woensdag 26 juni 2013

De i-samenleving

Maandag bezocht ik een bijeenkomst van BZK over de i-samenleving. Het idee was om te kijken naar de verbinding tussen overheid en burger en wat dit betekent voor de informatiearchitectuur. “Het doel van deze avond is te doordenken welke opgaven de i-Samenleving met zich mee brengt voor de vormgeving van de i-Overheid en op welke wijze de minister van BZK hier een bijdrage aan kan leveren”. Maar het ging niet over de i-samenleving.


Eigenlijk is de term i-Samenleving al een probleem. Het gaat om i-samenlevingen.

Tune in op je eigen kanaal
In de jaren tachtig was ik in discotheek Mazzo op een avond waar je de muziek per koptelefoon kon horen. Iedereen kreeg een koptelefoon en op die koptelefoon kon je meerdere kanalen kiezen. De een danste op disco, de volgende op reggae, op pop, en zo waren er diverse smaken. Je kon kijken en zag iemand dansen en kon zien bij welke groep die hoorde. Zo waren er diverse groepen met elk hun eigen voorkeur en ritme. Turn on, tune in, drop out!

Ze waren wel allemaal in een ruimte, maar eigenlijk waren er verschillende feestjes. Zie daar de i-Samenleving. Allemaal turned on, tunend in, maar elk op een ander kanaal.

Tune in op de i-samenleving
De een (Arie) leest geenstijl, haalt filmpjes van Dumpert en kijkt een enkele keer naar WNL. De ander (Bea) leest De Volkskrant, surft naar Joop.nl en kijkt Pauw en Witteman. De volgende (Chris) haalt het nieuws uitsluitend van nu.nl en kijkt naar RTL, maar zit vooral te minecraften. Dat is nog niet zo erg, maar de vrienden van Arie halen hun nieuws ook uitsluitend van Geenstijl, de vrienden van Bea lezen uitsluitend de Volkskrant en de vrienden van Arie kijken allemaal RTL.

Nu terug naar BZK en de i-samenleving. Het kenmerk van de i-samenleving is dat je je eigen vrienden gemakkelijk kunt opzoeken en zo je met elkaar verbinden. Maar het is geen i-samenleving, maar het zijn i-samenlevingen. Je kunt je namelijk niet alleen makkelijk met je vrienden verbinden, je kunt heel gemakkelijk andersdenkenden uit de weg gaan.

Van i-overheid naar i-samenleving
Natuurlijk heeft de overheid dan een rol om rond persoonsidentificatie dingen te regelen, transparantie te bieden om burgers tips te laten geven en goede dienstverlening te organiseren, ook digitaal. Maar dat is de i-overheid. Nu de i-samenleving.
  1. Hoe zorgen we ervoor dat Arie, Bea en Chris met elk hun eigen separate vriendenkring, de overheid nog zien als onze overheid?
  2. Hoe geven Arie, Bea en Chris met elkaar de samenleving vorm? En kan de overheid hen helpen bij elkaar te komen?

Die gezamenlijkheid ontbrak geheel in het debat dat toch moest gaan over de i-samenleving. Natuurlijk was er aandacht voor de doe-democratie, en de verbinding tussen individuele burger en overheid, maar daarbij was geen aandacht voor die verbinding tussen Arie, Bea en Chris. 

De vriendinnen van Bea hebben allang een initiatief genomen (doedemocratie) om les te geven aan asielzoekers. De vrienden van Arie hebben een initiatief genomen (doedemocratie) om een burgerwacht in te stellen en zo die rotjochies uit het asielzoekerscentrum uit de buurt te houden. En in de buurt van Chris gebeurt misschien wel niets, hoogstens zijn ze boos dat de gemeente heeft aangekondigd minder te doen aan het onderhoud van het groen, als ze al buiten komen. Want ze hebben een prachtig kasteel gebouwd op minecraft. (Dorothé is inmiddels met vrienden het buurthuis gaan runnen, daar komen vooral de vrienden van Dorothé)

Hulde voor de initiatieven, ik zie graag meer van die initiatieven, maar: Veel doe, weinig democratie.

Om het nog moeilijker te maken, is de overheid in de i-samenleving niet vooral landelijk georganiseerd. De open standaarden die nodig zijn voor transparantie en goede persoonsidentificatie worden op Europees niveau uiteindelijk vastgesteld, terwijl de gemeente het eerste loket is voor Arie, Bea en Chris.Dat vraagt tegenwoordig van gemeenten bestuurskracht (en dat zou vragen om een grotere schaal (organiseer je werk groot, maar wees lokaal aanwezig).

Alledaagse democratie
Vooral de gemeente maakt zich druk over de alledaagse democratie. Die gemeente merkt dat Arie, Bea en Chris in dezelfde buurt wonen, maar niet gezamenlijk kunnen beslissen. De leefwereld van die drie is totaal gescheiden. En in een democratie probeer je juist belangen te overstijgen, rekening te houden met individuen, niet alleen de meerderheid der stemmen binnen te halen en te doen, maar naar elkaar te luisteren en betere oplossingen te zoeken die met nog meer belangen rekening houden. De essentie is dat de participanten in de alledaagse democratie elkaar kennen, elkaars belangen, sterktes en zwaktes. 

Zonder terug te willen gaan naar kleine gemeenten was het toch wel tekenend dat in mijn workshop iemand van de gemeente Utrecht verzuchtte: die kleine gemeenten hebben het toch wel gemakkelijker om hun burgers te bereiken en met elkaar te laten samenwerken. Daar leven Arie, Bea en Chris minder langs elkaar. Mijn vraag over de plannen van Plasterk voor grotere gemeenten was uiteraard buiten de orde. 

Maar de vraag van de i-samenleving is er wel: hoe houdt de politieke besluitvorming legitimiteit in een wereld waarin Arie, Bea en Chris niet met elkaar praten, een verschillend beeld hebben van de werkelijkheid en  zo samen geen compromissen kunnen sluiten en politieke besluiten kunnen nemen? 

Wat kan de i-overheid betekenen voor de i-samenleving?


P.S. Natuurlijk betekent de i-overheid wel iets voor de compleetheid van informatie bij besluiten (Arie en Bea leveren hun kennis aan), de toegang tot informatie en het meekijken naar foutjes of overdreven uitgaven in begrotingen.

maandag 24 juni 2013

Decentralisatie en bezuinigen: zal dat wel samen kunnen gaan?


Bepaalde uitvindingen komen gemakkelijker op in bepaalde gebieden. Zoals de grote hoeveelheid water in Nederland het makkelijk maakte om de zeilboot en gemalen en dijken te perfectioneren. Waarom zouden we meerdere termen hebben voor verschillende soorten sneeuw hebben, terwijl het hier bijna nooit sneeuwt? Ik vond op wikipedia 22 woorden voor verschillende soorten sneeuw in het Inuit, terwijl de woordenschat van Inuit veel beperkter is dan het Nederlands. In Wassenaar of in de Vogelwijk in Den Haag zul je niet goed beseffen wat het beroep op de eigen kracht van burgers betekent in zwakke buurten.

We kennen de naam Von Richthofen misschien uit Charley Brown (Manfred, de Rode Baron), maar de familie Von Richthofen heeft meer reden om in de geschiedenisboekjes te komen vanwege zijn oom, Ferdinand Von Richthofen. Die heeft interessant werk geschreven over geografie. Van hem schijnt de correlatie-geografie te komen. Deze beschrijft de verbanden en verschijnselen die samen in het gebied voorkomen.

In de ene omgeving krijg je het inzicht, in de andere niet
Je wordt beinvloed, gevormd, gehard, van alles, door je omgeving. Maar daardoor kun je bepaalde kansen of bedreigingen goed zien of juist niet goed zien. 

Een voorbeeld van correlatie-geografie is Pim Fortuyn. Hij woonde in Rotterdam, werkte aan adviezen voor Rotterdam om de stad economisch te verbeteren en wist dus veel van de allochtonenproblemen in Rotterdam. De vraag is of dat hem tot de Pim Fortuyn maakte die iedereen kent. Daarom ga ik meer correlatie-geografisch kijken. Hij woonde in het Palazzo di Pietro op het G.W. Burgerplein 11 te Rotterdam. Dat is een prachtig plein, een soort gouden randje aan een minder goede buurt. Het is vlakbij het Sint Franciscus College, waar 93% van de leerlingen uit een achterstandswijk komt. Ik heb een foto van het huis van Pim en van een straat in de buurt naast elkaar gezet.
Pim's huis
Pim's omgeving


Ik maak mij sterk dat Pim door de plek waar hij woonde goed kon beseffen wat er werkelijk in Rotterdam aan de hand was. Had Pim in Wassenaar gewoond, dan had hij dat niet kunnen begrijpen.

De verbinding tussen elite en kansarmen is dun
Weet onze elite nog wel hoe het in Nederland er aan toe gaat? Weet onze elite wel hoe moeilijk het is om mensen op eigen kracht regie te geven over hun leven via een beroep op het eigen netwerk. Natuurlijk is het prachtig te zien hoe mensen een eigen buurthuis runnen. Ik ben er voor! Ik vind het een mooie uitdaging voor de overheid om ruimte te geven en zo nodig te ondersteunen. Maar niet elke buurt is dezelfde, schreef ik al eerder. Wat in de ene buurt zal lukken is in de andere buurt een enorme kluif, waar je niet geld kunt besparen door het buurthuis in eigen beheer te geven. 
Wil je meer weten? Rijd dan eens wat vaker met de bus in plaats van je auto. Of probeer als ouders iets op te zetten voor de leerlingen op school en kijk of er steeds nieuwe ouders helpen, of op een kleine groep weerbare ouders.

Decentralisatie, bezuinigen en de kracht van het eigen netwerk
De correlatie-geografie zegt dat onze bestuurders niet goed het idee kunnen bevatten dat in sommige buurten een dergelijk beroep op het eigen netwerk niet lukt. Dat zit hem niet eens zozeer in de armoede, maar meer in de stevigheid van de verbindingen tussen de mensen.

Op sociale vraagstukken was Klaas Mulder er somber over (hier/) Hij vreest dat het zelf runnen van buurthuizen het doel gaat worden, terwijl meer greep op het eigen leven veel belangrijker is in de andere onderdelen van de verzorgingsstaat, “te bevechten aan het front van zorg en onderwijs”. Ik deel zijn zorgen, maar ben minder somber, want ik denk dat mensen kunnen leren. De democratische gezindheid en vaardigheden kunnen best geleerd worden. Het zal wel langer duren.

Maar zijn boodschap dat het runnen van je eigen buurthuis echt niet burgerkracht terugbrengt bij de mensen, die deel ik. De omwenteling die ingezet wordt met de vergaande decentralisatie naar gemeenten is een goede zaak. Maar dan moet de gemeente onderscheid maken en geldstromen verleggen naar zwakkere buurten. 

De gedachte dat daarbij makkelijk bezuinigd kan worden, dat zal een dure vergissing blijken.

donderdag 13 juni 2013

In dialoog met klanten, niet met vertegenwoordigers

In dialoog met de stakeholders, zo werd de bijeenkomst van het Verbond van Verzekeraars (verbondsevent) aangekondigd. Dan nodigen de verzekeraars de Consumentenbond, het vno en andere smaakmakers uit. Heeft dat zin?

“Stakeholders, beleidsmakers, verzekeraars en klanten; gezamenlijk gaan we discussiëren, filosoferen én actief nadenken over de toekomst van de verzekeringssector.” En eigenlijk was die start al het probleem.

De klant bestaat al lang niet meer. Of in elk geval wordt hij niet meer vertegenwoordigd door een partij die aangeduid wordt als “stakeholder”

De klant is iemand de zich laat adviseren door familie, vrienden en bekenden”, dat gaf GfK aan. “De klant is iemand die zich laat adviseren door vergelijkingssites”, ook dat gaf GfK aan. De andere categorieën (tussenpersoon, verzekeraar zelf, anderen) vielen weg. Maar met wie praat je dan op zo'n dag dat de dialoog met de stakeholders wordt gevoerd?
Want al die klanten verschillen.
Ik laat mij niet adviseren door mijn familie, die komt namelijk eerder bij mij over financiële zaken. Dus met mij moet je dan niet in dialoog? En iemand die zich voor financiële zaken door mijn broer laat adviseren zit al snel in de gevarenzone, die kan namelijk niet met geld omgaan. Daar kan een verzekeraar dan mee praten, maar voor diegene is een verzekering een product waar je het liefst niet over praat, maar die je wel achteraf de schuld kan geven. Is de klant die independer raadpleegt een zelfde soort klant als degene die kiest voor geencentteveel.nl of vergelijk.nl?

Voorspelbare klanten zijn zeldzamer
Liefst praat het Verbond met de Consumentenbond en Radar, dan heb je partijen die op zijn minst weten waar ze het over hebben. Ze hebben ook interesse in verzekeringen. Maar precies dat is nu zo moeilijk aan de klant van nu.

Vertegenwoordigers vertegenwoordigen de klanten niet
Bernard Wientjes maakte het helemaal dol door te zeggen dat er nu maar eens een keer een laatste debat met de Kamer gevoerd moest worden over de Woekerpolis en er dan over stoppen. Alsof dat nog zo werkt: overtuig de Kamer en je hebt alle kiezers overtuigd.  Het ging er uiteraard in als koek bij de verzekeraars. Net als het gegeven dat de meeste klanten een 7 geven voor het vertrouwen in de verzekeraar. Maar Wientjes zet de verzekeraars wel op het verkeerde been! 

De werkelijkheid is moeilijker in cijfers te vangen dan vroeger. Marco Keim van Aegon begon de bijeenkomst met een verwijzing naar het gezegde 'Vertrouwen komt te voet, maar gaat te paard' dat is inmiddels eerder iets als 'Vertrouwen komt per rollator, maar gaat per Porsche'. Dat geeft aan hoe moeilijk het is voor bedrijven die juist vertrouwen willen bieden.

Uitdaging: dialoog met ongeinteresseerde beweeglijke klanten
De huidige tijd geeft veel onzekerheid. En hoewel verzekeraars zekerheid bieden voor mensen met onzekerheid, kunnen verzekeraars zelf slecht omgaan met onzekerheid. Nee, dan liever cijfers, kki's, de Tweede Kamer Radar en de Consumentenbond: niet altijd positief, maar je weet in elk geval wat je hebt.  Toch is dat de uitdaging: de dialoog aangaan met grillige en niet in verzekeringen geïnteresseerde klanten.

woensdag 5 juni 2013

Solidariteit vraagt wederkerigheid

Neem een werkloze en steun hem met een uitkering. Hoe solidair is de huidige samenleving nog als die steun niet meer te betalen is? Hoe zal iemand in de toekomst zorg ontvangen als de overheid dat niet meer kan betalen?  Nederland groeit naar een maatschappij waarin mensen minder beroep doen op overheidsvoorzieningen en meer terugvallen op onderlinge redzaamheid. Hoe behouden we daar de solidariteit bij?

De Raad voor maatschappelijke ontwikkeling heeft zich terecht gebogen over de toekomst van de solidariteit. “De organisatie van solidariteit zal in de toekomst meer bij mensen zelf komen te liggen. Solidariteit wordt daarmee dynamischer en minder gestold in beleid, waardoor de waarde ervan weer zichtbaar en doorleefd wordt." Het advies bekijkt de anonimisering van solidariteit doordat de solidariteit meer en meer wordt afgedwongen door een verzorgingsstaat. Nu blijkt dat de verzorgingsstaat niet te betalen is en mensen meer zelf moeten gaan doen kijkt de RMO naar solidariteit.

Advies slaat de plank mis ondanks goede theoretische basis
Ik las het met veel interesse en herkende veel. Maar waar gaat het advies heen? Solidariteit zal in de toekomst tot stand komen door voortdurende en wisselende afwegingen omtrent identiteit (met wie ben ik solidair?), belangen (wat heb ik aan solidariteit?), kennis (hoeveel risico’s wil ik delen op basis van wat ik van de ander en van mijzelf weet?) en organisatie (leggen we de uitvoering in handen van de samenleving of van de overheid?). Hm, tja.

De RMO gaat terug naar denkers over solidariteit met name De Tocqueville en het welbegrepen eigenbelang: “Mensen ontwikkelen welbegrepen eigenbelang alleen als ze op kleine schaal gezamenlijke problemen gezamenlijk oplossen”. Daarom is het belangrijk dat mensen zicht houden op de verbinding tussen het eigen belang en het publieke belang.

Het idee is dan dat de mensen weer zicht krijgen op welbegrepen eigenbelang, doordat ze meer zelf moeten gaan verzorgen. “Welbegrepen eigenbelang en solidariteit als waarde komen het beste tot uiting in directe vormen van solidariteit, zonder tussenkomst van de overheid.” is dan ook een quote. Meer eigen kracht dus als een soort opleiding voor behoud van draagvlak voor de verzorgingssamenleving.

RMO blijft steken in het kijken naar de betalers
Maar hoe zit het dan met de mensen die uitgesloten dreigen worden? (denk aan mijn blog “De wij-samenleving, maar hoe zit het dan met hulllie”) Daar blijft de RMO steken, hoe sympathiek dat ook is ingezet.

Wat me opvalt is dat het advies steeds alleen de betaler in beeld houdt. De betaler van de verzorgingsstaat moet overtuigd worden van het welbegrepen eigenbelang om de solidariteit te behouden. Daar ben ik het mee eens. Maar het zal niet helpen!

Hoe spoort dat met het pleidooi om tegelijk een soort anonimiteit te behouden om te voorkomen dat de betaler ineens afhaakt als iemand hem niet aanstaat? John Rawls wordt erbij gehaald. Die wordt als hulpstuk gebruikt om te laten zien dat een bepaalde mate van anonimisering past bij solidariteit. In mijn woorden: “Het is die hufter die hulp krijgt, maar dat doen we toch omdat we vinden dat we zelf ook in zo'n situatie hadden kunnen komen.

Het lijkt alsof de RMO erg bezig is met de solidariteit van de samenleving met losers. De angst bestaat dat de samenleving die uitsluit. Dat mag niet gebeuren. Om dat niet te laten gebeuren worden die losers anoniem gehouden. Dan behoud je solidariteit met de zigeuner door niet te laten weten dat het om een zigeuner gaat.

Wederkerigheid in solidariteit volledig genegeerd
Dat ligt toch iets ingewikkelder. Dan kom ik op het begrip “wederkerigheid”. Mij valt op dat dat begrip vrijwel niet in de publicatie voorkomt. “Met een simpel moreel appel van de overheid tot wederkerigheid of tot ‘een behoud van solidariteit’ komen we er niet.” De RMO legt wederkerigheid meer uit in de sfeer van 'je geniet van de voordelen van de publieke zaak, dan moet je je ook inzetten voor de publieke zaak'. Maar dat is de wederkerigheid niet! 

Wederkerigheid is de onderlinge verplichting binnen een relatie om een gift te beantwoorden met een tegengift. Maar als de gift een bepaalde vorm van zorg is, is de wederkerigheid niet om bereid zijn te betalen zodra je beter bent, of je in te zetten voor de gemeenteraad of een andere functie in de publieke ruimte.

Uit diverse onderzoeken blijkt dat de samenleving een heel andere vorm van wederkerigheid vraagt. Als je geniet van de betaling van je zorg, heb je de plicht die betaling zo laag mogelijk te laten zijn. Als je een uitkering hebt, moet je wel je best doen daar weer uit te komen. Als je een longziekte hebt, mogen we verwachten dat je stopt met roken. Krijg je medicatie, houd je daar dan ook aan. Dan maakt het inderdaad niet uit welke persoon de steun krijgt, maar wel of diegene alleen profiteert of het zijne doet om die steun binnen de perken te houden. 

Over die wederkerigheid horen we niets. Dat is een gemiste kans.