5000 liggen de kosten lager dan bij kleinere of grotere corporaties  (Crooijmans, Leiden fusies tot efficiëntere woningcorporaties? hier). Als je weet dat een corporatie ongeveer een formatieplaats per 100 woningen heeft, zie je dat de efficiëntste corporatie tussen de 10 en 50 formatieplaatsen heeft. Het Coelo kwam zelfs op een ideale omvang van 2500 woningen (hier). Laten we het er dus op houden dat de ideale omvang op maximaal 25 tot 5o mensen ligt.

Ook commerciële bedrijfsleven is gebaat bij de oergrootte
Ook in het commerciële bedrijfsleven blijkt de oergrootte handig. Zo zijn franchiseorganisaties veruit efficiënter dan ondernemingen die niet via franchisenemers werken. Bij een franchise kunnen zelfstandige ondernemers profiteren van gezamenlijke reclame, inkoopmacht en prijsmacht. Ooit had BSO een onderneming voor ontwikkeling van computersystemen een zeer succesvolle manier om te groeien: zodra een vestiging meer dan 50 werknemers had splitste de onderneming. Eckart Wintzen was er de inspirator van. Ook CMG een van de voorgangers van Logica, werkte met een dergelijke filosofie, zij het dat ze een maximum hanteerden van 150 mensen.  

Zou je bij gemeentelijke organisaties niet groter willen worden dan die 150 mensen, dan kom je op een netto ambtelijk apparaat (grofweg de beleidskern, vergunningverlening en de overhead) dat past bij gemeenten van rond de 50.000 inwoners. Dat zijn tevens de gemeenten die beter scoren bij inwoners dan grotere of kleinere gemeenten. Overigens functioneren ook scholen (eigenlijk schoolvestigingen) het beste tot 50 fte en gaat het mis boven de 150. De essentie is dat je de schaal vermenselijkt. 



Blijf onder die 150 fte!
Als je dan groter wilt groeien als woningcorporatie, blijf dan onder die grens van 150 fte en groei niet door fusies. 65 tot 85 procent van de fusies mislukt. De schaalvoordelen die vooraf zijn berekend worden niet bereikt (PBL, hier). Natuurlijk hoeven grote corporaties niet te ontfuseren, maar het werken met vrij zelfstandige vestigingen waar tot 50 mensen werken zou goed kunnen. Denk na over hoe je de schaal hanteerbaar houdt! 

Waarom dan toch groter worden? Crooijmans geeft in haar proefschrift aan dat bestuurders van ondernemingen zich waarschijnlijk laten leiden door hun eigen belang in plaats van het belang van de onderneming en door zelfoverschatting. Misschien in plaats van een oergrootte, een menselijke oerfout. Dat zit blijkbaar ook in mensen, maar laat de samenleving hen behouden voor die fout.